27 mrt 2021

Interview met Rodaan Al Galidi – ”Eigenlijk is iedereen een boek.”

Interview met Rodaan Al Galidi, afgenomen door Kathy Van Crombruggen

Kathy Van Crombruggen studeerde sociologie en klinische psychologie. Ze werkte eerder als wetenschapscommunicator bij de VUB, als wetenschappelijk medewerker in het Vlaams Parlement en als communicatieverantwoordelijke. Ze publiceerde daarnaast educatieve uitgaven en handleidingen voor leraren PAV onder andere over omgaan met diversiteit.  Gedurende ongeveer een decennium woonde ze in het Midden-Oosten (Turkije), waar ze onder meer leraar Engels was. Op dit ogenblik is ze actief als klinisch psycholoog i.o. op de afdeling psychiatrie van een algemeen ziekenhuis.  Als vrijwilliger was ze mede-organisator van interculturele meertalige literaire festivals (Arabisch, Russisch, Turks,…) in haar geboortestad Mechelen. Ze pleit schuldig aan het schrijven van poëzie.

Rodaan Al Galidi (Irak) woont sinds 1998, na vele omzwervingen in Azië, in Nederland. Hij is van opleiding bouwkundig ingenieur, en vluchtte uit Irak onder het regime van Saddam Hoessein om te ontsnappen aan zijn legerdienst. Gedurende bijna een decennium wachtte hij in een asielzoekerscentrum in Nederland op een wettelijke verblijfsstatus. Hij leerde zichzelf Nederlands en was autodidact, omdat hij in die tijd niet mocht deelnemen aan een Nederlandse taalopleiding van de overheid. Met zijn roman “De autist en de postduif” (2011) won hij de Literatuurprijs van de Europese Unie. Ironisch genoeg zakte hij kort daarna voor het inburgeringsexamen in Nederland. Schertsend noemt Al Galidi zichzelf ook wel de “Asielzoeker des Vaderlands”. In januari 2020 was hij samen met Maud Vanhauwaert het uithangbord voor de Poëzieweek en schreven ze het Poëziegeschenk. Naast dichter is hij auteur van verschillende romans, waaronder de bestseller “Hoe ik talent voor het leven kreeg” (2016). Dit boek is inmiddels ook verschenen in het Engels en werd door The Guardian uitgeroepen als een van de beste boeken van 2020. In “Hoe ik talent voor het leven kreeg” vertelt Rodaan Al Galidi over zijn negenjarig verblijf zonder papieren in het AZC in Nederland. Dat doet hij aan de hand van zijn alter ego, hoofdpersonage Semmier Karim. Zijn nieuwste roman “Holland” verscheen in 2020. In dit boek zet Semmier Karim zijn eerste stappen buiten het asielzoekerscentrum in de Westerse maatschappij. Rodaan Al Galidi woonde overigens ook enige tijd in Antwerpen. 

Holland gaat over iemand die op allerlei manieren verbinding zoekt met de nieuwe maatschappij waarin hij leeft. Hoofdpersonage Semmier Karim stelt dat er in een Nederlands dorp veel meer eenzaamheid is dan in een Iraaks dorp. Ervaar je dat na meer dan twee decennia wonen in België en in Nederland nog steeds zo?

