4 mrt 2024

Johan Depoortere – Luisteren naar “de mensen”

“We hebben niet genoeg geluisterd,” zei de Nederlandse liberale kopvrouw Dilan Yesilgõz na haar verpletterende verkiezingsnederlaag. Toch had ze in de campagne beweerd: ”Ik hoor je, ik zie je, ik sta aan jouw kant.” Recent schreef Dominique Willaert het boek “Niet alles maar veel begint bij luisteren”. Hij trok met fotografe Yasmina Besseghir maandenlang door de Denderstreek, de hotspot van extreemrechts, vaak ook “marginale driehoek,” of “culturele pechstrook tegen de taalgrens” genoemd. Benamingen die veel zeggen over de manier waarop weldenkend Vlaanderen – van links tot rechts – dit deel van de bevolking heeft afgeschreven: verloren voor de samenleving, onverbeterbare racisten of zelfs fascisten.

Johan Depoortere was tussen 1971 en 2008 een BRT/VRTjournalist. Hij maakte reportages in binnenen buitenland met vooral belangstelling voor het Midden- Oosten en Noord- en Zuid Amerika. Hij was correspondent in Moskou tijdens de woelige Jeltsin-jaren (1995-2000) en was vervolgens buitenlandverslaggever in Washington tijdens de Bush-jaren.

Willaert is mild voor de Belang-kiezer, zijn gesprekspartner die vaak niet vies is van walgelijke racistische uitspraken, maar hard voor de leiders zoals het lokale boegbeeld van het Belang en kandidaat-burgemeester van Ninove Guy D’haeseleer. Racisme is niet aangeboren – het wordt de mensen ingelepeld door d’Haeseleer en de leidende figuren van het Belang die op uitgekiende wijze de harten en de geesten veroveren. De vraag is: hoe slagen ze daarin?

Zoals elders is in de Denderstreek met de Volkshuizen ook de cultuur van het “politieke dienstbetoon” verdwenen. Die was nergens zo levendig als daar. Denk aan de legendarische “Tante Post” de CVP-politica Paula D’hondt, die voor menig inwoner van de Denderstreek een “postje” bezorgde bij – jawel – De Post. Het Volkshuis in Ninove was, behalve café en ontmoetingsplaats, ook het centrum van een rijk verenigingsleven. Ernaast was een voedingswinkel van de socialistische coöperatie COOP, een bakkerij en een vergader-en vormingslokaal van het ABVV. Het café diende als vergaderplek voor de fanfare, de turnclub, biljartclub, minivoetbalclub en de toneelvereniging. Nu worden zelfs de kantoren van het ABVV in de Denderstreek gesloten en de dienstverlening afgebouwd net op een moment dat de ongelijkheid toeneemt en de bestaanszekerheid, ook van wie werkt, onder druk staat.

Een hele sociale infrastructuur is verdwenen en Vlaams Belang is in het gat gesprongen. In plaats van het Volkshuis kwam het Vlaams Huis. D’Haeseleer, die namens het Belang in het Vlaams parlement zit, houdt er “zitdagen” en luistert naar de grote en kleine problemen van zijn kiezers. D’Haeseleer combineert met succes traditie en moderne campagnevoering. Hij houdt er al jaren een meerdaags “Breughelfestijn”, dat telkens meer dan tweeduizend Ninovieters weet te lokken. “Wie wil deelnemen, stuurt via Facebook of sms een berichtje, en nog dezelfde week krijgen de mensen hun kaarten aan huis geleverd.” Het bezorgt de extreemrechtse partij een schat aan persoonlijke gegevens die goud waard zijn voor de verkiezingscampagne. Potentiële kiezers krijgen gepersonaliseerde berichten en verjaardagswensen. Het is maar één voorbeeld van de slimme manier waarop de partij gebruik maakt van de sociale media.

Het politieke dienstbetoon van het Vlaams Belang bestaat in de Denderstreek – zo schrijft Willaert – “uit een bedrieglijke eenvoud.” Met posts en filmpjes op Facebook “etaleert (de partij) haar grote hart voor en sterke betrokkenheid met dierenwelzijn, en met het personeel van de kinderdagverblijven. (…) Wie een filmpje van het Vlaams Belang over dierenwelzijn aanklikt, krijgt even later een filmpje gesuggereerd waarin voorzitter Tom Van Grieken landbouwer Christophe bezoekt en het opneemt voor onze Vlaamse boeren. Zo kom je in een algortimische omgeving terecht die je langzaam naar de extremere en radicalere standpunten van het Vlaams Belang zuigt.”

