25 jan 2022

Martin Harlaar – To suppress free speech is a double wrong

Hoe gaan we om met moraal in een multiculturele wereld? Een onderbelichte vraag. Aan de hand van mijn recent werk De getemde mens. Waar komt (volgens u) onze moraal vandaan?, een bundeling van 146 gevraagde opinies, wil ik het belang van een wederzijdse acceptatie van meningsverschillen onderstrepen om te komen tot een verdiepende moraaldialoog. Een consensus bereiken hoeft geen voorwaarde te zijn, maar vrije communicatie is daarentegen wel van het grootste belang.

Martin Harlaar is freelance historicus. Van 2006 tot 2016 woonde hij in Antwerpen, waar hij zich intensief bezighield met de multiculturele samenleving. De laatste jaren heeft hij zich vooral verdiept in de rol van moraal in onze samenleving en het belang van onderwijs.

Het meningsverschil als basisprincipe voor de moraal

Samenwerken aan een betere samenleving. Hoe doe je dat? Het begint met de vrijheid om te praten over ideeën en deze in dialoog te laten circuleren. Frederick Douglass (1818-1895) werd geboren in slavernij, de man wist dus duidelijk wat het belang was van het recht tot een vrij leven te bezitten. Hij ontsnapte toen hij twintig was en ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste voorvechters van de afschaffing van slavernij. Hij formuleerde het belang van ‘free speech’ als volgt: 

There can be no right of speech where any man, however lifted up, or however humble, however young, or however old, is overawed by force, and compelled to suppress his honest sentiments. Equally clear is the right to hear. To suppress free speech is a double wrong. It violates the rights of the hearer as well as those of the speaker. It is just as criminal to rob a man of his right to speak and hear as it would be to rob him of his money.

Maar we hebben in onze multiculturele samenleving toch vrijheid van meningsuiting? Het recht staat evengoed in onze grondwet en ook in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Maar er bestaat geen wettelijke verplichting om naar elkaar te luisteren, en dat doen velen ook niet graag wanneer ze geconfronteerd worden met afwijkende meningen. We praten het liefst met mensen waar we het mee eens zijn. We begrijpen niet waarom de anderen niet inzien dat wij gelijk hebben en zij ongelijk. En als we debatteren, dan zijn we nauwelijks geïnteresseerd in wat anderen te zeggen hebben, maar proberen we zoveel mogelijk te ‘scoren’ bij de mensen die het al met ons eens zijn. Een paradox heerst. We zijn nog nooit zo cultureel divers geweest, maar dit mondt niet automatisch uit tot een meer complexe en genuanceerde dialoog.

In onze multidiverse samenleving speelt moraal een grote, maar nog vaak onderbelichte rol. We registreren de meest uiteenlopende handelingen en gedragingen in onze samenleving. Sommige daarvan kunnen aanleiding geven tot hoogoplopende, maatschappelijke discussies, denk maar aan koosjer en halal slachten, en het dragen van een boerka. Ik stuurde naar enkele honderden mensen, met uiteenlopende religieuze en levensbeschouwelijke achtergronden, de vraag: “Waar komt (volgens u) onze moraal vandaan?”. Ik was nieuwsgierig waar mensen hun ideeën over correcte en wenselijke handelingen en gedragingen, over goed en kwaad, vandaan haalden. Ik was benieuwd naar de verschillen, maar meer nog naar de overeenkomsten, want om in een multiculturele samenleving een vruchtbare dialoog tussen mensen te voeren, zullen we op zijn minst het gevoel moeten hebben dat we iets minimaal met elkaar gemeen hebben. Een universeel gegeven dat ons bindt binnen een wereld van botsende particuliere visies.

Bioloog Frans de Waal schreef op mijn verzoek een essay over de biologische achtergronden van moraal: “Samenwerking loopt pas goed als alle partijen tevreden zijn met wat ze eruit halen. Dit is de utilitaire reden waarom zowel mensen als chimpansees naar gelijke verdelingen streven”. Karin Heremans schreef over haar ervaringen als directeur van het Koninklijk Atheneum Antwerpen: “Onze Islamleraar Mohammed Filali had aan zijn leerlingen de opdracht gegeven om op een groot blad alles op te schrijven wat hen stoorde aan onze samenleving. Het lijstje zal niet verrassen: racisme, uitsluiting, kansarmoede, islamofobie, … Op een tweede blad moesten ze opschrijven wat hen beviel aan onze samenleving. Spontaan werden daar alle Europese basiswaarden opgesomd: vrijheid van meningsuiting, vrije keuze, gelijkheid van man en vrouw, democratie…”. Het zeer aparte antwoord van filosoof Floris van den Berg bleef mij het meeste bij: “Nadenken over de moraal is volstrekt zinloos als je niet tenminste veganist bent”. Een moreel besef is dus misschien wel een universele zaak, maar volgens van den Berg zijn we nog steeds blind voor veel leed omwille van onze antropocentrische kijk op de wereld.