Er is een groot verschil tussen een Iraaks dorp en een dorp in West-Europa. Een dorp hier heeft alles wat de stad ook heeft. Je kunt er even makkelijk aan medicijnen raken, er zijn evengoed scholen en openbaar vervoer. De verbinding met dorpen vind ik heel goed georganiseerd in Europa. De dorpen in het Westen, zijn beter georganiseerd dan de steden in Irak. Een dorp in Irak is zo verschillend van de stad. Die kloof is zo groot, ook wat betreft de mentaliteit die er heerst. De tijd in een Iraaks dorp staat er honderden jaren achter, in vergelijking met de stad. Omwille van het feit dat de dingen er niet zo duidelijk geregeld zijn, ontstaat er bovendien vaak ruzie, bijvoorbeeld over grondeigendom. Een Irakese boer die de kans krijgt om iets anders te gaan doen, zal die kans niet laten schieten. Ik herinner me uit mijn kinderjaren in Irak dat de regering de boeren ondersteunde met een pick-up truck, zodat zij hun groenten en fruit naar de markt in de stad konden brengen. Geen enkele boer die een dergelijke auto had gekregen, werkte daarna nog als boer. Ze begonnen meteen als chauffeur in de stad te werken, het was een ramp. Maar een boer in Irak die naar het ziekenhuis moet, dat is ook een ramp! Hij moet om te beginnen op zoek gaan naar vrienden of familie in de stad om het mee te kunnen bekostigen. Boeren in Nederland worden op een betere manier ondersteund door de overheid, waardoor ze ook beter kunnen leven van hun opbrengsten. In Irak worden de boeren opgegeten door het systeem, het lijkt op slavernij. Enerzijds vind ik die goede organisatie hier heel knap, anderzijds vind ik het daar veel rustgevender. Drie uren op de rug van een ezel in Irak brengt je verder terug in de tijd dan eender welke Hollywoodfilm zou kunnen. Wanneer ik vroeger rust zocht, ging ik naar mijn tante en oma in het dorp en bevond ik me in een huisje van klei zonder elektriciteit, zonder televisie of media. Er werden alleen verhalen verteld. Daar heb je nog de mogelijkheid om terug te keren naar de oude, trage versie van het leven. Hier raast het leven steeds maar door, er is geen ruimte meer om terug te keren in de tijd. Alleen in de kunst kun je hier nog rust vinden, misschien. Echte boeren zijn volgens mij niet eenzaam. Ze hebben een connectie met de natuur, met de grond, met de dieren en met elkaar. Het verbaast me dat veel Westerse mensen zeggen dat ze zich eenzaam voelen. Soms hebben ze ouders die in een boerderij wonen maar gaan ze er niet naartoe. Ze willen de honing van de stad maar niet de bijen.  Het Westen betekent rijkdom. Rijkdom betekent privacy. Maar privacy verandert na een tijd onopgemerkt in eenzaamheid. Zoals suiker in vet verandert in je lichaam, zonder dat je het door hebt. 

Voor wie het woord “privé” niet begrijpt, is het Westen geen goede plaats om te leven. Iemand die uit een maatschappij komt die draait om samenleven, en die vervolgens in het individualistische Westen terechtkomt, die ervaart een diepe eenzaamheid. Wanneer migranten binnen hun eigen gemeenschap kunnen leven, is het nog draaglijk. Al vinden de autochtone bewoners het dan vaak angstaanjagend. Maar neem nu een Indiër die in de Indische buurt woont. Wanneer die Indiër zich losmaakt van zijn gemeenschap en tussen de Nederlanders gaat wonen, dan gaat het heel erg eenzaam worden voor hem. Westerse mensen hebben steeds tijd nodig voor zichzelf. Semmier Karim had geen tijd nodig voor zichzelf, maar hij wilde contact met mensen. Ik voel me nog steeds eenzaam. Ik mis een spontane connectie met mensen. Ik ben zelf erg spontaan en ik leef niet met een agenda. Maar de anderen om me heen hebben de tijd niet. Dus is een afspraak nodig in een agenda. Op het moment dat ik iemand wil spreken, krijg ik een afspraak in een agenda voor drie weken later. Maar drie weken later is de situatie alweer helemaal anders en is de zin of de dringende behoefte om die persoon te spreken misschien weg. 

Verbinden is een thema dat op verschillende manieren doorheen jouw werk te herkennen is. Kun je literatuur beschouwen als een manier om mensen te verbinden? 

