19 apr 2022

Luc Vankrunkelsven – Kapitalisme, Bolsonaro en moderne slavernij in Brazilië

Gilberto Freyre, een briljante Braziliaanse sociale wetenschapper uit de vorige eeuw, schreef in 1933 dat Brazilië ‘casa grande e senzala’ (letterlijk: groot huis en slavenhutten) is. Het is een uitdrukking die vaak terugkomt in hedendaagse analyses, zoals die van vooraanstaand socioloog en econoom Jessé Souza, wanneer hij poogt de ongelijkheid in zijn land te verklaren. Kortom, Brazilië uitleggen zonder over slavernij te spreken is niet mogelijk.

Luc Vankrunkelsven (1956) is een Vlaamse norbertijn en landbouwpublicist. Hij studeerde filosofie en theologie. Hij publiceerde reeds tal van bijdragen over Latijns-Amerika en is de bezieler van Wervel vzw, een organisatie die gezonde landbouw promoot. Hij is bewonderaar van de sociale boodschap van paus Franciscus.

In de vorige twee eeuwen waren deze slaven te vinden bij de rubberoogst, de koffieplantages en het telen van suikerriet. Nu zijn de helft van de slaven te vinden in de veeteelt, en de anderen in de textielnijverheid en productiesectoren van goedkope consumptiegoederen. Onze zucht naar goedkope steaks, smartphones en t-shirts is een motor achter deze trend. En wereldwijd leven nog steeds 40 miljoen mensen in moderne slavernij. Ook in landen waar er reeds sociale rechten bestaan. Ook in België, daar waar de sans papiers in de illegaliteit moeten vertoeven. Wanneer we de Braziliaanse situatie een beetje beter kennen, dan snappen we ook een beetje beter de mondiale link tussen kapitalisme en slavernij.

Bales, professor sociologie aan de Universiteit van Surrey (GB), stelde enkele jaren terug dat mondiaal het aantal slaven sinds de jaren 1950 drastisch is gestegen. Ooit was een slaaf een zware investering. Een Afrikaan kostte voor de katoenteelt in VS van de negentiende eeuw gemakkelijk 75.000 euro in huidige termen. Maar hedendaagse slaven zijn goedkoop én talrijk: “Een slaaf kopen was een beetje als vandaag een tractor kopen. Slaven waren productief en relatief schaars. Een hedendaagse slaaf kost ongeveer 125 euro”. Hedendaagse slavernij bestaat dus in alle landen. maar is procentueel het grootst in Mauritanië (4% van de bevolking), Oezbekistan (3,97%), Haïti (2,3%), Qatar (1,36 procent) en India (1,14%). In Brazilië is dat ongeveer 0,60%. In Europa is het probleem het grootst in Oost-Europa, met Bulgarije (0,38%) als koploper. België is met 0,013% een “voorbeeldig” land. Hier zal je bijvoorbeeld Roemeense of Bulgaarse vrouwen in gedwongen prostitutie vinden.

De situatie van de Braziliaanse slavernij is complex en kent een lange geschiedenis. En het is voor veel Brazilianen niet alleen een debat over economische uitbuiting, het kent ook een zeer emotioneel aspect. In de negentiende eeuw was het houden van huisslaven een wijdverbreid fenomeen onder de elite. In de eerste levensjaren werden kinderen vooral door zwarte slavinnen grootgebracht, “ama de leite” (“die de borst gaf”) en “ama seca” (die niet de borst gaf”). En het hebben van permanente huismeiden is nog steeds een courant gebruik bij de gegoede middenklasse, waardoor de associatie blijft bestaan. Eduardo Hoornaert, woonachtig in de staat Bahia, stelt vast dat “die relatie met een ‘ama’ een emotionele band schept die ergens in het onderbewuste voortleeft”. En dus ook in het politiek onderbewuste van de middenklasse.

Politiek en middenklasse

Jessé Souza houdt in zijn nieuw boek “A Classe Média no espelho” de Braziliaanse middenklasse een spiegel voor. Hij heeft het over het financieel kapitalisme dat sinds de jaren 1980 opgang maakt. Zijn grondstelling is dat de Braziliaanse maatschappij ten diepste nog een slavenmaatschappij is, met 20% middenklassers die de politieke steun geven aan een zeer beperkte elite – de grootgrondbezitters, bankiers en industriëlen. En buiten deze constellatie leven de 80% uitgeslotenen. Uiteindelijk, zo stelt Souza, zijn het ongeveer 800 mensen die het land economisch en politiek domineren. En deze elite bezit reeds honderd jaar zowat alle belangrijke media. Zij coöpteert de intellectuelen die haar ideologie uitdragen, en deze intellectuelen zijn allemaal te vinden in slechts enkele sleuteluniversiteiten. Kortom, de elite en haar steunpilaren leven in een afgesloten wereld, waarin dissidente stemmen niet welkom zijn. En als dan eens een president of een regering wordt verkozen die ingaat tegen deze machtsbelangen, dan wordt reeds snel het magische woord “corruptie” van stal gehaald. Corruptie is inderdaad alomtegenwoordig, maar het wordt alleen als wapen gebruikt om progressieve politici ten val te brengen. Dat was in 1954 zo met Getúlio Vargas, die uiteindelijk alleen nog maar de uitweg van zelfdoding zag. En in 1964, toen de militaire dictatuur werd geïnstalleerd om de “sociale orde” te vrijwaren. En anno 2016, toen president Dilma Rousseff werd afgezet. De corruptie bij de elite, in de economie en bij de conservatieve partijen, dat wordt vakkundig genegeerd door de pers. Jessé Souza ondervindt dan ook momenteel weerstand binnen intellectuele kringen. Dit heeft te maken met de ideologie van de Universiteit van São Paulo (USP), die sinds de jaren dertig de intellectuele elite van het land domineert. De professoren van de USP accepteren niet graag de stelling ‘casa grande e senzala’ van Gilberto Freyre, die Brazilië interpreteert vanuit het slavernij-paradigma. Jessé Souza is hierin een pionier. De intellectuele elite van São Paulo die de beeldvorming over de Braziliaanse samenleving reeds lange jaren beheerste, komt er maar niet toe de slavernij als structureel element van de Braziliaanse samenleving in ogenschouw te nemen.

