11 nov 2020

Interview met Els Witte – ‘Zonder de republikeinen was er geen Belgische revolutie’

Interview met Els Witte, afgenomen door Niels Morsink

Op 14 maart stelde hoogleraar en voormalig parlementslid Hendrik Vuye in De Tijd dat België het enige land ter wereld moet zijn waar de socialisten de monarchie verdedigen. Nochtans poogden hun voorlopers met de Belgische revolutie de monarchie te vervangen door een democratische, sociale republiek. Professor Els Witte vertelt waar ze hun ideeën vandaan haalden en waarom ze helaas niet in hun opzet zijn geslaagd. Al is het natuurlijk nooit te laat om de monarchie op de vuilnisbelt van de geschiedenis te storten.

Wanneer de Grande Dame van de Belgische geschiedschrijving het woord neemt, vernieuwt ze daarbij de Belgische geschiedschrijving. Prof. Dr. Els Witte is vooral bekend van haar standaardwerk over de Belgische geschiedenis, ‘Politieke geschiedenis van België’, maar ze schreef ook reeds drie boeken over het ontstaan van België. In 2010 deed ze dit met ‘De constructie van België’, in 2015 verscheen een vernieuwende blik op de Belgische revolutie, ‘Het verloren Koninkrijk: het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie 1828-1850’, en dit jaar verscheen de andere kant van de munt met ‘De Belgische Republikeinen: radicalen tussen twee revoluties 1830-1850’, waarin de geschiedenis vanuit het perspectief van de Belgische republikeinen uit de doeken wordt gedaan.

Waar haalden de Belgische Republikeinen hun ideeën vandaan?

De Belgische republikeinen en radicalen situeren zich tussen de Franse revolutie en de revolutie van 1848. Ze overspannen verschillende generaties, maar de spil bestaat uit een generatie die deze periode van begin tot einde had meegemaakt. Deze oude generatie had nog de Franse overheersing gekend, met name het Directoire (1797- 1799) en een deel van de Jakobijnse periode. Die leden van de eerste generatie bleven overtuigde republikeinen, maar leidden onder Napoleon en het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (VKDN) een sluimerend bestaan. Ondertussen bleven de banden met Frankrijk wel zeer hecht. Mensen zoals Jean-François Tielemans, Adolphe Bartels en Louis de Potter waren door Willem I verbannen en verbleven in Parijs. In Brussel hadden ze het gezelschap opgezocht van Filippo Buonarroti, een medestander en felle verdediger van Robespierre en Gracchus Babeuf. Buonarroti heeft een belangrijke rol bij het herstel van het Jakobijnse denken dat in diskrediet was geraakt, en populariseert het ook bij een nieuwe generatie. Daarnaast hebben de republikeinen in Parijs contact met de bekende Gilbert du Motier de La Fayette. Het is onder andere dankzij die persoonlijke netwerken dat er nauwe banden tot zelfs in 1848 blijven bestaan.

Waarom willen ze een Republiek oprichten?

De republikeinen willen vooral een democratie en gaan ervan uit dat een democratie enkel ten volle kan worden gerealiseerd binnen een republiek. De adel en monarchie zijn symbolen van ongelijkheid, een monarchie kan voor hen dus nooit een democratie zijn. Wat is hun achtergrond? Over het algemeen zijn het hoogopgeleiden en vaak hebben ze rechten gestudeerd. Een deel komt ook uit de lagere middenklasse. Wie zijn de meest markante figuren? Louis de Potter komt altijd naar voor, maar hij is heel controversieel en het duurde niet lang voor hij door de anderen werd verdreven. Ik heb proberen aan te tonen dat het om een vrij grote en diverse groep gaat. Er is een kern van een honderdtal doorwinterde activisten, waaronder militairen en publicisten. Zij hebben een grote en wisselende achterban. Binnen de kerngroep waren Alexandre Gendebien, Lucien Jottrand, Adolphe Bartels en Edouard Ducpétiaux de meest prominente leden. Ze hebben erg verschillende persoonlijkheden. Zo is Jottrand een bemiddelaar en een brugfiguur, terwijl anderen zoals Bartels meer recalcitrant zijn. Ik probeer ze te analyseren zoals ze in de bronnen naar voor komen.

