25 apr 2020

Ronnie De Fossé – Basisinkomen in tijden van klimaatherstel

Greta Thunberg is duidelijk: CO2-uitstoot is een van de grootste bedreigingen voor onze planeet. Logisch betekent dit dat de economie zo goed als stil moet worden gelegd totdat alternatieve productiemethodes zijn gevonden. Dit vraagt dus een omkering van de gangbare klimaatplannen. Het bestaande loon-voor-arbeid paradigma werkt verlammend en men zoekt liever zijn heil in fiscaal-groene spitstechnologie. Het oude idee van een basisinkomen biedt de oplossing. De invoering van een universeel en comfortabel inkomen, samen met een aantal omkaderende sociale maatregelen, bevrijdt burgers en overheid van de druk van volledige tewerkstelling, en geeft hen de vrije hand om alle noodzakelijke en urgente maatregelen ter herstelling van het klimaat te nemen.

In haar Ted-toespraak (nov. 2018) drukt Thunberg haar angst uit voor de klimaatopwarming, maar knoopt er een opmerkelijk logisch besluit aan vast “Voor mij was dat onbegrijpelijk. Het was te onwerkelijk. … Ik begrijp dat niet, want als de [CO2] uitstoot moet stoppen, moeten we stoppen met uitstoten.” Met deze is de kernvraag gesteld. Het is aan ons om in dezelfde geest de consequente antwoorden te formuleren. De kans op het vermijden van een antropogene wereldramp hangt af van de snelheid waarmee we de opwarming kunnen stoppen en terugkeren naar de pre-industriële parameters. Elke dag uitstel vergroot de kans op een fatale afloop. Bijgevolg, luidt de boodschap van Greta Thunberg: stop onmiddellijk met CO2 uit te stoten. Dit Greta Thunberg Plan, want dat stelt ze in wezen voor, bevat twee luiken: uitstoot CO2 stoppen, waarmee bedoeld wordt alle CO2 uitstoot stoppen én onmiddellijk, niet tegen bijvoorbeeld 2030.

Klimaatherstel door omkering van de zero-CO2 logica

De huidige plannen gaan er altijd van uit dat ze binnen het bestaand economisch systeem moeten passen. Ze mogen de koopkracht, het levensniveau en de tewerkstelling niet aantasten. Sommige stromingen beloven zelfs een toename van de tewerkstelling. Kortom, alle voorstellen situeren zich binnen de bestaande arbeidsparadigma’s en marktmechanismen. Vanuit deze aanname rest de overheid weinig bewegingsruimte. Er blijft enkel het fiscale instrument over: CO2 en groene taksen in alle richtingen, die vaak niet bindend zijn, maar wel dit gemeen hebben, dat hun effect op vermindering van CO2 uitstoot onvoorspelbaar is en alleszins niet spectaculair zal zijn. Fiscale maatregelen baseren zich op een onbewezen “vertrouwen” en goodwill van de ondernemers om te zorgen voor een “transitie naar schone energie”. In de praktijk betekent dit dat de CO2-economie onbekommerd zijn gang gaat (op wat marginale greenwashing na) gedurende de tijd nodig om zogenaamd op zoek te gaan naar alternatieve energiebronnen en grondstoffen. Daarmee verdwijnt de druk op de grote industriële ketels, en groeit er geen enkel gevoel van urgentie. De ondernemers bestuderen de mogelijkheden van groene aanpassingen vanuit een marktlogica, maar niet vanuit een inzicht in de problematiek. Dit is een algemeen verschijnsel. De meeste klimaatplannen die door gevestigde partijen en zelfs “groene” actiegroepen worden voorgesteld, zijn te herleiden tot extra fiscale inkomsten en operaties ter geruststelling van de publieke opinie. Echter, elke natuurkundige kan bevestigen dat broeikasgassen ongevoelig zijn voor fiscaliteit.

De enige mogelijke conclusie bestaat erin de logica van de conventionele klimaatplannen om te keren. Immers, “met onmiddellijke ingang stoppen” betekent logisch: “eerst” stoppen en dan pas op zoek gaan naar alternatieven. De omkering bestaat er in dat het zoeken naar alternatieven voor fossiele brandstoffen een dwingend gevolg is van het onmiddellijk stoppen van alle vormen van CO2-uitstoot. Deze logische omkering ten opzichte van de praktijk van vandaag, zal een echte aansporing en motivatie voor de ondernemers zijn om eindelijk werk te maken van alternatieve productiemethoden. Door een absolute prioriteit te geven aan het stoppen van verdere CO2 uitstoot, kan men al na één jaar een significante dalende knik in de CO2-emissie-curves verwachten. Het zou de eerste keer sinds de urgentie van de klimaatopwarming vijftig jaar geleden werd geuit, dat er effectief iets tastbaar gebeurt. Het onderdeel “timing” van het Greta Thunberg klimaatplan, is hiermee toegelicht. Rest het “alle CO2 uitstoot stoppen” deel. Dit is van een andere orde, vooral als we “alle” CO2 tegelijk, want “onmiddellijk”, willen stopzetten.