Nee, literatuur beschouw ik helemaal niet als een manier om mensen met elkaar te verbinden, in tegenstelling tot muziek. Volksmuziek vind ik de meest gezellige en meest toegankelijke vorm van kunst. Dat brengt mensen bij elkaar. Literatuur isoleert ook. Ik heb de Nederlandse cultuur via literatuur leren kennen, en het heeft me nog voorzichtiger en eenzamer gemaakt. Ik vind zoveel schrijvers goed, maar ik zou hen niet durven te bellen. Ik ben bijvoorbeeld ook een vogelliefhebber. Ik durf gemakkelijk een andere vogelliefhebber op te bellen om het gezang van mijn nieuwste vogeltje te laten beluisteren. Een gele kanarie van 15 euro levert me een hele namiddag praatplezier op met minstens vijf andere vogelliefhebbers. Literatuur heeft ook iets elitairs. Net zoals professoren het gewend zijn dat er naar hen geluisterd wordt, heeft literatuur dit ook. Dat hoeft volgens mij niet. Boeken waarin lezers de schrijver moeten volgen, zijn volgens mij niet goed. Het is beter als een boek de lezers vrij laat om hun mening vormen. Ik heb zelf als schrijver ook weinig contact met lezers. Lezers zijn natuurlijk erg beleefd en beschaafd. Soms groet iemand me wanneer ik in het park loop of laatst zei een vrouw dat ze me herkende. Ik dacht: eindelijk! Toen verklaarde ze dat ik als illegaal in haar tuin gewerkt had. (Lacht hard) Ik probeer een groot publiek te bereiken met mijn boeken, want dan voel ik me een betere schrijver. Maar ik verkondig geen waarheden of boodschappen in mijn boeken. Ik wil alleen een spiegel zijn. Ik vertel maar ik oordeel niet. Ik wil leesplezier geven. 

Hoe kwam jij zelf voor het eerst in contact met literatuur? 

In ons schooltje in Irak was een lokaaltje waar boeken stonden. In de vakantie had ik het raam gebroken om bij de boeken te geraken. De leraar heeft me daar al lezend gevonden. Hij was niet boos dat het raam gebroken was, maar vroeg me waarom ik niet gewoon de sleutel gevraagd had? Daarna bezorgde hij me Shakespeare en las ik het. Vervolgens bezorgde hij me een stuk van het werk van Dante. In vergelijking met Dante vond ik Shakespeare maar niets. Ik was geweldig onder de indruk van Dante toen ik een tiener was. Daarna kreeg ik werk van Tolstoj en Don Quichot van Cervantes. Vervolgens ook Goethe en Schiller. Zo ben ik dus opgegroeid met de groten van de Europese literatuur. Ik bewonder Tolstoj enorm en ik heb me verdiept in zijn biografie. Dostojevski lees ik nog steeds opnieuw wanneer ik me slecht voel. Dan lees ik over zijn ontberingen tijdens zijn verbanning, hoe hij net niet geëxecuteerd werd, en hoe dat uiteindelijk allemaal geleid heeft tot de mooiste literatuur. 

Ontberingen en moeilijkheden die leiden tot mooie literatuur, dat is natuurlijk ook iets dat ik in jouw werk zie. Je schrijft in het Nederlands, een taal die niet jouw moedertaal is, en die je pas laat in je leven hebt kunnen leren. Hoe gaat dat voor je? 

Gedichten schrijven was als oefenen met het Nederlands. Een gedicht schrijven kost me geen enkele moeite. Ik doe het voortdurend, het is iets natuurlijks voor me. Maar een roman schrijven, dat is een bouwwerk maken. In die zin ben ik nog steeds een beetje een ingenieur. Eerst moet ik de structuur uittekenen. Als die helemaal goed zit, dan begin ik de hoofdstukken te schrijven. Daar kruipt zo ontzettend veel energie in, dat kun je je niet voorstellen! Ik schrijf ieder hoofdstuk meerdere keren opnieuw en steeds weer anders. Ik geloof dat een verhaal op verschillende manieren kan verteld worden, maar dat er slechts één perfecte manier bestaat. Dat inzicht heb ik al gekregen als kind, toen ik naar de verhalen van mijn tante en oma luisterde. Zelf was ik als kind ook een verhalenverteller. Ik slaagde erin om een gebeurtenis te vertellen vanuit verschillende perspectieven. Als ik bijvoorbeeld een ongeluk met een motorrijder had zien gebeuren, zoomde ik in op de laatste blik van die jongen, en sprak ik over de laatste gedachten die hij nog had. Zo leerde ik gaandeweg dat verhalen ook de kracht hebben om de werkelijkheid te veranderen. Ik werd aangemoedigd in mijn vertellen door mijn omgeving. Ik kreeg op die manier ook aandacht. Ik denk dat dat ook wel meespeelde. Wanneer ik iets moois vertelde aan mijn moeder, begon ze vaak te huilen van ontroering. Daarna leerde ik om de dingen op een grappige manier neer te zetten, omdat ik haar niet graag zag wenen.

