27 jul 2022

Dirk Vandenberghe – Frans Masereel en zijn maatschappelijk engagement: internationalist, pacifist en humanist

Masereel was niet alleen een buitengewoon kunstenaar, maar ook een overtuigd pacifist, bevlogen internationalist en een maatschappelijk geëngageerd man, die het in werk en leven consequent opnam voor de zwakkeren in de samenleving, ook op momenten dat hij het zelf vaak moeilijk had om de eindjes aan elkaar te knopen. Het kan dus geen kwaad om ons af en toe eens te herinneren aan dat levensverhaal van de naamgever van ons fonds, zeker in een tijd als deze, nu er weer eens een zinloze oorlog wordt uitgevochten op ons continent.

Dirk Vandenberghe was redacteur en Frankrijkcorrespondent voor het NRC Handelsblad. Hij werkt nu als freelance-journalist en podcastmaker. Hij is eveneens lid van MF-Kortrijk.

Het heeft niet eens zo heel veel gescheeld, of de oprichters hadden misschien op zoek moeten gaan naar een andere naamgever voor onze vereniging. Het was in de zomer van 1969 dat Mark Braet, de Brugse dichter en vertaler van Pablo Neruda, naar Avignon reisde om er Masereel te ontmoeten. Hij wilde er namens de initiatiefnemers voor een nieuw progressief cultuurfonds de toestemming vragen aan de graficus om zijn naam te geven aan dat nieuwe fonds. In een briefje dat Masereel enkele dagen later verstuurt, zegt hij ontroerd te zijn door de vraag, en stemt toe. In 1971 wordt zo het Masereelfonds opgericht, die vijftigste verjaardag hebben we vorig jaar gevierd. De naamgever zelf is dan al te ziek om de oprichtingsvergadering bij te wonen. Hij overleed op 3 januari 1972, op 82-jarige leeftijd, in een ziekenhuis in Avignon. Enkele dagen later werd hij op zijn vraag begraven op het kerkhof Campo Santo van Sint-Amandsberg in Gent. De rouwplechtigheid vond plaats in het Museum voor Schone Kunsten, en werd bijgewoond door tal van hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland, met enkele grote delegaties uit het Oostblok. Masereel wordt dan al beschouwd als een van de invloedrijkste grafici van de twintigste eeuw.

Het begin

Frans Masereel werd op 30 juli 1889 geboren als oudste telg in een gezin uit de rijke Gentse, Franstalige bourgeoisie. Zijn ouders, François Masereel en Louisa Vandekerckhove, wonen op dat moment in hun zomerhuis in Blankenberge aan de kust, maar al op vijfjarige leeftijd verhuist Frans met zijn ouders terug naar Gent. Zijn vader sterft jong en zijn moeder hertrouwt in 1897 met de gynaecoloog Louis Lava, een vooraanstaand lid van de liberale burgerij, maar hij was toch vooral een vrijdenker. Lava is de zoon van een Kortrijkse vlasfabrikant die Jean-Jacques Rousseau en Karl Marx in de boekenkast heeft staan, en Louis, een Franssprekende flamingant en progressieve liberaal, geeft zijn vrijzinnige kijk op het leven door aan de jonge Frans.

Tegelijk wordt in die jaren ook de kiem gelegd voor zijn progressieve ideeën en zijn opvattingen over kunst. Hij is sterk onder de indruk van de massa arbeiders die hij in zijn straat iedere ochtend naar het werk ziet trekken, vooral over hun arme voorkomen en grauwe gezichten. Het maakt de jonge Masereel opstandig, en dat wordt nog versterkt door een tante langs vaders kant, die boeken van de Russische anarchist Peter Kropotkin naar het Nederlands vertaalt. Hij leest over Edouard Anseele, de Gentse socialistenleider, die hij veel later zal vereeuwigen in een houtsnede, die wordt opgenomen in een boek van Achille Mussche over de ellende van het proletariaat in de Gentse textielindustrie.

Ook raakt de tiener Frans, gestimuleerd door zijn kunstzinnige moeder, in de ban van de schone kunsten. Tekenen wordt zijn passie, en hij krijgt aan de Academie voor Schone Kunsten les van de schilder Jean Delvin. Hij maakt er kennis met andere kunstenaars en aspirant-kunstenaars, zoals de non-conformist en zelfverklaard proletariër Jules De Bruycker, wiens etsen een grote invloed hebben op de ontwikkeling van Masereel. 