Arbeid in het oog van de onstuitbare CO2 uitstoot

Alle CO2 uitstotende processen en goederen uit productie nemen, betekent automatisch dat veel producten niet meer worden gemaakt en dat fabrieken voorlopig of definitief moeten sluiten; dat bijvoorbeeld ook het internationaal scheeps- en luchtverkeer wordt gestopt. Het zal erop neerkomen dat de CO2- economie zo goed als volledig stil valt, althans in afwachting van het invoeren van natuurlijke energiebronnen. Veel producten zullen voorlopig of definitief niet meer op de markt beschikbaar zijn, zodat ook de consumptie noodzakelijkerwijze drastisch zal afnemen. Maar het plots inkrimpen van jobs en productie, betekent uiteraard massale werkloosheid en verlies aan inkomens. Gezien de loon-arbeid koppeling, wordt het stilleggen van alles dat betrokken is in de CO2-economie een zware sociale uitdaging, en wordt in het geldend economisch en sociaal paradigma, als absoluut irrealistisch en als niet te overwegen beschouwd. Waarmee het logisch rationeel denken ophoudt en de CO2 uitstoot niet wordt gestopt, zoals de laatste decennia het geval is. Waarmee het Thunberg klimaatplan geen kans maakt, wat een ondraaglijke gedachte is.

Zo te zien is het de koppeling loonarbeid die alle verdere acties belemmert. De verlamming tegenover de klimaatopwarming is in feite het rechtstreeks gevolg van onze specifieke visie op arbeid. Een arbeid die hoort bij een economie van liberale vrijheid en winst als drijfveer. Het is deze specifieke visie die verhindert dat de klimaatopwarming en al wat erbij komt, definitief kan worden opgelost. Dat laatste is niet eens verwonderlijk, want anders was het probleem niet ontstaan (of al lang geleden bezworen). Maar dat betekent logischerwijs, dat de arbeidsorganisatie moet veranderen om de klimaatopwarming en al wat er bij komt, definitief te kunnen oplossen. Arbeid is een munt met twee kanten. De ene is die van de grootindustrieel. Voor hem is geld verdienen een dwangmatig dogmatisme, steeds rijker worden, met nefaste gevolgen voor de wereld. Van deze kant van de munt valt geen enkel heil te verwachten. De andere kant van de arbeidsmunt, is die van de arbeiders, de loontrekkers, bedienden en zelfstandigen. Zij die hun manuele of intellectuele arbeid moeten ruilen tegen een loon. Het is precies deze loon-arbeid koppeling die ons als burgers verlamt en ons de impasse in drijft. Hier ligt een mogelijke hefboom, mogelijk zelfs de enige, om de mensheid uit de infernale CO2 kringloop te tillen.

Verlammende koppelingen, valstrikken en de medeplichtigheid

De specifieke arbeid waaraan we gekluisterd zijn, beperkt onze vrijheid van handelen. Als werknemer is men verplicht te arbeiden, zo lang mogelijk; het is ondenkbaar om er enkele jaren tussenuit te knijpen. Arbeid houdt ons niet alleen aan het lijntje, dagen aan een stuk, het houdt de burger in ons, aan een strikt levenspatroon waaruit weinig ontsnappen mogelijk is, op straffe van marginalisering. Zonder arbeid is een minimaal levensniveau onmogelijk. De werkzoekende is in de absolute onmogelijkheid om groenkritisch te zijn bij de keuze van zijn werk. Hij kan het zich niet permitteren om de werkgever te ondervragen op zijn milieuvriendelijke praktijken, en saneringseisen op tafel te leggen in ruil voor zijn sollicitatie. Integendeel, eens aangenomen als arbeider of als bediende, wordt men een radertje in CO2-uitstotende processen, van ver of van dichtbij, in het productieproces, in een commerciële of zelfs een administratieve rol. Als werknemer wordt men gegijzeld en medeverantwoordelijk voor de milieuschade gemaakt.

