29 jul 2020

Hugo Buyssens – Thomas Piketty: redder van het kapitalisme?

Zes jaar na Kapitaal in de XXI-ste Eeuw (2013) verschijnt Piketty’s nog dikkere kanjer Capital et Idéologie (reeds vertaald als Capital and Ideology voor het internationale publiek). Piketty erkent dat de dieperliggende oorzaken voor de ongelijkheid in zijn vorige boek onbeantwoord bleven. Hij wil ons nu informeren over de redenen en tevens oplossingen aanreiken. Links zette vooral de voorstellen van het laatste hoofdstuk in de verf. Ewald Engelen, columnist bij De Groene Amsterdammer en hoogleraar aan het UvA, graaft heel wat dieper in zijn interessante bijdrage. Enerzijds prijst hij het boek, anderzijds bekritiseert hij het onomwonden. Om de tekortkomingen te duiden, plaatst hij Piketty tegenover Marx. Is Piketty een reformist die het kapitalisme ongemoeid wil laten, of is er toch een andere meer militante lezing mogelijk, een lezing die iets bijbrengt aan de discussie die #BeterNaCorona wil stimuleren?

Ideologie en verzet

In omvang benadert Kapitaal en Ideologie de drie delen van Marx’ Kapitaal. Opmerkelijk bij Marx zijn de uiterst abstracte  modellen met een koppel sociologische categorieën – kapitalisten en arbeiders – die al bij al mijlenver af staan van de dagdagelijkse concreetheid, maar die toch relevant zijn om de interne logica van het kapitalisme te vatten. Bij Piketty daarentegen zien we tabellen en grafieken. Voor Engelen blijft Piketty op die manier aan de oppervlakte en heeft hij in tegenstelling tot Marx geen aandacht voor het kapitalisme als systeem. Volgens Engelen wil Piketty het kapitalisme redden. Hij vraagt zich af ‘waarom de staat zijn macht nu wel voor progressieve doeleinden zou aanwenden, terwijl ze die al veertig jaar gebruikt voor het nastreven van hyperkapitalistische doeleinden’.  

Een ander verwijt is dat Piketty idealistisch zou zijn. Piketty denkt immers, volgens Engelen, dat ideologie – de verzameling opvattingen – de werkelijkheid stuurt en niet andersom zoals bij Marx. Zelf denken we dat Piketty hier dicht bij Marx aanleunt, omdat de economische structuur en de ideologische bovenbouw – de overheersende opvattingen – een organisch geheel vormen; ze haken op elkaar in. Maar zelfs al probeert de macht de bestaande ongelijkheid theoretisch te verantwoorden en bepaalt ze zo de heersende ideologie, dan nog is wat er leeft in een maatschappij nooit monolithisch. De klassenstrijd is voor Piketty niet enkel de motor van de geschiedenis, maar heeft ook nood aan een ideologische poot. Volgens Piketty kunnen we niet zomaar afwachten tot er een revolutie uitbreekt – ‘attentisme révolutionnaire’ – maar moeten we bereid zijn om uit de geschiedenis te distilleren wat bruikbaar is, zowel theoretisch als inhoudelijk. Enkel dan zijn we in staat om op de cruciale momenten de juiste keuzes te maken. In het project van Piketty vormen de ideologische, politieke en sociale strijd een geheel, wat doet denken aan de standpunten van Karl Marx en Friedrich Engels na de nederlaag van de Parijse Commune in 1870, of aan de praktijk van de Tweede Internationale in de periode voor de eerste wereldoorlog.

Arbeidersstrijd en welvaartsstaat

Piketty herschrijft met zijn grafieken de gangbare burgerlijke geschiedenis. De Franse Revolutie krijgt goede punten voor haar emancipatie, maar was tegelijk een mislukking omdat ze de basis legde voor de verheerlijking van het privébezit. Eigendom nam de plaats in van de God uit het Ancien Régime om alles goed te praten. De grafieken ondersteunen de stelling. Pas later kwam er een beweging die het privébezit in vraag stelde. De politieke en sociale strijd van de tweede helft van de negentiende eeuw – waarbij de marxistische kritiek op het kapitalisme een hoofdrol speelde – was de basis voor de herverdeling na de Eerste Wereldoorlog. In 1914 was de concentratie van vermogens in Frankrijk trouwens groter dan in 1789. Meer dan eens wijst Piketty erop dat niet de Franse Revolutie voor een herverdeling zorgde – integendeel – maar de georganiseerde arbeidersstrijd vele decennia later wel.