Maar in het Nederlands schrijven is dus een tijdrovend proces voor me. Ik ben voortdurend in de weer met woordenboeken en met het internet. Tegelijkertijd maakt het ook dat er over ieder woord zorgvuldig en lang werd nagedacht. Ik schrijf ook iedere dag in mijn dagboek met een vulpen. Schrijven met de vulpen geeft me het gevoel dat mijn gedachten, net zoals de inkt doorheen de vulpen, op het papier druppelen en dat geeft me rust. De schuur waar ik werk hangt vol met papiertjes waar iets opgekrabbeld is. Ik zie de muren niet meer, alleen mijn notities. Ik vind het heel aangenaam om letterlijk omringd te worden door al die ideeën. Als ik met mijn ogen beweeg van het ene idee naar het andere voel ik me heel geïnspireerd. In mijn hoofd verdwaal ik tussen de vele gedachten. Om in mijn hoofd van het ene idee naar het andere te varen, gebruik ik weer een ander idee als boot en dan raak ik de richting kwijt. Mijn dagboeken verbrand ik ook aan het begin van een nieuw jaar, om gebeurtenissen te kunnen verwerken en los te kunnen laten.

In het Midden-Oosten is jouw sociale netwerk jouw verzekering en is er verder weinig of geen overheidssteun. Semmier Karim weigert een uitkering en een woning van de Nederlandse overheid, omdat hij geen deel meer wil uitmaken van de bureaucratie. Eens hij dan toch de verplichte ziekteverzekering heeft, wordt hij ziek als nooit tevoren. Hoe sta je daar nu tegenover? 

Het ging niet alleen over het feit dat hij geen deel meer wilde uitmaken van de bureaucratie. Hij had vooral ook de idee: ik kan toch werken? Waarom moet ik een uitkering krijgen? 

Ik vind het systeem nog steeds erg dubbel. Enerzijds krijg je de boodschap dat je onafhankelijk moet zijn, maar anderzijds maakt het systeem je afhankelijk. Het was niet makkelijk voor me om een uitkering te weigeren. Ik vraag me nog steeds af wat het systeem eigenlijk wil? Is het controle?

Semmier Karim komt terecht in een economisch circuit van zwartwerk. Hij is onder andere ‘s nachts kippenvanger, een werk dat geen Nederlander doen wil. Opvallend is dat de meeste kippenvangers hoogopgeleide vluchtelingen zijn. Wat kan de overheid volgens jou doen om hen ook andere kansen te geven? 

De overheid geeft zeker te weinig kansen aan hoogopgeleide vluchtelingen. Ik was bijvoorbeeld civiel ingenieur en iemand anders was huisarts. Een andere kennis was tandarts. Die tandarts kreeg wel de mogelijkheid om zijn beroep uit te oefenen, omdat er in Nederland op dat ogenblik een tekort was aan tandartsen. Het voelt voor mij alsof de arbeidsmarkt voor hoogopgeleiden afgeschermd wordt. Alleen als er ergens een tekort is, kan er plots afgeweken worden van de regels. Of wanneer het om veel geld draait. Zo herinner ik me in het asielzoekerscentrum een Afrikaanse jongen die heel goed kon voetballen. Vanuit een voetbalclub werd hij opgemerkt. Er wordt immers steeds actief gezocht naar dergelijke talenten in asielzoekerscentra. Daarna kreeg hij allerlei voordelen. Hij hoefde zich niet meer elke dag te melden, zoals wij deden. De voetbalclub nam een dure advocaat en regelde alles met de IND. Ze zeiden dat als dergelijke voetballer gekocht moest worden via een transfer, het hen veel geld zou kosten. Helaas kon ik niet goed met een bal spelen, alleen met woorden. (Lacht) Ik geloof nog steeds dat wanneer Shakespeare en Messi samen asiel zouden aanvragen in Nederland, de voeten van Messi de meeste kansen zullen krijgen. 