Binnen de republikeinen was niet iedereen even standvastig. Er waren er een aantal die vrij snel het kamp van de gematigden opzochten. Ze beseften dat binnen de Europese constellatie met conservatieve landen zoals Engeland, Oostenrijk en Rusland, het niet haalbaar was om in België een republiek op te richten. Daarnaast kiest een deel van de republikeinen voor hoge functies en laten vervolgens hun revolutionaire pretenties varen. Toch bleven ook die gematigden en carrièristen een zekere loyauteit behouden tegenover de radicale groep. Die radicalen blijven zich telkenmale roeren, met name in 1831, 1839 en 1848. In de historiografie heeft men steeds gepretendeerd dat in 1848 weinig in België is gebeurd, maar de republikeinen hadden toen opnieuw bijna een revolutie op touw gezet.

Er vertrekken mensen uit de kern, maar er komen er ook andere weer bij, zoals een groep aanhangers van Claude Henri de Saint-Simon, een groep Polen nadat de revolutie daar was neer geslagen, aanhangers van Louis Blanc, en ook aanhangers van Charles Fourier. En tegen 1848 komen daar ook de Duitsers met onder meer Karl Marx erbij.

Waarom gaan ze in 1830 over tot de revolutie?

De revolutie was aanvankelijk geen doel op zich, maar ze wilden het systeem veranderen. Met name wilden ze ministeriële verantwoordelijkheid en volledige vrijheid van pers, en de katholieken wilden zich ook afzetten tegen overheidsinmenging in het katholiek onderwijs. De radicalen en republikeinen waren simpelweg te weinig vertegenwoordigd in de Staten-Generaal (het toenmalige parlement, nvdr) om via deze weg enige verandering teweeg te kunnen brengen. In 1830 zaten er in de Staten-Generaal slechts enkele linkse liberalen en radicalen, zoals Charles De Brouckère en Pierre Seron. Daardoor concentreerden ze zich vooral op buitenparlementair activisme. Radicalen zoals de Potter, Tielemans en Bartels agiteerden via de pers en dwongen zo processen, waarna ze werden verbannen of een gevangenisstraf kregen. Dat bezorgde hen bekendheid en een martelarenstatus.

De stap naar revolutie was geen bewuste beslissing. Het is een proces waarin ze gebruik maakten van bepaalde opportuniteiten. Eerst creëerden ze een oppositiesfeer door middel van petities. Dan zien we dat op het einde van augustus er groepen zijn die gaan rekruteren. Men mobiliseert in de cafés om de huizen van ministers en redacties van regeringspers heel hardhandig aan te pakken. Tegelijk zijn er eind augustus allerlei protesten aan de gang. Het is ook de periode waarbij er internationaal en bij ons een groep arbeiders zich afzet tegen de introductie van machines. 1830 valt ook in een periode van economische crisis en van prijsstijgingen, waardoor er acties zijn tegen de hoge graanprijzen en tegen graanhandelaren. Al die protestacties samen vormen een gunstig klimaat voor de radicalen.

Daarenboven is de reactie van de overheid erg beperkt. Men vreesde dat door in te grijpen alles zou escaleren en wilde de protesten vanzelf laten uitdoven. Het leger was ook nauwelijks aanwezig in Brussel, omdat het vooral in de garnizoenssteden zat.

Om de gemoederen te bedaren, liet koning Willem I de Staten-Generaal bijeen roepen in Den Haag, waardoor alle gematigden met gezag Brussel verlieten, en de radicalen dus plots het speelveld voor zich hadden. Dat was een vergissing van Willem I. Hij had beter die Staten-Generaal in Brussel laten doorgaan.

De radicalen zagen dus hun kans schoon en de revolutie leidde tot het Voorlopig Bewind dat op 4 oktober de onafhankelijkheid uitriep. Er werden vrijwilligerskorpsen georganiseerd die ook naar andere steden optrokken.

In mijn boek ‘Het Verloren Koninkrijk: het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie. 1828-1850’ ga ik dieper in op waarom Willem I niet meteen het Zuiden heroverde. In het Noorden was er een grote groep bij de elite –met name in Amsterdam en Rotterdam– die van het Zuiden af wilde. Daarenboven was er bij de machthebbers in België na de revolutie een aanzienlijk deel dat de prins van Oranje op de Belgische troon wilde zetten en een soort dubbelmonarchie stichten. Het leek er lang op dat de orangisten het overwicht konden verwerven binnen de nieuwe Belgische elite. Willem I viel België dan ook pas binnen wanneer de orangistische coup van aprilmei 1831 mislukte en Leopold I op 21 juli op de troon was gezet.

In september 1831 leerde het Nederlandse leger het Belgische leger een lesje tijdens de Tiendaagse veldtocht, maar Leopold I riep de Fransen ter hulp, en die grepen in. Willem I zag dat hij tegen Engeland en Frankrijk niet op kon torsen, maar wist wel een beter verdrag uit de brand te slepen.