De ideeën die op de cruciale momenten de overhand halen, bepalen welke weg de geschiedenis in woelige periodes inslaat. Die ideeën komen niet uit de lucht gevallen, maar hebben meestal een lange voorgeschiedenis. Het verloop van de geschiedenis ligt dus niet op voorhand vast, ideologieën doen er toe; het is de rode draad van het boek. Op die manier kristalliseert de arbeidersstrijd van de negentiende en twintigste eeuw uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog in de West-Europese sociale zekerheid. Piketty is de laatste om de ‘welvaartsstaat’ te verheerlijken. Hij beseft de tekortkomingen maar tegelijkertijd tonen zijn grafieken dat het ombuigen van de vermogensconcentratie juist de basis vormde voor de sociale zekerheid. Piketty is ook genuanceerd genoeg om te beseffen dat oorlogen en crisissen de kansen boden om de krachtsverhoudingen – zij het tijdelijk – te veranderen. Hij onderzoekt hoe we in dergelijke crisismomenten moeten omgaan met eigendomsrechten uit het verleden.

     

Kapitaal of Bezit?

De kritiek van veel marxisten op Piketty’s vorige boek, of van Ewald Engelen op het nieuwe, is niet verwonderlijk. Immers, alhoewel het ‘Kapitaal’ in beide titels vermeld wordt, zien we dat het telkens over ‘bezit’ gaat. Het is dus begrijpelijk dat Engelen denkt dat Piketty geen aandacht heeft voor de logica van het kapitalisme. Economische crisissen, een eigenschap van het kapitalisme, komen bovendien nauwelijks aan bod. ‘Bezit’ of  ‘eigendom’ is veel ruimer dan ‘aandelen’ en ‘productiemiddelen’, de termen die socialisten en marxisten hanteren. Piketty lijkt geen onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld de private woning of auto, en de productiemiddelen die winsten moeten genereren. Als we Piketty’s boek echter als een geheel zien dan wordt de woordkeuze begrijpelijk. Het propriétarisme – de ideologie van het bezit – toont zich in 1885 als Zola Germinal schrijft, als ‘industrieel’ kapitalisme. De eeuwenlange uitbuiting had een nieuwe vorm aangenomen. De klassenstrijd manifesteerde zich dan noodzakelijk als arbeidersstrijd. In die vorm speelde ze decennialang de hoofdrol en slaagde ze er voor de eerste maal in om de verheerlijking van het eigendomsrecht tijdelijk in vraag te stellen. Ondertussen heeft de financialisering – Marx’ renten – een ongelooflijke vlucht genomen zodat de term ‘propriétarisme’ niet al te misplaatst is. De politieke gevolgen zijn trouwens onmiskenbaar.

‘Gauche brahmane’ en ‘droite marchande’

De politieke herverkaveling van de laatste jaren in Europa en de VS kan niet langer afgedaan worden als iets wat vanzelf wel zal overgaan. Centrum links (de sociaaldemocratie, de democraten in de VS) en centrum rechts (de christendemocratie, de republikeinen) kregen beide een radicale vleugel. Er ontstaat een vierdeling: radicaal links – sociaaldemocratisch centrum – democratisch rechts –  identitair uiterst rechts. In de VS: Sanders – Clinton – Bush – Trump; in Frankrijk: Mélenchon – Hollande – Macron – Le Pen. Vertaald naar België wordt dit: PVDA – SPA/GROEN – NVA/CD&V – Vlaams Belang.