Er was tijdens de coronacrisis veel te doen rond woonzorgcentra. Semmier Karim in je boek heeft ook een baan bij een woonzorgcentrum. Is dat een autobiografisch element en hoe heb je dat werk ervaren?  

Ja, ik vond dat fantastisch, want in onze cultuur zijn oude mensen heel waardevol en hebben we veel respect voor oude mensen. We leren in onze cultuur van jongs af aan om te zorgen voor de oudere mensen, en daarom was het voor mij eigenlijk ook heel leuk om te doen. 

De Zwolse kringloopwinkel lijkt een beetje jouw tweede thuis. Je doet er vaak interviews en boekvoorstellingen. Het eethuisje dat erbij hoort is in niet-coronatijd ook een plek waar je vaak werkt als schrijver. Wat is volgens jou de meerwaarde van de circulaire economie?

Circulaire economie betekent dat je niet steeds het nieuwste, het duurste en het snelste achterna hijgt. De aarde kan het niet meer aan dat we steeds maar nieuwe dingen blijven produceren. Laat ons meer recycleren! Elke kringloopwinkel redt duizenden bomen en grote oppervlakten natuur. Als je een tafeltje koopt van de kringloopwinkel, heb je meteen vijf bomen gered van de natuur en honderd euro van je portemonnee. De kringloopwinkel is voor mij ook een plaats waar nieuw leven gegeven wordt aan zoveel mooie spullen. Ik kan vaak niet begrijpen waarom mensen zulke mooie dingen wegdoen. Zo ken ik mensen die laatst hun slaapkamer wegdeden. Die zag er nog steeds mooi uit. Denken ze dat ze met het aankopen van een nieuwe slaapkamer een nieuwe versie van het snurken downloaden? Veranderen de nachtmerries dan misschien automatisch naar mooie dromen? Heb je dan een betere connectie met de lakens en de dekens? Volgens mij is al die overconsumptie absoluut niet nodig. Mensen hebben zoveel geld, maar kopen zoveel onzin en klagen dan dat ze te weinig geld hebben.

In een tijd waarin men spreekt van ontlezing, wil ik jou als schrijver vragen wat het verschil is tussen een boek schrijven en het boek naar de lezer brengen? 

Eigenlijk is iedereen een boek. Een boek is als een babbel die minimaal zes maanden duurt. Maar het moeilijkste is om een boek naar de juiste lezer te brengen. Een boek leren zitten, kruipen en lopen is moeilijker dan het te baren. Daarom geloof ik wel dat een goede uitgever belangrijk is voor een boek, omdat deze het boek naar de juiste lezer kan brengen. Een lezer is iemand die openstaat voor nieuwe ervaringen. Die lezer kan groeien met het boek als hij lekker zit in zijn leven, en krijgt misschien wat afleiding als het niet goed gaat in zijn leven. Een keertje ontmoette ik een man die “Hoe ik talent voor het leven kreeg” las. Oorspronkelijk dacht hij dat het een boek was over spiritualiteit. Ik bracht hem echter niet naar Boeddha in Indië maar naar het azc in Nederland. (Lacht

Waaraan werk je nu? 

Nu ben ik bezig met het nauwkeurig observeren van de natuur. Ik hou ervan om het wonderbaarlijke proces van de overgang van het ene seizoen naar het andere te bekijken. Die voortdurende verandering van de natuur, dat blijft me fascineren. Die continue verandering zit ook in ons. De lente is als een magisch raam naar het diepste van de aarde. De bomen die helemaal naakt geworden waren, komen weer terug tot leven. Ik heb het gevoel dat ik al die voorbije wintermaanden vastzat in de schuur waarin ik schrijf, zonder te kunnen reizen. Ik heb evenzeer die verandering van het reizen nodig. Ik ben nu aan een nieuwe roman aan het werken, waarin ik mezelf wil overstijgen. Deze roman gaat ook over het observeren van schoonheid en over het steeds wederkerende.