Souza maakt een onderscheid tussen de hogere middenklasse en de lagere middenklasse. De hogere middenklasse voelt zich thuis in het internationale financiële kapitalisme, en vereenzelvigt zich met de elite, zonder daar zelf deel van uit te maken. De lagere middenklasse heeft een voortdurende schrik om gedeklasseerd te worden tot de 80% uitgeslotenen. Deze uitgeslotenen worden beschouwd als “niet-wit” (de vijftig tinten bruin en zwart) en zijn sociaal gekenmerkt door hun handenarbeid. Op handenarbeid wordt cultureel neergekeken, want dat was (en is) voor de slaven. Daar wil de lagere middenklasse niet mee vereenzelvigd worden. Soms kiest de lagere middenklasse voor een linkse kandidaat, maar evengoed is het gevoelig voor een fascistische voorman, exact wat het land anno 2018 met Bolsonaro overkomen is. Maar het eigenaardige is dat er niet zoveel meer blanke of zwarte mensen bestaan qua uiterlijke kenmerken. De meesten zijn “moreno”, een donkerbruine huidskleur. Het gaat dus eerder om politieke en economische uitsluiting gebaseerd op een subtiel spel van symbolisch, cultureel en sociaal kapitaal, waarbij ook een raciaal discours wordt aangewend om zich te differentiëren van de onderklassen. De middenklasse kijkt dus naar een persoon op basis van welke kledij iemand draagt, in welke wijk hij woont, naar welk restaurant hij gaat, welk soort taalgebruik hij hanteert, etc. Kortom, het is een complex spel van verschillen. En het fascisme is helemaal niet nieuw in Brazilië. Het is verweven met een lange katholieke traditie, grenzend aan het autoritarisme. In de jaren 1930 waren er vele priesters die de ideeën van Hitler en Mussolini steunden. Bolsonaro kwam dus niet uit het niets.

Wegmoffelen

Brazilië is ook het land waar men excelleert in het wegmoffelen van zaken. Het publieke debat wordt steeds opnieuw gecensureerd. Er wordt aan zelfcensuur gedaan. De Braziliaanse middenklasse laat zich ook kenmerken door haar vaardigheid om steeds aan de oppervlakte te blijven over politieke discussies. Zo is er Sérgio Buarque de Holanda, een van de vooraanstaande academici van de USP. Hij is een conservatief liberaal, absoluut geen man die het autoritaire gedachtegoed aanhangt. Maar evengoed zal hij nooit Bolsonaro duiden in de historische context van het Braziliaans fascisme. En ook zal hij nooit erkennen dat de Braziliaanse geschiedenis doorweekt is van het bloed en zweet van haar slaven. Dat botst immers met de liberale ontstaansmythe van Brazilië. Joaquim Nabuco, een abolitionist aan het einde van de 19de eeuw, zei gevat: “Men zegt dat de “heren”, bij ons, meegaand zijn (in contrast met de “heren” van Noord-Amerika). De goedheid van onze heren bestaat in werkelijkheid in de onderdanigheid van onze slaven”. Het masker van de hypocriete goedwilligheid wordt niet afgelegd zolang de slaven gewillig blijven. Om nog even Souza verder te citeren: “De Braziliaanse middenklasse is niet geëmotioneerd bij de dood of zelfs niet bij het uitroeien van duizenden armen, die gezien worden als “minderwaardige mensen”. Maar ze is erg geraakt bij een menselijk drama van één individu van zijn klasse, wanneer die overvallen of vermoord wordt”. Dit verklaart ook de waanzinnige houding van Bolsonaro tijdens de huidige covid-crisis in Brazilië. Er mogen tienduizenden doden vallen, zolang ze maar vallen bij de onderklasse. De economische belangen van de elite moeten gevrijwaard worden.

De Braziliaanse casus, met zijn extensieve veeteelt en dus voortdurende vernietiging van het regenwoud, kan niet worden losgekoppeld van het sociale vraagstuk over de diepe ongelijkheid in Brazilië. De internationale gemeenschap kan niet verwachten dat er een definitieve ecologische oplossing wordt gevonden voor onze klimaatopwarming indien niet de situatie van slavernij en de favelas wordt aangepakt. Een figuur zoals Bolsonaro is dus noodlottig voor al onze moderne problemen.

Luc Vankrunkelsven – Een wereld van verdoken slavernij. Impressies onderweg, Heeswijk, Dabar-Luyten. Het boek kan besteld worden bij de auteur door een mail te zenden naar: luc@wervel.be. Het boek kost 19 euro.

En wie ooit Brussel bezoekt, moet vast eens de Begijnhofkerk binnenstappen. De kerk is juist omgedoopt tot een ‘House of Compassion’, een ontmoetingsplaats voor mensen van verschillende godsdiensten en andere levensovertuigingen. In datzelfde ‘House of Compassion’ staat een permanente tentoonstelling over slavernij vroeger en nu.