Het loon laat toe om in ons levensonderhoud te voorzien en, in het beste geval, van een zekere welstand te genieten. Maar dan komen we terecht in de rol van consument, als autobestuurder, als toerist, als vliegtuigpassagier, als besteller van online aankopen, en worden zo noodgedwongen de hoofdverantwoordelijken van de CO2- uitstoot, milieuvervuiling en al wat er bij komt. We zijn immers met miljarden, die dankzij internet op de wereldmarkt rondstruinen. Dit is slechts een virtuele markt, want uiteindelijk belt een pakjesdienst aan de voordeur of stappen we op het vliegtuig. Het past binnen de consumptiecultuur om uit een stilzwijgende morele verplichting regelmatig een nieuwe auto te kopen, want “goed voor de economie”, en omdat elke sluiting van een autofabriek een sociale ramp voor duizenden werknemers is. Als burger, in plaats van politiek actief te zijn, zijn we gedisciplineerd door de loonafhankelijkheid voor ons dagelijks bestaan, en als consument worden we in een consumptiepatroon gedwongen, waarvan we ons niet altijd bewust zijn en waar we dikwijls ook niet buiten kunnen (bv door afwezigheid van een goed uitgebouwd gratis openbaar vervoer). De burger bevindt zich met het gegeven arbeidsparadigma structureel en hiërarchisch in een onmogelijke positie om te ageren tegen de klimaatopwarming.

Copyright Melissa Giardina

Basisinkomen: de hefboom voor klimaatherstel

Om een herstel van het klimaat mogelijk te maken, bestaat de echte uitdaging er in om de drie loon-arbeid valstrikken te ontrafelen: de loonkoppeling, de consumptie en de afhankelijkheid van de arbeid. Om dit te bereiken, kan een oud idee die nooit verder dan de onderhandelingstafel is gekomen, opnieuw worden afgestoft: het universeel basisinkomen. Het is een inkomen – geen loon – door de staat uitbetaald, onvoorwaardelijk, voor iedereen, los van het al of niet hebben van een job. Het idee van een basisinkomen ontstond in een andere context, en was daardoor principieel veroordeeld om nooit in zijn originele vorm gestalte te krijgen. Echter, in het kader van het klimaatherstel zijn de omstandigheden grondig veranderd, waardoor het principe van het basisinkomen onvermijdelijk, dwingend en dringend wordt om in te voeren. Een gewaarborgd inkomen, maandelijks, zonder zelfs een job te hebben, is de sleutel tot een effectief klimaatherstel politiek. Eens de chantage van de tewerkstelling verdwenen is, geeft het universeel gewaarborgd inkomen de politieke overheid de vrije hand om alle nodige acties en initiatieven te nemen om al wat CO2 uitstoot onmiddellijk aan banden te leggen. Er is geen excuus meer om schadelijke producties in stand te houden. Autofabrieken kunnen zonder probleem worden gesloten, idem voor de vliegtuigindustrie, inclusief de wapenindustrie. Alle verlies van jobs wordt opgevangen door het stelsel van het universeel inkomen.

Naar een Gewaarborgd Universeel Levensniveau

Het gewaarborgd inkomen moet omringd worden door enkele extra maatregelen die het idee financieel en ethisch ondersteunen. Daar behoort het gratis aanbieden van basisdiensten en -producten toe. Het gratis ter beschikking stellen, verhoogt de algemene levenskwaliteit en vermindert tegelijk de druk op de hoogte van het basisinkomen. Maar vooral, wordt er een andere houding tegenover geld en welvaart geïnitieerd. Welvaart zal gaandeweg als een vanzelfsprekend sociaal goed worden beschouwd. Rijkdom is immers het resultaat van arbeid geleverd door mensen in sociaal verband, en vindt haar oorsprong in doorgegeven rijkdom van voorgaande generaties. Een andere idee is de beschikbare arbeid verdelen. Vermits de grote van het inkomen los komt van het aantal gepresteerde arbeidsuren, kan de beschikbare arbeid verdeeld worden. Dit is trouwens een ander oud voorstel uit de sociale strijd. En, om de rekening sluitend te maken, kan er geput worden uit de grote fortuinen, de fiscale fraude en de bankrekeningen in de belastingparadijzen. Vandaar dat we spreken van een gegarandeerd en universeel levensniveau (“GUL”) : het garanderen van een gul inkomen opdat de levenskwaliteit voor iedereen maximaal kan gegarandeerd worden. Vandaar dat GUL een combinatie is van een gegarandeerd universeel inkomen, arbeidsdeling, gratis diensten en goederen, socialiseren van rijkdom … dit alles in het kader van de zorg voor de natuur.

