
Frantz Fanon merkte op in zijn verslag over de patiënten die hij behandelde tijdens de Algerijnse Oorlog dat koloniale onderdrukking vaak de vorm aanneemt van een ‘authentieke genocide’. Een koloniale oorlog misvormt de psyche van alle deelnemers in het conflict, zowel van de kolonisator als de gekoloniseerde. De moordzuchtige impulsen van een overlever van een bloedbad, de depressieve impotentie van een verzetsstrijder wiens vrouw door Franse soldaten werd verkracht of de psychotische schuldgevoelens van een Algerijn die de vrouw van een Franse kolonist met een mes neerstak: Fanon oordeelde dat de werkelijke erfenis van de Franse kolonisatie aan de Algerijnse bevolking een collectief trauma en een obsessie met moord en geweld inhield. Daarom zal het huidige leed in Gaza niet eindigen met het tekenen van een formeel akkoord. Fanons nadruk op de psychologische impact van genadeloos koloniaal geweld zal helaas ook volledig gelden voor de Palestijnse bevolking.

Lorenzo Buti is filosoof verbonden aan KULeuven, Centrum voor Politieke Filosofie en Ethiek (RIPPLE). Hij is gespecialiseerd in de naoorlogse Franse politieke filosofie.
Het psychische kader waarbinnen we de strafcampagne in Gaza moeten vatten, kan enigszins worden uitgelegd aan de hand van de filosoof Étienne Balibar die spreekt over ultra-objectieve en ultra-subjectieve wreedheid. (1) Enerzijds lijkt de Palestijnse bevolking in Gaza vanuit Israëlisch perspectief voornamelijk overbodig te zijn, zonder sociaal of politiek nut, waardoor ze kan worden gereduceerd tot gezichtsloze lichamen waar men eindeloos geweld kan op botvieren. De oorlog in Gaza heeft een naam maar verschijnt vaak zonder gezicht, in de vorm van de drones, F-16 straaljagers en geleide bommen die het luchtruim domineren. Anderzijds wijst de chirurgische precisie waarmee blijvende schade wordt veroorzaakt ook op de ultra-subjectieve dimensie van de aangebrachte Israëlische wreedheid. Dit is niet nieuw. Tijdens de vreedzame Mars van de Terugkeer protesten in 2018 raakten Israëlische sluipschutters opzettelijk beide enkels van betogers met één enkele kogel. En zo zullen ook fysiek geamputeerde lichamen het straatbeeld in Gaza de volgende decennia blijven kenmerken. In deze wreedheid schuilt een drang om onherroepelijke markeringen op Palestijnen achter te laten. De logica van een gezuiverde identiteit tussen volk en land (natie, maar vooral ook grond), volgens Jean-Paul Sartre een essentieel kenmerk van de Europese antisemiet, achtervolgt onmiskenbaar deze oorlog.
In de geschiedenis en ideologie van het zionisme kan een opvallende tegenstelling worden opgemerkt. Deze negentiende-eeuwse ideologie, een kopie van de etnische Europese nationalismen, was geboren uit de toenmalige pogroms en politiek van exclusie door het Europees antisemitisme. In ons hedendaags tijdskader lijkt het zionisme een historisch anachronisme te vormen. (2) De etnische zuiveringen van andere koloniale vestigingsprojecten, zoals deze gevoerd tegen de Inheemse Amerikanen of Australische Aboriginals, liggen reeds een pak verder in het verleden, waardoor ons hedendaags liberaal geheugen zich er comfortabel van kan distantiëren. Deze vervlogen vormen van wreedheid botsen met de westerse ideeën van vredevol samenleven, wat ook ons publieke vertoog domineerde om pakweg Servië te bombarderen. De honderdjarige oorlog tegen Palestina is echter een proces in volle ontwikkeling. (3) Deze achterhaalde zombie-ideologie, gericht op een territorium te zuiveren ten voordele van een homogene etnos, experimenteert bovendien met de meest geavanceerde technieken van bezetting en geweldpleging, de nieuwste bommensnufjes en surveillancetechnologieën, en criminologisch beproefde ondervragingstechnieken. In deze historische verwarring vermengt het archaïsche zich met de toekomst.