Piketty ergert zich aan de fatalistische wijdverspreide opvatting bij veel democraten dat de lagere blanke arbeidersklasse – ‘les classes populaires’ –  uiterst rechts stemt omdat ze racistisch zou zijn. Op die manier wordt de fout bij het “volk” gelegd en niet bij de politiek en/of de economische situatie. ‘Classes populaires’ – een Franse term die moeilijk te vertalen is – valt samen met de slachtoffers van de globalisering. Voor Piketty kwam de politiek niet tegemoet aan hun verzuchtingen. De globalisering verklaart echter niet alles en dus gaat hij op zoek naar de achterliggende ideologische mechanismes. Decennialang bestond de electorale basis van de sociaaldemocratie vooral uit mensen met lagere inkomens, lager geschoold en arm. De grafieken van Piketty tonen dat dit rond 1960 begint te veranderen en in 1990 trekken zowel de sociaaldemocratische partijen in Europa als de democraten in de VS vooral hoger gediplomeerden aan. Piketty noemt hen ‘la gauche brahmane’. In het Indische kastensysteem vormen intellectuelen en priesters de kaste van de brahmanen die het voor het zeggen heeft. Aan haar rechterflank staat ‘la droite marchande’, handelaars-rechts (Macron, N-VA, enz.). La gauche brahmane en la droite marchande promoten beide de globalisering van het kapitaal en het privébezit.

Piketty maakt geen gebruik van de klassieke socialistische terminologie ‘productiemiddelen’ en ‘arbeidersklasse’ om het kapitalisme theoretisch te vatten. Niet omdat ze verkeerd zijn, maar omdat ze niet in staat zijn de huidige sociologische werkelijkheid te vatten. In de plaats komen ‘propriétarisme’ en de politieke vierdeling. Hij toont waar de politieke en waar de economische macht zit, op welke manier twee sociologische categorieën elkaar vinden en waarin ze van elkaar verschillen. In dezelfde beweging integreert Piketty de globalisering en de onwil van de ‘bezitters’ om te investeren in maatschappelijke noden.

Een politiek project

In Kapitaal in de XXI-ste eeuw lazen we nog dat de groei groter moet zijn dan de winstvoet, om te vermijden dat de ongelijkheid toeneemt. Piketty is ook als econoom naar links opgeschoven en stelt nu dat ‘groei’ irrelevant is. Het gaat over ‘welzijn’, en dat kan niet in geld uitgedrukt worden zelfs al hebben we geld nodig om een moderne maatschappij te laten draaien. De econoom Piketty wil het geld dus niet afschaffen, maar beseft zoals Marx dat geld verschillende functies kan vervullen.

Enerzijds wil Piketty radicaliseren wat er bestond in de gouden jaren. Anderzijds wil hij een totale omslag in ons denken en in onze economische activiteit, want ook zonder de klimaatcrisis is het nodig om het kapitalisme te overstijgen. Opkomen voor  ‘groei’ is naast de kwestie. Wat we produceren en hoe we produceren kan niet overgelaten worden aan de marktmechanismes. De schuchtere voorstellen aan politici en sociologen uit zijn vorige boek zijn in Kapitaal en Ideologie een uitgewerkt politiek en economisch project geworden.

Welke weg de geschiedenis inslaat in crisismomenten wordt bepaald door de ideeën die er dan circuleren. De crisissen en revolutionaire periodes krijgen zo een belangrijke taak toebedeeld … én toch wordt de arbeidersvertegenwoordiging in de Duitse ondernemingsraden met al zijn gebreken als een bruikbaar model naar voor geschoven. De stevige kritiek van Ewald Engelen wordt begrijpelijk, zeker als we enkel naar Piketty’s voorstellen kijken. Piketty wil zware belastingen op de fortuinen, geplafonneerde erfenisrechten, sterk progressieve inkomstenbelastingen, en op 25 jaar krijgt iedereen 120.000 €. Strikt genomen heeft Engelen gelijk dat belastingen de kapitalistische logica niet onderuit halen. Als we naar de samenhang van Piketty’s voorstellen kijken is er toch ook een andere interpretatie mogelijk. De continue herverdeling van het bezit hertekent immers de economie. De voorstellen van Piketty tonen waarom het kapitalisme niet functioneert; ze leggen impliciet de logica van het kapitalisme bloot. Met Piketty’s voorstellen komen de aandeelhouders in de grote bedrijven in een minderheidspositie; in de kleine bedrijven is er een gedeelde beslissingsmacht. Piketty kijkt niet enkel naar de onvermijdelijke revolutionaire momenten, maar stelt zich de vraag wat we ermee moeten doen. Hij wil een maatschappelijke omwenteling waarbij de huidige patstelling in het politieke landschap overstegen wordt. Op die manier is het een oproep om terug aan te knopen met het oorspronkelijke politieke project onmiddellijk na de Parijse Commune. Piketty heeft het niet over een nationalisering van de productiemiddelen, maar over fortuinen en machtsconcentratie. Hij verwerpt het bureaucratisch model van de Sovjet-Unie als alternatief voor het hyperkapitalisme, en pleit voor een participatief socialisme waarbij de macht verspreid is, bezit onbelangrijk wordt, de macht van de aandeelhouders uitgehold wordt en er geproduceerd wordt in functie van de noden. Piketty wil de klok niet enkel maar terugdraaien. De klassenstrijd die in West-Europa leidde tot de zogenaamde ‘gouden’ naoorlogse jaren zijn voor hem uiteindelijk niet meer dan een argument dat het anders kan.  