De revolutie is geslaagd dankzij de republikeinen, die daarenboven de vrijwilligerskorpsen controleren. Waarom komt er dan toch geen republiek?

Omdat in het Voorlopig Bewind, en met name in het invloedrijke Comité Central, waar fundamentele beslissingen worden genomen over hoe de Constituante zal worden samengesteld, de radicalen in de minderheid waren. Ondertussen waren de septemberdagen voorbij en zaten de vrijwilligerskorpsen in andere delen van België, terwijl de machtsstrijd zich in Brussel afspeelde. Ook verschillende kopstukken zoals Gendebien verbleven op dat moment niet in Brussel.

Ze werden ook een politieke minderheid omdat ze zich van Europese legitimiteit en een economisch draagvlak moesten verzekeren. Daarom moesten ze de conservatieven, liberalen, katholieken en een deel van de adel mee in het bad trekken, met als gevolg dat er beslissingen in hun nadeel werden genomen.

In feite zou men zelfs grotendeels het politieke systeem van voor de revolutie handhaven: enkel de gefortuneerden konden stemmen. Zij stemden niet op de radicalen, waardoor zelfs de Potter niet werd verkozen. Ze vormden dus een minderheid, maar wel één die zich geweldig weerde. Doorheen de jaren 1830 en 1840 zou de overheid ervoor zorgen dat de radicalen niet meer verkozen werden. Ambtenaren werden onder druk gezet door de regering om zich niet meer verkiesbaar te stellen. Priesters werden door de katholieke hiërarchie aangemaand zich niet met de radicalen in te laten. Vooral de burgemeesters werden ingeschakeld om kiezers onder druk te zetten. Bij de verkiezingen in 1831 haalden de radicalen 42 verkozenen op een totaal van 102 Kamerleden, maar tegen midden jaren 1830 zijn die bijna allemaal aan de kant geschoven.

Wat is hun reactie hierop?

Wanneer ze aan de kant werden geschoven, kwamen ze in een crisis. Om daaruit te raken en hun gedachtegoed te verspreiden, richtten ze zich op de ontluikende arbeidersbeweging in de jaren 1836 tot 1840. Ze concentreerden zich op de ambachtslieden die af te rekenen hebben met de teloorgang van het corporatisme en met mechanisering; die zijn namelijk gevoelig voor protestbewegingen. Ze pasten hun gedachtegoed aan en probeerden via hun kranten invloed te verwerven. Daarbij ondersteunden ze sterk mensen zoals Jacob Kats, die met sociaalvoelende toneelstukken de arbeiders wist te bereiken. De radicalen stonden hem en de meetingbeweging financieel en juridisch bij.

Met de steun van de prille arbeidersbeweging riepen ze in 1839 het leger op om niet in te grijpen, maar al snel werden Bartels en Kats gearresteerd, en nam de overheid de nodige maatregelen om in te grijpen voor het geval er een coup zou uitbreken.

Vervolgens richten ze zich op de links-liberalen?

Na de mislukte coup werd de arbeidersbeweging vanuit het regime onderdrukt, waardoor de radicalen en republikeinen zich tot een andere groep gingen wenden. Dan kwamen de linksliberalen sterker in beeld, en probeerden de radicalen binnen de liberale beweging een sterke positie uit te bouwen. Ze zorgden ervoor dat niet-kiezers toetreden tot de kiesverenigingen om druk uit te oefenen en te ijveren voor een verlaging van de kiescijns. Dit entrisme had ook een invloed op de radicalen zelf: zij worden meer reformistisch. Men zou dit een fase van verrechtsing of afzwakking kunnen noemen.

Deze fase begon ongeveer vanaf 1841, maar kwam niet uit de lucht vallen. Ook in het Nationaal Congres hadden ze al contacten met linkse liberalen die hen goed gezind waren, zoals Eugène Defacqz. Het entrisme leidde zelfs tot enkele successen, vooral op lokaal niveau, waarbij ze verkozen geraakten en sociale maatregelen konden nemen tijdens de crisisperiode van 1846-47. Tegelijk breidden de radicalen ook uit aan de andere kant van het ideologisch spectrum. Aanhangers van Louis Blanc en Charles Fourier (gekend omwille van zijn Phalanstère, een leefgemeenschap voor arbeiders, nvrd) vonden aansluiting bij hen, waardoor ook dat denken een deel van hun gedachtegoed werd. Ook Marx vertoefde ondertussen in Brussel, al vond hij weinig aanhang binnen de radicalen, met uitzondering van enkele radicalen in Luik, zoals Victor André Tedesco. Dus aan de vooravond van de revolutie in 1848 vormden de radicalen een zeer heterogene groep met jakobijnen, reformisten, (utopische) socialisten en marxisten. In 1848 volgt dan opnieuw een revolutie? Sinds 1845 woedde er opnieuw een zware economische crisis in Vlaanderen, en de radicalen richtten zich meer op de sociaaleconomische situatie van de armen in de samenleving. Het gedachtegoed van Louis Blanc, waarin het recht op arbeid centraal staat, maakte opgang, en er werden meetings en lezingen over de schrijnende situatie gehouden.

