1936 was in een groot deel van Europa een turbulent jaar. De beurscrash van 1930 in New York veroorzaakte een diepe economische crisis in de kapitalistische landen. De crisis golfde lang na en in haar kielzog won extreemrechts aan kracht. Als dam tegen het oprukkende fascisme werd in Spanje het Frente Popular opgericht, een coalitie van communisten, sociaal-democraten en republikeinen. Maar in juli kwam het leger in opstand tegen de democratisch verkozen regering. De daaropvolgende burgeroorlog draaide uit op een overwinning van de fascisten en de installatie van de dictatuur van Franco. Helemaal anders verliep het in Frankrijk, waar het Front Populaire, een coalitie van de communistische partij, de socialistische partij en de radicaal socialistische partij een meerderheid behaalde bij de verkiezingen. Onder deze parlementaire meerderheid werden belangrijke sociale hervormingen afgedwongen, o.a. betaalde vakantie en de 40-uren week. Duitsland was overgeleverd aan de nazi’s en die zouden tonen tot welke gruweldaden het fascisme in staat is.

Ook in België was de sociale situatie dramatisch en onstabiel. De crisis hakte in op de levensstandaard van de werkende mensen en productiedalingen leidden tot een fenomenale werkloosheid. Bovendien weigerden de katholiek-liberale regeringen jarenlang de frank te devalueren en dat woog op de uitvoer. Het gevolg was een extra terugval in productie en een toenemende werkloosheid. Om haar winsten zo veel mogelijk op peil te houden voerde het patronaat, gesteund door de regeringen, een daling van de lonen door. Het resultaat was een verdere daling van de nationale  koopkracht, waardoor de crisis nog verdiepte. Op haar dieptepunt kende België tijdens de crisis 180.000 volledig werklozen.

Uiteindelijk voerde de katholiek-liberale regering vanaf april 1935 dan toch een devaluatiebeleid in. Daardoor was het voor de industriëlen gemakkelijker om te concurreren en de industriële productie steeg. Hoewel de werkloosheid daalde en de bedrijfswinsten stegen, verbeterde de situatie van de arbeiders niet. Hun onvrede groeide.

Het was in deze nationale en internationale context dat België in 1936 de verkiezingen van 24 mei inging. In de running waren het extreemrechtse Rex en het VNV, die later hebben gecollaboreerd met de Duitse bezetter en de Realistische Partij, die later werd opgeslokt door Rex. Op links had je de Communistische Partij en de Belgische Werklieden Partij. Ook de liberale en katholieke partijen deden mee in de verkiezingen.

22 mei 1936

Twee dagen voor de verkiezingen gaan de socialistische militanten Albert Pot en Theofiel Grijp op propagandatocht. Beiden zijn actieve militanten bij de socialistische beweging, Albert Pot is propagandaleider van de syndicale jeugd en Theofiel Grijp  bestuurslid van de BTB (Belgische Transportarbeidersbond).

Wanneer ze in de nacht van 22 op 23 mei in hun lokaal aan de Paardenmarkt in Antwerpen zitten na te praten, steken deelnemers van een plakploeg van de Realisten een spandoek aan hun lokaal in brand. BTB-secretaris Philemon De Wit gaat met enkele makkers poolshoogte nemen op de Italiëlei. Daar botsen zij op twee mannen en twee vrouwen die aan het plakken zijn voor lijst 7, de Realisten. Albert Pot gaat op één van de mannen af, waarop die een revolver te voorschijn haalt, twee keer vuurt en Albert Pot zwaar treft. Hij zal het verbandhuis[1] in de Bordeauxstraat niet levend bereiken. De andere militanten zitten het vluchtende viertal achterna. Wanneer ze hen aan de opera inhalen, probeert Theofiel Grijp de schutter te pakken te krijgen. Maar die schiet opnieuw en treft hem in de hals. Ook Grijp overlijdt op weg naar het ziekenhuis. Uiteindelijk kan een douanier de schutter ontwapenen en het viertal in bedwang houden tot de politie arriveert. De moordenaar is Jean Awouters, orkestleider en kandidaat voor de Realisten. Awouters wordt het jaar na de moord veroordeeld tot twaalf jaar gevangenis; in beroep herleid tot acht jaar.

