25 jan 2022

Johan Depoortere – Dierbaar België

Niemand op de laatste klimaatbetoging kon een opvallend feit negeren: Vlamingen, Walen en Brusselaars schreeuwden hun bezorgdheid uit over de toekomst van de planeet in alle talen die dit landje rijk is: Frans, Vlaams-Nederlands, Engels en nog enkele andere. Er bestaat weldegelijk een land dat België heet, waar de bewoners van Noord tot Zuid wakker liggen van dezelfde planetaire problemen – en daar hoort de splitsing van België niet bij.

Johan Depoortere was tussen 1971 en 2008 een BRT/VRT-journalist. Hij maakte reportages in binnen- en buitenland met vooral belangstelling voor het Midden-Oosten en Noord- en Zuid Amerika. Hij was correspondent in Moskou tijdens de woelige Jeltsin-jaren (95-2000) en was vervolgens buitenlandverslaggever in Washington tijdens de Bush-jaren.

Niet dat dit land vrij is van zelf aangerichte kwalen: een staatsstructuur waar een kat haar jongen niet meer in vindt, het immobilisme, de verstarring van de politieke klasse, de neiging om koterijen op te bouwen, de wafelijzerpolitiek (de “evenwichten!”), het afkopen van de sociale vrede met dure “oplossingen” en het onvermogen om pakweg ons vervuilend fileprobleem structureel op te lossen. Met andere woorden, kurieren am Symptom, daar waar grondige hervormingen nodig zijn. De oplossing voor de Belgische ziekte: “Wat we zelf doen, doen we beter.” Onder dat motto wordt al decennialang propaganda gevoerd voor een verdere afbouw van de unitaire staat, overdracht van bevoegdheden aan regionale instellingen en splitsing van het land. Maar doen we het ook beter? De Vlaamse regering is op veel gebieden in hetzelfde bedje ziek als het voormalige unitaire België: politieke benoemingen, handjeklap en achterkamerpolitiek, wildgroei van ministeriële kabinetten, waar politieke druk doortastend milieubeleid verhindert, zoals is gebleken in het PFOS-schandaal. 

De splitsingsobsessie heeft ons in een situatie gebracht waar een wereldwijde pandemie bestreden wordt met liefst negen Ministers van Volksgezondheid en een kakofonie aan maatregelen. Het is tijd om even stil te staan bij deze situatie, en kritische reflecties te maken om vervolgens nieuwe wegen in te slaan. De gedachte dat het zo niet verder kan, wint aan kracht, en herfederaliseren is behalve in kringen van diehard nationalisten en extreemrechts niet langer taboe. Integendeel. Uit een opiniepeiling van VRT en De Standaard bleek in april dit jaar dat slechts tien à vijftien procent van de Vlamingen warm loopt voor een splitsing van het land. Twee derde wil méér België, slechts een kwart méér Vlaanderen. In het Zuiden van ons land heerst een identieke visie.

“Het zijn,” schrijft David Pestieau in zijn recent werk “We are One,” cijfers waar de splitsingsfetisjisten van gruwen … En toch houdt die separatistische agenda de Wetstraat en de Wetstraatpers in de tang. Dat is dus hoe een bubbel werkt.” Pestieau is ondervoorzitter van de PVDA-PTB, de enige Belgische partij die ondubbelzinnig pleit voor de eenheid van het land, en die daar ook electoraal succes mee boekt. Pleiten voor eenheid is vloeken in de kerk van de Wetstraatpolitiek, maar het slaat duidelijk aan bij een groot deel van de bevolking, zelfs bij een meerderheid van lieden die hun stem aan NVA of Vlaams Belang geven: een Belgische paradox zoals veel andere. 

In zijn helder pamflet maakt Pestieau duidelijk wie het vuur van de splitsingsgedachte aanblaast. Meer dan vijftig jaar geleden wierpen Hugo Claus en journalist Walter De Bock, in een beroemd 11-juligedicht, de Vlaams-nationalisten henaar het hoofd: “Gij draagt onder het masker van uw taalflamingantisme het waterhoofd van de Vlaamse bourgeoisie.” Bart De Wever kon het op zijn beurt niet duidelijker stellen: “Voka is mijn baas.” Voka – opvolger van het Vlaams Economisch Verbond – en KBC – de voormalige Kredietbank – zijn historisch altijd de motor geweest van meer Vlaamse autonomie, binnen of buiten het Belgische kader. Voor de grote aandeelhouders gaat het om veel meer dan taalstrijd of cultuur: voor hen is de “Vlaamse strijd” onderdeel van de decennialange strijd voor het behoud van hoge winsten, de backlash tegen de met harde strijd verworven naoorlogse welvaartsstaat. Hun ultieme doel is de splitsing van de arbeidswetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten. “Als Voka haar zin krijgt, verdwijnen loonsverhogingen op nationaal en interprofessioneel niveau naar de geschiedenisboeken. Opslag kan dan enkel nog op het niveau van elke onderneming. Of, erger, het wordt iets waar elke werknemer individueel over onderhandelt met zijn baas.” Het Amerikaanse systeem, de natte droom van elke ondernemer, komt met elke stap in de richting van de fragmentering van het land en dus de arbeidersklasse dichterbij. 