  

      

Voorbij de utopie?

Ewald Engelen verwijt Thomas Piketty dat zijn analyse geen ruimte laat voor een ‘beredeneerde utopie‘ zoals bij Bourdieu. De ‘beredeneerde voorstellen‘ van Piketty zouden het kapitalisme in stand houden, hoe goed bedoeld ze ook zijn. Volgens Engelen legt Karl Marx niet enkel uit hoe het kapitalisme functioneert, maar ook ‘hoe de kapitalist door loonmatiging en uitbuiting zijn eigen doodgravers produceert‘. Crisissen en sociale erupties zullen de noodzakelijke en onvermijdelijke overgang naar een rechtvaardige en duurzame maatschappij uiteindelijk wel waarmaken, denkt Engelen, en daarom zijn zowel de politieke analyse als de voorstellen van Piketty een hinderpaal voor die onontkoombare omwenteling. De kapitalist graaft toch zijn eigen graf. Ewald Engelen staat zeker niet alleen met zijn analyse die veel verwantschap vertoont met het Franse situationisme.

Zowel Engelen als Piketty willen een antwoord geven op het failliet van het bureaucratisch socialisme. Engelen gaat daarbij de meer utopische richting uit. In de crisismomenten moet de verbeelding aan de macht komen en alles wat de spontaneïteit zou kunnen kortwieken moeten we vermijden. Het is een theoretische tabula rasa. Piketty daarentegen wil dat we lessen trekken uit de klassenstrijd en overhouden wat bewezen heeft dat het kan werken. Nu de crisissen elkaar steeds sneller opvolgen, en ze het relatieve welzijn in de kernlanden van het kapitalisme meer en meer onderuit halen, komen oude meningsverschillen binnen links terug boven water. De theoretisch uitgewerkte kritiek van Engelen is misschien wel de beste manier om te vatten waar het Piketty om te doen is, en vice versa.

Ondanks de politieke insteek van Piketty’s lijvige boek komen hoopvolle experimenten van participatief socialisme van de laatste decennia nauwelijks of niet aan bod. We denken bijvoorbeeld aan de Sandinistische revolutie in Nicaragua, het verzet in Mexico en Latijns-Amerika, het Spaanse Podemos, het Griekse Syriza, het Koerdisch-Syrische experiment dat expliciet naar Bookchin verwijst of desnoods de positie van Corbyn binnen Labour. Door die leemte blijft Piketty’s discours uiteindelijk te abstract en stelt hij zich bloot aan de kritiek van Engelen. Terwijl juist een politieke analyse van die recentere vormen van massaal verzet met een politiek verlengstuk, hen dichter bij elkaar zou kunnen brengen. Dan zou trouwens duidelijk worden dat grote delen van de bevolking in de woelige periodes wel aan hetzelfde zeel trekken, maar dat de politiek bij gebrek aan een geloofwaardig, concreet en haalbaar perspectief het keer op keer laat afweten.  

Bijkomende literatuur

– Ewald Engelen, ‘Thomas Piketty’s utopische impuls’, 11 maart 2020, De Groene Amsterdammer  https://www.groene.nl/artikel/ik-ben-een-historicus

– Ewald Engelen interviewt Thomas Piketty – Podcast

https://www.groene.nl/podcasts/de-groene-amsterdammer-podcast/afleveringen/ewald-engelen-interviewt-thomas-piketty

De Engelse vertaling kan men terugvinden op de site van Harvard University Press: https://www.hup.harvard.edu/catalog.php?isbn=9780674980822

Thomas Piketty, Capital and Ideology, Cambridge (MA): Harvard University Press, 2020. 35€