Duizenden mensen volgen de begrafenis en de havenarbeiders kondigen die dag een 24-urenstaking af als protest.

24 mei. De verkiezingen draaien uit op een overwinning voor de fascisten. Maar ook de communisten gaan erop vooruit. Na moeizame onderhandelingen zal op 14 juni uiteindelijk een regering gevormd worden onder Van Zeeland (katholiek), samen met liberalen en socialisten.

2 juni. Nog steeds is de ellende bij de werkende bevolking groot. Terwijl de onderhandelingen over een regeringsvorming aan de gang zijn, kiezen de arbeiders voor het stakingsmiddel om hun ongenoegen te uiten. In de haven van Antwerpen breekt op vijf schepen een wilde staking uit, die de dag erna zal opgevolgd worden door de meeste dokwerkers. Nadat de socialistische en de christelijke vakbonden de kant van de stakers hebben gekozen, ligt de hele haven plat. De conservatieve pers spreekt over een communistisch complot en legt de verantwoordelijkheid voor de staking bij de vakbondsleiders.

De twee vakbonden stellen een eisenpakket op: een minimumloon van 32 Belgische frank per dag, maatregelen die de vrijheid van vereniging waarborgen, betaalde vakantie en de 40-urenweek.

Ondertussen breidt de staking zich als een olievlek over het gehele land uit: de mijnwerkers in Limburg en de metaalarbeiders in Luik leggen het werk neer. Ook in Gent zetten de textielarbeiders hun getouwen uit. Dit voorbeeld wordt gevolgd door de textielarbeiders in Oost- en West-Vlaanderen.

De arbeidsters van de wapenfabriek FN in Herstal bezetten het bedrijf, een primeur voor België. Het is tevens de eerste keer dat ook bedienden zich aansluiten bij de staking.

De repressie laat niet op zich wachten. De gendarmes schieten met scherp en er vallen verschillende doden. Op 16 juni beschiet de rijkswacht een half uur lang de stakers die zijn bijeengekomen in het volkshuis van Quaregnon. En de Vooruit van 21 juni beschrijft hoe diezelfde horde gendarmes met hinnikende paarden vrouwen en kinderen uiteendrijft in de smalle Donkersteeg in Gent.

24 juni. Minder dan drie weken na het uitbreken van de stakingen plooien patronaat en de regering en worden de afgedwongen resultaten van de stakingen bekend gemaakt: een algemene stijging van de lonen met 7%, een verhoging van de kinderbijslag, de vastlegging van het minimumloon, een week betaalde vakantie, vrijheid van vereniging, een verbetering van het verzekeringsstelsel bij werkloosheid, een stap naar de algemene 40-urige werkweek en de installatie van een overlegorgaan: de Nationale Werkgelegenheidsconferentie.

Het is duidelijk dat de gewelddadige stakingen in 1936 hebben gezorgd voor een flinke vooruitgang van onze sociale zekerheid.

Wat verklaart het relatief snelle succes ? Welke lessen voor vandaag zijn daaruit te trekken ?

Allereerst het belang van de syndicale verbondenheid. Een gemeenschappelijk vakbondsfront van de socialistische en de christelijke vakbonden vergroot de syndicale slagkracht. Het is opmerkelijk dat de christelijke vakbond acties voerde tegen het beleid van de katholieke regeringspartij. De verbondenheid van dokwerkers, mijnwerkers, textielarbeiders hebben de druk op de regering onmiskenbaar kracht bijgezet.

Ook de nationale verbondenheid van de arbeiders heeft bijgedragen aan het resultaat. De slogan “Je voornaam is Vlaming of Waal, je familienaam is Arbeider” is tijdens de stakingen geboren.

