Maatschappelijke organisaties in Vlaanderen slaan alarm: “het ene hellend vlak na het andere”

Naar aanleiding van de communicatie van enkele organisaties over de oorlog in het Midden-Oosten liet de minister van Cultuur alle gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties extra screenen op het naleven van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Tal van cultuurorganisaties getuigen over stijgende politieke bemoeienis. Een minister van Justitie zet het demonstratierecht op de helling. Activisten worden vervolgd omdat ze deelnamen aan geweldloze acties. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Kritische organisaties worden publiek verdacht gemaakt.

Wat enkele jaren geleden nog ‘not done’ was, is nu ‘bon ton’ geworden. Gespierde verkiezingstaal of is er meer aan de hand?

Het opkomen voor maatschappelijke verandering lijkt enkel nog legitiem als het in het kraam past van de regeringen. Wie bijvoorbeeld wijst op gedeelde verantwoordelijkheid in het conflict in het Midden-Oosten wordt geïntimideerd. Of ‘aangemaand’ – door bijvoorbeeld in te grijpen in subsidiekaders – om te focussen op de taken die het beleid op dat moment wenselijk vindt. Vaak achter de schermen, maar hoe langer hoe meer ook in het publieke debat, en driester.

Aanval op de meerstemmigheid

Neem de 130 erkende en gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties. Natuurlijk werken die allemaal binnen het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er zijn niet voor niets intensieve beoordelings- en evaluatiemechanismen die elke steen van al die werkingen ondersteboven draaien. Ministers wéten dat die organisaties zich daaraan houden. Toch gooien ze een aangekondigde screening meteen in de pers of op de sociale media. Dat is deels stoerdoenerij voor de verkiezingen, maar het is ook regelrechte intimidatie. “Let op wat je zegt en doet, of we nemen je centen af.” Makkelijk. Het resultaat? Minder meerstemmigheid. Zelfcensuur bij organisaties. Minder creativiteit en innovatie. Minder democratie.

De aanval op die meerstemmigheid staat niet op zich. Het heeft veel te maken met het stelselmatig verdacht maken van organisaties die stelling innemen in onze samenleving. Betogers worden neergezet als lastigaards en amokmakers.

“Tuurlijk mag je kritisch zijn, maar dan hoef je geen subsidies te krijgen.” Dit soort uitspraken doen politici sinds enkele jaren steeds meer. Ze worden geopperd als een kwestie van ‘gezond verstand’, ‘simpele logica’, of verdedigd vanuit ‘het primaat van de politiek’. Alsof enkel verkozen politici ‘aan politiek doen’ en burgers en organisaties na verkiezingen enkele jaren gewoon moeten zwijgen. Het zijn uitspraken die ons zorgvuldig opgebouwd democratisch model in het hart treffen. Dat model is gekenmerkt door de scheiding der machten en in Vlaanderen extra geschraagd door constructief-kritische samenwerking tussen overheid, middenveld, wetenschap en een vrije pers.

Dat model van meerstemmigheid en machtsdeling ligt systematisch onder vuur. Organisaties waarmee beleidsmakers van mening verschillen zijn al snel ‘linkse/rechtse’ (schrappen wat niet past) activisten die met belastinggeld verfoeilijke meningen verkondigen.

Het begon met organisaties die werken met mensen met een migratieachtergrond, en het dijt heel snel uit. Organisaties worden in een politiek verdomhoekje geduwd en worden als publieke doelwitten ‘gevoederd’ aan de aasgieren en trollen van de weinig zachtzinnige sociale media. Het woord ‘subsidies’ werkt daar dan als de rode lap op een stier. Het afgelopen decennium verkondigden steeds meer politici dat subsidies aan maatschappelijke organisaties iets negatief zijn. Terwijl het investeringen zijn in de democratie, en de positieve effecten ervan vele malen groter zijn dan de toegewezen werkingsmiddelen.

Geïnformeerde, autonome en kritische organisaties en burgers

Dat organisaties binnen welomlijnde kaders zelf hun thema’s kiezen, garandeert net dat ze inspelen op de noden van de burgers die ze samenbrengen. Door de vinger aan de pols te houden bouwen ze expertise op, waardoor ze een geknipte partner zijn voor overheden. Een democratie heeft baat bij goed geïnformeerde, autonome en kritische organisaties en burgers. Daarover waren we het eens. Maar die samenlevingsbrede consensus verbrokkelt in sneltempo.

Ach, misschien moeten we ons niet opwinden en gewoon wachten tot de politieke slinger terugslaat? Nee, absoluut niet. Want de impact van die tendens snijdt veel dieper dan wat opgepookte relletjes op sociale media. We maken ons ernstige zorgen. Verenigingen worden niet langer gezien als zinvolle actoren die mensen engageren, hen een stem geven en maatschappelijke kwesties pogen op te lossen. Ze worden integendeel neergezet als een deel van het probleem. Terwijl ze door hun betrokkenheid de democratie versterken en het meest effectieve middel zijn om het heersende gevoel van machteloosheid bij mensen te ontkrachten. Machteloosheid die mensen ervaren tegenover overdonderende maatschappelijke kwesties zoals stijgende ongelijkheid, wereldwijde migratiebewegingen, klimaatverandering en oplaaiende oorlogen. Verzwak organisaties ook in die rol en je krijgt cynisme en gelatenheid, dé ideale voedingsbodem voor populisme. Iets wat beleidspartijen net niet willen, toch?

We zien heel wat hellende vlakken die aan het overhellen zijn. Eens het zover is, valt het niet zomaar terug te draaien. We roepen politici, partijvoorzitters en opiniemakers op om te stoppen met verdachtmakingen en het ondergraven van de autonomie en de kritische rol van het maatschappelijk middenveld. Die toxische sfeerschepping dreigt de democratie zelf aan te tasten. Dat is zeer zorgelijk. En in niemands belang.