Globale oorlogsmachines
Wanneer men zich enkel concentreert op de ideologie van het zionisme, verliest men uit het oog dat haar bestaansreden intiem verwikkeld is met internationale machtsverhoudingen. Een grote eeuw terug steunde Groot-Brittannië haar aspiraties om een eigen homogene natie te stichten, gestart met de Balfour-verklaring in 1917, toen de Britse Minister van Buitenlandse Zaken zich uitsprak voor een “thuis voor het Joodse volk in Palestina”. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd de VS gradueel Israëls belangrijkste bondgenoot om haar eigen belangen in het Midden-Oosten te beschermen. Het afgelopen jaar werd deze steun niet stopgezet. Dat het begrip ‘imperialisme’ in dit opzicht opnieuw vol in de aandacht is komen te staan (voor zover de oorlog in Oekraïne ons niets reeds had wakker geschud) is welgekomen, omdat het enkele zelfgenoegzame posities over globalisering en internationale relaties ondermijnt. Via het imperialisme-concept beseffen we dat de VS, na de terugtrekking uit Afghanistan, nog steeds een actieve speler is in het Midden-Oosten. Deze terugtrekking blijkt in het licht van het laatste jaar eerder een strategische heroriëntatie in te houden. De VS gaf bijvoorbeeld haar goedkeuring aan Israël om Libanon opnieuw binnen te vallen. (4)
Het imperialisme-concept ondervraagt ook de plaats van de Europese Unie in het machtsblok onder dominantie van de VS. Het Europese project wordt vaak beschouwd als een op zichzelf staand proces van steeds sterker wordende integratie. De theorie van het imperialisme legt echter de nadruk op de machtsuitoefening van een dominante speler buiten zijn eigen soevereine ruimte. In de naoorlogse periode werd de Europese economische ruimte gecreëerd als onderdeel van een trans-Atlantisch complex onder de voogdij van Washington en de dollar-hegemonie – het noodzakelijke fundament van de EU als verder politiek project. In veel opzichten bezit de EU op het internationale toneel maar een relatieve autonomie ten opzichte van het Amerikaanse beleid. Hoewel andere uitkomsten mogelijk zijn, kan het vrije spel van Israël in Gaza en Libanon enkel worden verklaard door haar bevoorrechte positie ten opzichte van het westers imperialistisch blok waar de EU willens nillens integraal deel van uitmaakt. En vanuit Europa gebeurt deze ondersteuning even vaak op het culturele of ideologisch niveau als het financiële en militaire. Zo neemt Israël deel aan Europese initiatieven zoals het Europees kampioenschap voetbal en het Eurovisiesongfestival, en komt het in aanmerking voor onderzoekbeurzen via het EU-programma Horizon Europe. Evengoed worden nog steeds talrijke contracten ondertekend tussen Europese bedrijven en het Israëlische industriële complex. Israël is de “enige democratie in het Midden-Oosten”, niettegenstaande de flagrante tegenstelling tussen het principe van democratische gelijkheid en de permanente bezetting van Palestijnse gebieden. De ideologie van een land dat het Westen in het Oosten vertegenwoordigt is meer dan enkel een idee, maar krijgt een materiële vorm door middel van institutionele ondersteuning, economische banden en culturele inclusie.
Tegelijkertijd schuift de wereld na een halve eeuw van quasi onbetwistbare Amerikaanse hegemonie steeds meer op in de richting van internationale multipolariteit. Vanuit deze optiek kan het misleidend zijn om een té scherp onderscheid te maken tussen het Globale Noorden en het Zuiden, alsof die laatste met een uniforme stem zich tegen onderdrukking uitspreekt. Binnen deze ontluikende multipolaire constellatie is de VS vooralsnog de sterkste speler, maar verschillende subimperiale machten weten wel hun eigen visies, doelstellingen en belangen te formuleren. India importeerde tussen 2019 en 2022 tot $1.2 miljard aan wapens vanuit Israël en paste in die periode ook haar historisch pro-Palestijnse houding gevoelig aan. Een dergelijke vorm van “wapendiplomatie” beïnvloedde volgens onderzoekers ook de internationale posities van Zuid-Korea, Brazilië, Mexico en Australië. (5)
Bovenstaand voorbeeld toont aan dat in de opkomende multipolaire wereld politiek en economie elkaar onophoudelijk beïnvloeden. (6) Politieke allianties trachten de logistieke infrastructuur te bouwen voor de transport van consumptiegoederen, fossiele brandstoffen, wapenverkoop of de uitwisseling van informatietechnologieën. Exemplarisch zijn de plannen voor een grootschalig koop-en scheepsvaartproject dat India commercieel verbindt met Europa via de Verenigde Arabische Emiraten, Saoedi-Arabië en Israël. De VS tracht met dit project tegengewicht te bieden voor China’s Belt and Road Initative. Cruciaal voor het succes van dit project is de verdere normalisering tussen de Arabische staten en Israël, wat de oorlog in Gaza op het spel dreigt te zetten.