Voor veel mensen was het de eerste keer dat ze over deze vraag nadachten. We hebben niet allemaal moraalfilosofie gestudeerd, maar moraal is wel van ons allemaal. Wat verrassend is, is dat ik moest concluderen dat ik qua moraal vaak veel gemeen heb met mensen die levensbeschouwelijk en ideologisch ver van mij afstaan. Zelf ben ik niet-gelovig en links. Een centrumrechtse, gelovige politicus schreef in zijn bijdrage: “Ik erken ten volle dat moraal vele bronnen heeft. Daarom is het zo belangrijk open te staan voor de dialoog met anderen. Je leert jezelf en jouw bronnen van moraal juist beter kennen in die dialoog”. Iets waar ik volmondig mee akkoord ga. Het meningsverschil is dus een basisprincipe om moraal te kunnen onderzoeken, maar evengoed is het accepteren van dit verschil onontbeerlijk om te komen tot een betekenisvolle verdieping van onze visies.

Amerikaanse toestanden

In de USA ligt de vrijheid van meningsuiting, met name aan de universiteiten, al enkele decennia zwaar onder vuur. Volgens degenen die ervan overtuigd zijn dat zij het morele gelijk aan hun zijde te hebben, vormt dat geen probleem, want zij snoeren slechts de monden van degenen die “ongelijk” hebben. Ze beweren dat hier geen sprake is van vrijheid van meningsuiting, maar van racisme of “hate speech” of vul zelf maar in. Wie wil weten hoe erg het in de USA gesteld is met de inperking van free speech, raad ik aan het boek Unlearning Liberty: Campus Censorship and the End of American Debate (2014) te lezen. Het is geschreven door de progressieve jurist Greg Lukianoff. Hij maakt twee pertinente opmerkingen over de gevaren van censuur binnen de universiteitsmuren. Ten eerste stelt hij dat niemand alwetend is. De vrije meningsuiting is dan ook gebaseerd op een besef van intellectuele nederigheid. Censuur zal altijd maken dat we vertogen verbieden waarover we inhoud nog niet kennen. En vermits we allemaal onvolkomen wezens zijn, is het dan ook niet consequent dat een partij zich het recht voorbehoudt om de andere partij het zwijgen op te leggen. Ten tweede dient de universiteit als plaats om de beste ideeën te produceren. Louter lukraak wat opinies spuien of via groepsdruk iemand het zwijgen opleggen behoort niet tot de ethiek van een universiteit: “We must train and habituate students to seek out disagreement, seek out facts that might prove them wrong, and be a touch skeptical whenever they find a little too much agreement on an issue. Campuses, however, are often doing the precise opposite: rewarding groupthink, punishing devil’s advocates, and shutting down discussions on some of the hottest and most important topics of the day”.

De wind waait in onze contreien overwegend uit het westen, en we beginnen in de Lage Landen steeds meer last te krijgen van Amerikaanse toestanden. Niet alleen bij studenten, maar ook bij docenten wordt de vrije mening ingeperkt. Floris van den Berg stelt het volgende: 

Het was wel even schrikken toen ik er voor het eerst van beschuldigd werd om als witte man een onderdrukkend perspectief te hebben en dat uit te dragen tijdens colleges. Kritiek van studenten is er altijd geweest – over de literatuur, over de tentaminering, over het tijdstip van colleges, over het feit dat er te weinig werkcolleges zijn of te veel collegestof etc. Maar de afgelopen jaren is de teneur veranderd. De kritiek wordt beschuldigender en onaangenamer. Studenten beklagen zich dat ze zich gekwetst voelen, dat er te veel een westers perspectief wordt aangeboden, dat er te veel mannen worden besproken en te weinig vrouwen, dat het perspectief eurocentrisch is, dat studenten zich niet prettig voelen om zich te uiten. Ik worstel met deze kritiek omdat ik niet goed weet hiermee om te gaan.

Enige tijd later mailde Floris mij:

De teneur van de studentenkritiek is de afgelopen twee jaar enorm veranderd. Het management denkt echter dat het aan mij ligt en heeft mij kennen gegeven dat ik actie moet ondernemen om te voorkomen weer zulke opmerkingen in evaluaties te krijgen (= cancel culture). Ik heb inderdaad aanpassingen gemaakt. Ik laat geen video’s meer zien en probeer discussies vermijden, neem gas terug. Van de week kreeg ik opmerkingen over dat het gebruik van de term ‘handicapped person’ (die ik van Singer kopieer) beledigend is. Ik ben dan ook angstig over wat de nieuwe evaluaties zullen zijn en eventuele repercussies van het management.

Laten we hopen dat er nog ruimte zal blijven bestaan voor een veelvoud aan levensbeschouwelijke visies. Want anders zal het wederzijdse onbegrip des te groter worden.

Martin Harlaar (red.), De getemde mens: Waarom komt (volgens u) onze moraal vandaan?. Gompel & Svacina. Martinharlaar@gmail.com