Tegelijk blijven de nauwe banden met Frankrijk (waar de Februari-revolutie in 1848 plaatsvond met als resultaat de vestiging van de tweede republiek vestigde, nvdr) een belangrijke rol spelen. Na de revolutie wilden de Fransen om de eigen werkzaamheidsgraad te beschermen de voornamelijk in de textielindustrie tewerkgestelde Belgische arbeiders het land uitzetten. Tegelijk liepen in Parijs opnieuw dezelfde Belgische republikeinen uit 1830 met dezelfde revolutionaire bedoelingen rond. Zij wilden de tour de force uit 1830 herhalen. De parallellen zijn opmerkelijk. Zij lijfden de Belgische werkloze arbeiders in om hen bij ‘Risquons-Tout’ België te doen binnen vallen, maar de steun van de Fransen is halfslachtig. De revolutionairen kregen bijvoorbeeld wel de steun van een leidende figuur als Charles Delescluse, maar niet van Premier Alphonse de Lamartine. Uiteindelijk beschikte het Belgische leger over de inlichtingen en de tijd om zich voor te bereiden. De staatsveiligheid had zelfs een konvooi met revolutionairen, dat vanuit Parijs naar de grensstreek reed, kunnen omleiden en gevangen nemen. Wanneer andere revolutionairen de grens overstaken bij Risquons-Tout werden ze in de pan gehakt. In de geschiedschrijving heeft men daar lacherig over gedaan, maar uiteindelijk werden daar een aantal werkloze sukkelaars de dood in gejaagd. Dat is niet om mee te lachen. Tegelijk probeerden de republikeinen ook vanuit de steden al opstanden te ontketenen. Vooral in Gent en Brussel kwam het tot opstootjes, maar opnieuw was de Belgische regering goed voorbereid. Er werd een samenscholingsverbod uitgevaardigd en zo werd de opstandsbeweging in de steden in de kiem gesmoord. Vervolgens had het hele apparaat van de magistratuur hard ingegrepen. De republikeinen werden aanvankelijk ter dood veroordeeld, maar vervolgens verbannen of opgesloten in het onherbergzame fort van Hoei. Degenen die nog overbleven, zijn verder actief gebleven in de arbeidersbeweging of in minder gevaarlijke politieke stromingen zoals het links liberalisme en de Vlaamse beweging.

Wat is hun nalatenschap?

Zonder de republikeinen was er geen Belgische revolutie. Ze waren een minderheid, maar wel een heel actieve en rumoerige minderheid. Ze hebben de grondwet fundamenteel beïnvloed, bijvoorbeeld door het aan banden leggen van de koninklijke macht. Ze zorgden ervoor dat de Senaat niet enkel bevolkt werd met door de koning benoemde adel.

Daarnaast hebben ze de basis gelegd voor het denken binnen de arbeidersbeweging. Als je het gedachtegoed bekijkt, dan ligt daar de basis van het denken binnen de arbeidersbeweging. Ideeën zoals het inschakelen van de staat ten behoeve van de arbeiders, het uitbreiden van het kiesrecht en de hele reformbeweging vinden hun oorsprong bij hen.

Wat zijn uw toekomstplannen?

Ik ben momenteel bezig met de demystificatie van de Belgische geschiedschrijving die voor sommige historici nog steeds erg nationalistisch is. Zoals u weet, was het verhaal van de orangisten of de republikeinen bijvoorbeeld niet gekend. Men doet alsof de Belgische revolutie triomfantelijk en door iedereen gedragen was, maar er waren meer tegenstanders dan men denkt, en dan heb ik het niet enkel over de anti-belgische Vlaamse nationalisten of de wallinganten.

Het boek ‘Belgische republikeinen Radicalen tussen twee revoluties (1830- 1850)’ is uitgegeven door Uitgeverij Polis, en is te vinden in de betere boekhandel. ISBN: 9789463105071, 448 pagina’s, en het kost 27 euro. Een koopje.