Ondertussen begint de jonge kunstenaar te reizen, eerst naar Engeland en Duitsland. In 1909 bezoekt hij voor het eerst Parijs, een korte reis die toch veel indruk op hem maakt. Niet de pracht en praal, maar de beelden van het harde, rauwe stadsleven blijven hem bij. Hij maakt er zijn eerste schetsen van bedelaars. De ontmenselijking, de vervreemding in de stad zal een thema worden in zijn werk, dat het beste naar voren komt in de beeldroman La Ville (1925). Nog in 1909 reist hij naar het Franse protectoraat Tunesië, waarschijnlijk onder invloed van zijn vriendin Pauline Imhoff. Deze gescheiden Française is ruim tien jaar ouder dan Frans en heeft al een dochter van 11 als ze in 1911 in Genève in het huwelijk treden.

Ze verhuizen kort daarna naar Parijs, waar Masereel zich als beginnend kunstenaar probeert te vestigen. In het vooroorlogse Parijs werkt hij aanvankelijk vooral aan tekeningen, aquarellen en grafische kunst, maar daar leert hij ook de kunst van de houtsnede. Hij blijkt er een uitzonderlijk talent voor te hebben, wat zijn handelsmerk zal worden. Nog in Parijs leert hij Henri Guilbeaux kennen, een jonge journalist en uitgever/hoofdredacteur van satirische tijdschriften. Het is de anarchistische Guilbeaux die hem de kans geeft enkele spotprenten te publiceren, en die hem in contact brengt met enkele literaire grootheden van die tijd, zoals Stefan Zweig, Romain Rolland, Rainer Maria Rilke en Emile Verhaeren. Sommigen zullen vrienden voor het leven blijven.

De oorlog

Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog haast Masereel zich terug naar België, maar omdat hij er officieel is uitgeschreven, is het onduidelijk of hij dienstplichtig is. Zijn stiefvader Lava geeft hem de raad snel België te verlaten. Toch duurt het nog tot oktober voor Masereel terug vlucht richting Parijs. Hij ziet op zijn vlucht de verschrikkingen van de oorlog, en de tekeningen die hij daarover maakt verschijnen in een editie van het blad La Grande Guerre par les Artistes. Dankzij Guilbeaux en Rolland kan hij vluchten naar Genève, waar hij in 1915 onbezoldigd aan de slag kan als vertaler bij het Agentschap voor Krijgsgevangenen van het Rode Kruis. Hij ontpopt er zich ook als illustrator van tal van internationale, pacifistische bladen die in het neutrale Zwitserland verschijnen. Hij verdient er een beetje geld mee, maar hij wordt bekend, als een overtuigd tegenstander van de oorlog. De prenten die Masereel daar maakt, zijn een onophoudelijke aanklacht tegen het cynisme en de zinloosheid van het oorlogsgeweld. 

Pauline en Frans leven in Genève in grote armoede. Masereel, sterk vermagerd, sterft er bijna aan de Spaanse griep, maar hij krabbelt overeind. In Genève ontstaat een hechte vriendschap met Rolland en Zweig. De Oostenrijker van joodse origine zal zijn verdere leven een groot bewonderaar blijven van Masereel, en diens werk overal aanbevelen. Hij schrijft liefdevol over Masereel in het indrukwekkende De wereld van gisteren, het levensverhaal dat hij opschreef aan het begin van WOII en verscheen in 1942, kort voor hij zelfmoord pleegde in zijn exiloord in Brazilië.

Ondertussen komt Masereel aan het eind van WOI in aanvaring met de Belgische autoriteiten. Zijn pacifisme komt hem duur te staan, hij wordt door België beschouwd als dienstweigeraar. Tot 1929 wordt hem daarom de toegang tot het land ontzegd. Het doet hem verdriet dat hij zijn familie niet kan bezoeken, maar zijn engagement zet hij onverminderd voort. Ook na de oorlog hekelt hij in zijn spotprenten de cynische machthebbers, die zich na vier jaar oorlogsgeweld met honderdduizenden doden plots voordoen als vredesstichters.

Sociale wantoestanden en het kapitalisme

Maar het werk van Masereel beperkt zich niet tot anti-oorlogsprenten. De kunst van houtsnedes die hij in de oorlogsjaren heeft geperfectioneerd, krijgt vorm in beeldromans. Hij publiceert 25 Images de la Passion d’un Homme (1918), Mon livre d’Heures, Le Soleil (1919) en L’Idée (1920). Al die werken zijn aanklachten tegen machthebbers en sociale wantoestanden, verbeeldingen van een betere wereld, odes aan de vrijheid. Hij hekelt de uitbuiting van de kleine man door het kapitalisme en de anonimiteit van de grote stad, en houdt een pleidooi voor creativiteit en ongebondenheid. Masereel breekt door als kunstenaar en zijn werkt wordt gepubliceerd van de VS tot China. Veel van zijn prenten worden gebruikt op affiches van de internationale arbeidersbeweging.