Het wordt weleens vergeten, maar “onze mensen”, dat zijn ook recente en minder recente migranten, mensen met een andere taal of huidskleur, mensen van diverse origine. Ze zijn talrijk aanwezig in de Denderstreek en ze hebben het niet onder de markt. Voor velen is het de tweede of de derde keer het proces van cultuurschok en integratie. Ze spreken twee of drie talen, maar toch vormt de taal een barrière. Neem de Congolezen die uit Nederland komen, zoals Tachini, die op zijn vijftiende in Aalst terechtkwam. Zijn ouders waren van Kinshasha, en hij was via Duitsland in Dokkum aanbeland, “in het verre en koude Friesland.” Om dichter bij de Congolese gemeenschap in Matonge (Brussel) te wonen, kwam hij naar Aalst, waar Tachini tot zijn verbijstering ontdekte dat zijn Hollandse accent niet begrepen en niet gewaardeerd werd. Tachini kreeg te maken met een “koude ontvangst” en veel onbegrip, maar weigert zich “in een slachtofferrol te wentelen” en bekijkt het filosofisch: “Heel wat racistisch gedrag komt voort uit onwetendheid en onzekerheid,” zegt hij in het gesprek met Willaert.

Het Vlaams Belang cultiveert de “voorrangsmythe”: het idee dat vreemdelingen voorrang krijgen op de “eigen mensen” in onder andere de sociale huisvesting. De wachtlijsten voor sociaal wonen worden langer, zowel voor Belgen als inwoners met een niet-Belgische origine. Het aantal niet-Belgen schommelt al jaren rond 15% . Maar de feiten maken weinig indruk: het is de perceptie die telt. Willaert stapt met Michel, een bewoner van een sociale woning in Zottegem, door zijn wijk. Michel vertelt hem dat de helft van de bewoners “vreemdelingen” zijn. In werkelijkheid is 18% van de sociale huurders in de wijk van buitenlandse origine. “Ik weet niet waar jij die cijfers haalt,” zegt Michel, “maar volgens mij kloppen ze niet.” In een Facebookfilpmpje over de lange wachtlijsten combineert Vlaams Belang “het beeld van een jonge vrouw met blond haar, die symbool staat voor de mensen op de wachtlijst, met het beeld van vluchtelingen op een boot in de Middellandse Zee.” De indruk die blijft: “Sociale woningen gaan naar vreemdelingen, terwijl onze mensen op de wachtlijst staan.”

Het beleid van NVA- minister Diependaele zorgt intussen voor een rijke voedingsbodem waarop een andere mythe gedijt: die van “sociale fraude.” Zoals zijn voorgangster en partijgenote Liesbeth Homans draagt hij bij aan het beeld van sociale huurders die “haast chronisch ervan verdacht worden sociale fraude te plegen.” De wachtlijsten voor een sociale woning zijn lang, en Diependaele maakt ze bewust nog langer. Hij weigert te investeren in de sociale woningbouw, en wil de miljoenen die hij beheert, doorsluizen naar de privésector. Eind 2020 trok hij 5 miljoen euro uit voor detectives die vermogens van sociale huurders in het buitenland opsporen.

Kan links lering trekken uit de ontwikkelingen in de Denderstreek en de strategieën van extreemrechts? Vooruit – voor zover je die partij nog “links” kan noemen – stapt volop mee in het “wij-zij”-discours, waarbij de rechtenbenadering wordt ingeruild voor een verhaal van plichten. Rechten van en voor burgers en gezinnen worden een politieke gunst die je moet verdienen. Daarin verschilt de sociaaldemocratische partij in niets van de rechtse partijen CD&V en Open VLD met “uitspraken die de sociale angst en het wantrouwen voeden.” De PVDA heeft de ambitie om de stem van de Belangkiezer terug te winnen, maar is grotendeels afwezig in de Denderstreek. Volgens Willaert richt de partij zich electoraal vooral op de grote steden en heeft ze de “marginale driehoek” als hopeloos afgeschreven.

Het beeld dat Willaert schetst over het wingewest van extreemrechts, stemt niet vrolijk. Toch eindigt het boek op een positieve noot. De auteur-activist Dominique Willaert slaagt erin zes mensen met uiteenlopende visies en achtergronden bij elkaar te brengen: autochtonen en vreemdelingen, “zwetten” in het lokale taalgebruik. Ze hebben elk drie vragen voorbereid. Safia: “Hoe komt het dat de mensen uit de streek wel blij zijn met de centen die de verkoop van hun huis oplevert, maar ons nadien laten voelen dat ze ons hier niet zo graag hebben?” Linda: “Spreken jullie Frans omdat jullie geen Nederlands kunnen praten? Of willen jullie dat niet?” De vragen zijn confronterend, er hangt hoogspanning in de lucht, maar achteraf geven alle deelnemers aan dat het gesprek hun “veel, heel veel heeft bijgebracht”, al was het maar het besef dat ze heel weinig weten over “elkaars leven en wereld.”

Veel begint bij luisteren naar de vragen van de kiezer, maar wat is het antwoord?