Pestieau stelt dat een Belgische scheiding niet alleen asociaal maar duur en absurd zou zijn. Hoe moeten we ons een gescheiden werkgelegenheidsbeleid voorstellen met “verschillende loon- en arbeidsvoorwaarden, arbeidsreglementen, uurroosters, vakantieregelingen en afspraken voor bescherming op het werk in Brussel, Vlaanderen en Wallonië,” als we weten dat vier bedrijven op de tien in België “in verschillende gewesten aanwezig zijn” en dat “180.000 arbeiders van de bouwsector in het gehele land werken”? Zelden werd de absurditeit van de splitsingsmanie duidelijker en pijnlijker aangetoond dan door de ongeziene natuurramp in Franstalig België. Het KMI, een federale instelling, voorspelde die tragische julimaand ongewoon veel regen, maar mocht niet waarschuwen tegen de gevolgen: overstromingen. David Dehenauw, directeur van de wetenschappelijke dienst van het KMI, verklaarde: “Dat is een regionale bevoegdheid. We kunnen wel zeggen hoeveel het gaat regenen, maar mogen daar verder geen gevolgen aan koppelen voor overstromingen.” Journalist Jan De Meulemeester drukte het lapidair uit: “Zolang de regendruppel in de lucht hang, is de regendruppel federaal. Eens op de grond is de regendruppel regionaal. Een regenstorm is federaal, de overstroming van dien regionaal.” 

De verkiezingen van 2024 staan voor de deur: een waterscheiding voor de toekomst van het land en van onze kinderen en kleinkinderen. In een recent interview in De Standaard herhaalt de Antwerpse burgemeester dat hij zich niet door een detail als de grondwet zal laten tegenhouden om de Vlaamse onafhankelijkheid te forceren. Het is dus hoog tijd voor de tegenkrachten om de leerling-tovenaars van het separatisme een halt toe te roepen. Niemand, behalve misschien Georges-Louis Bouchez, wil een terugkeer naar het Belgique à papa, maar verder gaan op de ingeslagen weg is geen optie. De Belgische koterij is dringend aan verbouwing toe, maar het kan ook in de andere richting: “Maak van de federale staat opnieuw het zwaartepunt van België.” Een goed werkende federale staat – denk aan de Duitse Bondsrepubliek of de VS – kent een hiërarchie tussen de regionale en de federale bevoegdheden. Het instellen van een federale kieskring zou een goed begin zijn van herfederalisering en het herstel van het evenwicht tussen regionale en federale politieke gevoeligheden. Waarom zou een Waal niet op Bart De Wever kunnen stemmen of een Vlaming of Brusselaar Paul Magnette naar het parlement kunnen sturen? Het fabeltje van de “twee democratieën” zou ermee aan de realiteit worden getoetst. 

“De meerwaarde van België is evident,” zo stelt historicus Bruno De Wever, die opgegroeid is in een extreemrechts nationalistisch milieu. Die meerwaarde zit hem net in de ervaring van het omgaan met de diversiteit van dit land in een steeds meer complex wordende wereld. Op rationele gronden alleen zou het voortbestaan van België dus verdedigd moeten worden. Maar mag er ook emotie in het spel zijn? Het moet van mijn lagere schooltijd geleden zijn dat ik nog de gezwollen tekst van het vaderlandse volkslied heb meegezongen. Ik heb geen tricolore vlag. En de massahysterie die zich van mijn landgenoten meester maakt als de Rode Duivels scoren, laat ik aan me voorbij gaan. En toch heb ik genegenheid voor dat absurde, ingewikkelde en verrassende landje waarin ik toevallig ben geboren. Ja, ik heb een emotionele band met België en daar is niets mis mee. In mijn kindertijd bracht ik heerlijke vakanties door in het Waalse Ottignies. Dat was de plek waar mijn tante Marie, de oudste zus van mijn moeder, was terechtgekomen: noodgedwongen was Marie het arme Vlaanderen ontvlucht. In het Vlaanderen van de nouveau riche voel ik me steeds minder thuis.