Om het Thunberg klimaatplan tot uitvoering te brengen, dienen twee zaken onverwijld en tegelijkertijd te gebeuren: onmiddellijk stoppen van CO2- uitstoot én invoeren van dit universeel inkomen. Het ene gaat niet zonder het andere, maar het ene lijkt al moeilijker dan het andere. Maar, misschien is dit integendeel veel minder utopisch en onrealistisch dan het lijkt. Een universeel basisinkomen wordt al sinds decennia naar voren geschoven als oplossing voor de gevolgen van een niet aflatende technologische productiviteitsstijging: een alsmaar toenemend jobverlies. Er is eenvoudig niet genoeg werk meer voor iedereen: het productieve werk wordt door steeds minder mensen uitgevoerd. Daar zorgen robotisering, automatisering en informatisering voor. Massaal jobverlies dreigt in de nabije toekomst als “normaal” gevolg van de huidige economie van liberale vrijheid en winst als drijfveer. Een gegarandeerd basisinkomen betaald door de staat, was hierop het logische antwoord en zou de grootondernemers ontslaan van de sociale verantwoordelijkheid om betaald werk te blijven uitvinden. Oorspronkelijk had het basisinkomen een verstandig antwoord geweest op een economisch fenomeen, vandaag wordt het opgelegd door de strijd tegen de klimaatopwarming, in feite door de natuur. Vandaar het goede nieuws: een gul universeel inkomen hangt in de lucht. Politiek en ideologie hielden het tot dusver tegen. Maar vandaag is het de natuur die ons de hand forceert.

Thomas Hart Benton, The Steel Mill (1931)

Een nieuwe lezing van het basisinkomen

De historische struikelblokken tussen de sociale partners waren steevast de financiering (via inkomstenbelastingen, via belastingen op BTW, of allerlei andere exotische combinaties van beide), de hoogte van de uitgekeerde bedragen en de mate van “universaliteit”. Voor de neoliberale tendensen was het bespreekbaar zolang er een vermindering of afschaffing van sociale bijdragen aan vast zat of gewoon de afbouw van heel het sociaal opvangsysteem. Vandaag echter moet de theorie van het basisinkomen in de nieuwe context van het klimaatherstel opnieuw worden bekeken omdat een aantal aannames niet langer opgaan. In een recent verschenen studie Basic Income van Van Parijs en Vanderborght, vinden we een overzicht van de vele financieringsconstructies die ooit werden voorgesteld. Daarin merken we dat de klimaatdereguleringen met hun potentieel catastrofale gevolgen, slechts terloops aan bod komen. Dat maatregelen om de CO2 uitstoot terug te dringen, noodzakelijk van economisch aard zijn en economische gevolgen zullen hebben, is aan de aandacht van de auteurs ontsnapt. Zij stellen, helaas, voor om (onder andere) een algemene CO2-belasting in te voeren ter financiering van het basisinkomen. Niet echt een aanmoediging om CO2-uitstoot te stoppen. Een typisch voorbeeld van een contraproductief pseudo-klimaatplan maatregel.

Een laatste kwestie is de discussie over de financiering van een basisinkomen: ze wordt gevoerd vanuit de aanname van een “normaal” functionerende consumptie-economie, waar gehoopt wordt voldoende inkomsten uit extra belastingen op producten, arbeid en diensten te rapen. Daarbij wordt deze op arbeid als de grootste post beschouwd. Hiermee belandt men echter in een tegenspraak, omdat het basisinkomen bedoeld is als antwoord op een vermindering van de hoeveelheid (belastbare) arbeid. In het kader van een klimaatherstel-economie waar tijdelijk in de overgangsfase, misschien tot meer dan de helft van de jobs en de bijhorende handel wegvallen, zal naar andere middelen van vergoeding moeten worden gezocht dan (extra) belasting op de (resterende) arbeid. Naast de hierboven vermelde omkaderende maatregelen, doen vandaag reeds alternatieve oplossingen de ronde: lokaal geld, vormen van dienstencheques of vormen van ruileconomie. We zouden ook kunnen terugkeren naar het oorspronkelijk eeuwenoude doel van geld: een instrument om ruilen praktisch mogelijk te maken, niet een middel om fortuinen op te bouwen. Men kan bijvoorbeeld GUL-cheques invoeren waarvan de voordelen legio zijn, zoals voorkomen dat bijdrukken van geld inflatoir zou werken.