Vanaf 1922 werkt hij opnieuw vanuit Parijs aan verschillende beeldromans, zoals La Ville (1925) en Capitale (1935). Hij wordt gevraagd als illustrator van boeken van de bekendste schrijvers. Niet alleen boeken van zijn vriend Zweig, maar ook werken van Victor Hugo, Leo Tolstoj, William Shakespeare, Emile Zola, Charles Baudelaire, Thomas Mann, Oscar Wilde en Ernest Hemingway verschijnen met houtsnedes van Masereel. Een van de bekendste werken is een volledige illustratie van Charles De Costers Uilenspiegel. Dankzij de opbrengsten van zijn werk kan hij in het Noord-Franse vissersdorp Équihen, vlakbij Boulogne-sur-mer, een vissershuisje kopen. Daar trekt hij zich vaak terug als hij even genoeg heeft van de Parijse drukte, en werkt er vooral aan schilderijen.

Het anti-fascisme

Maar de politieke situatie in Europa drijft hem opnieuw richting meer activistisch werk. Na de machtsovername door de nazi’s wordt zijn werk in Duitsland verboden, zijn boeken belanden op de brandstapel. Masereel engageert zich als antifascist en maakt tekeningen voor een organisatie die zich bekommert om slachtoffers van het nazisme. Hij organiseert een tentoonstelling met antifascistische kunst, reist naar Rusland en ziet in de Sovjet-Unie van Stalin de enige buffer tegen het oprukkende fascisme.

Net als vele Franse en buitenlandse intellectuelen schaart hij zich achter het Volksfront, de progressieve coalitie van sociaaldemocraten en communisten die Frankrijk regeert. Masereel raakt betrokken bij de heroprichting van de Clarté-beweging, die het idee van arbeidersemancipatie, universalisme en pacifisme hoog in het vaandel draagt. De nieuwe beweging richt een krant op, Ce Soir, onder leiding van de surrealistische dichter en schrijver Louis Aragon en Richard Bloch, een van de voorvechters van de “proletarische roman”. Ce Soir wordt de spreekbuis van de aanhangers van het Volksfront, en staat mee aan de basis van talrijke demonstraties en activiteiten om de linkse coalitie te ondersteunen. Masereel maakte geregeld cartoons en illustraties voor de krant, die gretig worden meegedragen tijdens de vele optochten.

Als de oorlog uiteindelijk uitbreekt, maakt Masereel anti-nazipamfletten voor de Franse contra-propaganda. Hoewel zijn inkomsten door het nakende oorlogsgeweld in de jaren voordien flink zijn gedaald, helpt hij zo goed als hij kan Duitse en andere vluchtelingen. Als de Duitsers Parijs dreigen in te nemen, vlucht hij naar het zuiden van Frankrijk, onder andere naar Avignon, waar hij verder werkt aan tekeningen en houtsnedes die de gruwelen van de oorlog verbeelden, zoals Danse Macabre (1942). Om zelf aan vervolging door de collaborerende Vichy-regering te ontsnappen, regelt Masereel via het verzet een vals paspoort. Hij kan zich nu legitimeren als François Laurent, geboren in Équihen. Zijn vissershuisje in het dorp wordt tijdens de oorlog helemaal verwoest, samen met een heleboel schilderijen. Hij zal er nooit meer terugkeren. Als het Masereelfonds ooit ondergronds moet gaan werken, wat ik ons uiteraard niet toewens, dan kunnen we onze vereniging misschien herdopen in het Laurentfonds.

© Frans Masereel, La ville

De naoorlogse periode

Na de Tweede Wereldoorlog verhuist Masereel naar Nice. Hij wordt als kunstenaar iets minder avant-gardistisch en volgens critici leidt zijn werk soms onder zijn aanhoudende productiviteit. Maar hij krijgt via retrospectieven en grote overzichtstentoonstellingen overal erkenning als een groot kunstenaar, een erkenning die hij eigenlijk al voor WOII had verdiend. Hij wordt geëerd op de Biënnale van Venetië en wordt leraar in Saarbrücken, een eerste verzoening met het Duitse volk. Dat hij in Duitsland gaat werken is een daad van grote politieke betekenis. Hij onderstreept ermee dat niet alle Duitsers nazi’s zijn, en dat veel gewone Duitsers evengoed slachtoffer zijn van het oorlogsgeweld. Het is de daad van een overtuigd pacifist en internationalist, die zich het lot van gewone mensen aantrekt. Mede daarom krijgt hij in Duitsland erg veel waardering, zowel in het westen als het oosten. De westerlingen zien hem als een humanistisch en pacifistisch kunstenaar, de ossies als een revolutionair en verdediger van de arbeiders. Masereel was dat natuurlijk allemaal. Die appreciatie neemt niet af: in 1969 wordt hij doctor honoris causa aan de Humboldt-universiteit in Oost-Berlijn. 