En hoe zat dat met de beschuldigingen van samenzwering aan het adres van de communisten ?

Het engagement van de communistische militanten is zeker een derde reden voor de snelheid waarmee vakbonden en patronaat tot een akkoord zijn gekomen. De schrik voor een Belgische versie van het Franse Front Populaire zat er diep in bij het establishment en de Belgische staat. De staatsveiligheid veegde de beschuldiging van een communistisch van tafel. De mogelijke vorming van een volksfront zag ze wel als een bedreiging voor de belangen van het kapitaal.

De afgedwongen rechten door het Front Populaire in Frankrijk hebben zeker tot inspiratie gediend voor de Belgische zaak. Dit toont hoe moed kan worden geput uit internationale voorbeelden.

Ook de socialistische beweging trok lessen voor haar werking van de syndicale organisatie. In 1937 werd de Algemene Werkgelegenheidscentrale opgericht, die in 1945 zal uitgroeien tot het ABVV. De socialistische vakbond maakte zich los van de partij, werd meer gecentraliseerd en won zo aan slagkracht.

2024

Vandaag rukt extreemrechts in Europa weer op. Wilders wint de verkiezingen in Nederland, Meloni bestuurt in Italië en Orbán in Hongarije, de AfD heeft de wind in de zeilen in Duitsland en het Vlaams Belang wint aan populariteit in Vlaanderen. Waar extreemrechts aan de macht komt worden de vakbonden geviseerd en sociale rechten teruggedraaid. Geweld wordt daarbij niet geschuwd.

In 2021 vielen extreemrechtse aanhangers van Forza Nuova, een neofascistische beweging, de hoofdzetel van de grootste vakbond van Italië (CGIL) binnen en brachten er vernielingen aan. Dergelijke groepen voelen zich gesterkt door de verkiezingsoverwinning van Meloni en aanverwanten.

Over de oorzaken van de populariteit van extreemrechts is al veel inkt gevloeid.

Maar twee dingen zijn zeker: extreemrechts is een ramp voor de werkende klasse en het zijn de werkende klasse en hun vertegenwoordigers die het tij kunnen keren.

Het is aan de progressieve partijen, de vakbonden en de middenveldorganisaties om zich het maatschappelijk debat toe te eigenen met sociaal-economische thema’s en zorgen van de mensen, weg van het extreemrechtse discours en perspectief te bieden, weg van het neo-liberale carcan van steeds ingrijpender besparingen die het maatschappelijk en individueel welzijn aantasten. De druk op de sociale zekerheid dreigt nog toe te nemen door de besparingen die het rechtse Europese beleid voor de komende jaren wil opleggen en de wapenwedloop waarvoor we warm gemaakt worden.

Er ligt een enorm potentieel bij de vakbonden en in het bijzonder bij de délégués op de werkvloer om extreemrechts te ontmaskeren en te denormaliseren; om te sensibiliseren tegen het besparingsgetoeter en de oorlogstrommen in. Zij staan het dichtst bij “hun” mensen en kunnen de discussie aangaan.

Het stemt hoopvol in 2024 dat in 1936, in een tijdsgewricht waarin het fascisme aan kracht won in België, de vastberaden werkende klasse, tegen alle tegenkanting en repressie in, in staat is geweest onze sociale zekerheid flink vooruit te helpen.

Waarom zouden we dan niet het tij kunnen keren tegen verrechtsing en de maatschappij weer socialer maken? Maar net zoals in 1936 zal dit alleen maar kunnen gebeuren door sensibilisatie, organisatie en mobilisatie van de werkende mensen. Want niets gebeurt vanzelf.

Maart 2024 – Gerrit De Poortere – Masereelfonds Antwerpen/Borgerhout


[1] Het verbandhuis diende om de havenarbeiders die tijdens hun werk gewond werden, te verzorgen in afwachting van eventuele overbrenging naar een ziekenhuis.