Ook in België krijgt hij steeds grotere waardering, met belangrijke exposities in “zijn” Gent, Luik en Brussel en diverse erkenningen, zoals het ereburgerschap van Blankenberge. Zijn roem reikt tot China, waar hij in 1958 heen reist voor tentoonstellingen van zijn werk in verschillende steden, zoals Peking en Shanghai. Hoewel gecharmeerd door China, is Masereel niet blind voor de tekortkomingen in het land, en de onthullingen over Stalin hebben hem argwanend gemaakt voor autoritaire leiders. Ook de manier waarop Russische troepen een einde maken aan opstanden in de DDR, Hongarije en Tsjechoslowakije stellen hem net als vele andere progressieven op de proef, maar toch zal hij zijn hele leven een vurig geloof koesteren in een niet-autoritair en niet-bureaucratisch democratisch socialisme. Hij blijft ervan overtuigd dat dit de enige mogelijkheid is om armoede en sociaal onrecht uit de wereld te helpen. 

Privé gaat het hem in de jaren vijftig en zestig niet altijd voor de wind. Hij krijgt last van verschillende kwalen en kan soms maandenlang niet werken. Ook zijn thuissituatie verhindert hem soms te werken: Pauline is invalide geworden en heeft steeds meer zorgen nodig, maar toch blijft hij haar trouw, en hij zal tot het einde voor haar zorgen. Het is een publiek geheim dat Masereel ondertussen een verhouding heeft met de Franse kunstenares Laure Malclès, maar hij is niet vergeten hoe Pauline in de moeilijke en kwade dagen van twee wereldoorlogen hem en zijn werk altijd heeft gesteund, ook al leefden ze bij momenten in bittere armoede. Pauline overlijdt in september 1968 op 90-jarige leeftijd. Masereel is tegelijk verdrietig en opgelucht. Als 80-jarige denkt hij zelf niet aan hertrouwen, maar op aandringen van Laure wordt zij op 14 januari 1969 uiteindelijk toch zijn tweede vrouw.

Ook in zijn nadagen van zijn opmerkelijke en rijke loopbaan, slaagt hij er nog in enkele meesterwerken te produceren, zoals La Vague (1966) en Visages du Port (1970). Een project dat hem bijzonder na aan het hart ligt, is de geïllustreerde uitgave van het strijdlied De Internationale. De illustraties verschijnen onder andere op een kalender voor 1970 van het Belgisch socialistisch vakverbond.

Nog in 1970 maakt hij een reis door Vlaanderen. Masereel wordt in Brugge gehuldigd, hij krijgt er als allereerste de prijs van de Stichting Achiel Van Acker, een prijs voor Vlaamse kunstenaars met een bijzondere verdienste vanwege hun sociaal engagement. Frans bezoekt ook zijn familieleden, het zal de laatste keer zijn dat hij hen ontmoet. Terug in Nice gaat zijn gezondheid zienderogen achteruit. Op 3 januari 1972 overlijdt Masereel op 82-jarige leeftijd in het ziekenhuis van Avignon.

Ook na zijn dood blijft de waardering voor Masereel. Nieuwe generaties ontdekken zijn werk, kunstenaars raken geïnspireerd werden door de vooruitstrevende kunst van deze graficus. Denk maar aan de intro van het populaire VRT-programma Winteruur, waarin Wim Helsen samen met een gast een gedicht bespreekt. De animatietekening is duidelijk geïnspireerd door het werk van Masereel.

Tot vandaag nog wordt werk van Masereel regelmatig herdrukt of gebruikt in allerlei publicaties. In 2019 bracht de Franse uitgever Les Editions Martin de Halleux een groot deel van het werk van Masereel opnieuw uit, samen met een vertaling van de bekroonde biografie van Joris Van Parys. In de Verenigde Staten bleef Masereels werk lange tijd onbekend bij een groter publiek, maar sinds enkele decennia wordt Masereel daar algemeen erkend als de vader van de graphic novel. Zowel Eric Drooker, die geregeld covers maakt voor The New Yorker, als Art Spiegelman (bekend van “Maus” over de Holocaust uit 1991), twee van de meest bekende graphic novelists, verwijzen naar Masereel als hun voornaamste inspiratiebron. “Masereel inspires my vision to this present day“, zei Drooker in 2018 tijdens een interview. 

Dat deze visionaire kunstenaar onverminderend andere kunstenaars blijft inspireren, kan je ook zien in het boek L’Idée – verbeeld de toekomst, dat vorig jaar verscheen naar aanleiding van 50 jaar Masereelfonds. En ook voor de leden en de vrijwilligers van het Masereelfonds blijven zijn kunst en engagement een blijvende bron van inspiratie, om te strijden voor een eerlijker en rechtvaardiger wereld.