Verzet
Het is vanuit deze globale context dat de studentenprotesten van het afgelopen jaar hun betekenis krijgen. Op universiteitscampussen in New York, Dortmund, Amsterdam, Gent of Leuven ontsproten bezettingen, die, hoewel niet geheel onvoorbereid, zich als een lopend vuurtje hadden verspreid. Afhankelijk van hun particuliere context klaagden studenten de financiële, academische en ideologische ondersteuning van Westerse universiteiten aan het Israëlische project aan. De belangrijkste oproep, in lijn met de BDS-beweging (Boycott, Divestment and Sanctions), die zich liet inspireren door tactieken gehanteerd tijdens de Apartheid Zuid-Afrika, was om de directe en indirecte medeplichtigheid met de Israëlische bezetting van Palestina te beëindigen. De studentenbewegingen viseren de samenwerking met Israëlische universiteiten – zij zijn nauw verbonden met het militaire en bredere Israëlische staatsapparaat – om op die manier Israël politiek en ideologisch te isoleren. (7)
Verscheidene studentenbezetting waren geen lang leven beschoren. In New York zette het politiedepartement straten af, mobiliseerde het tientallen agenten in oproeruitrusting en gebruikte het (hun zelfgetitelde) “the bear”, een gewapend voertuig dat tot 40 agenten kan vervoeren. In Amsterdam spaarde politie geen geweld om een studentbezetting te ontruimen, waarbij 140 mensen werden gearresteerd. De manier waarop de ordediensten de protesten aanpakten was sterk afhankelijk van lokale geschiedenissen van ordehandhaving. In landen zoals Nederland, Frankrijk en de Verenigde Staten, waar politiegeweld bij protesten courant is en nagenoeg onbestraft blijft, grijpt men probleemloos naar spectaculaire repressie om demonstraties te ontbinden. In België hanteerde men een minder zichtbare vorm van repressie, die evenwel niet minder dwingend is van aard. In Gent en Leuven verlieten de studenten, nadat ze rechterlijke uitzettingsbevelen hadden ontvangen, met weinig rumoer de gebouwen die ze gedurende enkele maanden hadden bezet. Met dwangsommen tot 250 euro per dag kon de universiteit spectaculaire beelden van gewelddadige uitzetting vermijden. Dit was zeker geen onhandige zet, aangezien het academisch bestel kan beweren dat zij nog steeds gewonnen zijn voor de vrije meningsuiting en het open debat. Dit soort van subtiele machtsuitoefening doet denken aan de kritiek dat het verdwijnen van de repressieve Vaderfiguur niet leidt tot het koninkrijk van de vrijheid, maar dat de macht zichzelf meer onzichtbaar maakt. Men kan dan ook de legitieme vraag stellen of dwangsommen uiteindelijk geen sterkere vorm van repressie zijn dan de harde baton van de politieagent. Deze evolutie past binnen een breder gedragen repressiestrategie om politieke dissidentie te kortwieken. Zoals krakers, activisten en algemene anti-conformisten reeds wisten: het welig tieren van GAS-boetes, straatcamera’s en rechterlijke uitspraken is een bedreiging voor democratische activiteiten die voorbij institutioneel gelegitimeerde kaders gaan.
In de praktijk werden de studentenbezettingen een oriëntatiepunt voor een bredere solidariteit met Palestina gedragen door sympathiserende burgers, vakbonden, vredesbewegingen en betrokken academici. Een volledige politisering van het middenveld bleef uit, maar de golven die de studentenacties doorheen de samenleving hebben laten zinderen, zijn nog niet uitgewerkt. Palestijnse gezinnen kookten avondmaaltijden voor bezetters, studenten werden uitgenodigd voor publieke debatten, onderzoekers bouwden een gezamenlijk intellect uit over de institutionele, politieke en juridische verbindingen tussen Belgische en Israëlische universiteiten, activisten informeerden zich over het beleid van westerse universiteiten en de aard van hun medeplichtigheid. Hoe werd de universiteit de plaats waar anti-imperialistisch verzet in het Westen het sterkste ingang kon vinden? Hoe kon de universiteit het brandpunt van globale solidariteit met een onderdrukt volk worden? Ten eerste moet men vertrekken van de vaststelling dat staatsinstituties, waar de werkelijke politieke macht zich bevindt, zich steeds hermetischer afsluit van beïnvloeding van buitenaf. De neergang van de massapartij, de internationalisering van centrale politieke besluitvorming en de recente autoritaire drift van westerse staten hebben het moeilijker gemaakt om de bolwerken van macht te beïnvloeden of bezetten. Wanneer politieke beslissingen worden gemaakt op ontoegankelijke niveaus en politieke partijen zelf de banden met het georganiseerde middenveld doorknippen, beginnen de staat en supranationale instituties steeds meer te lijken op onneembare burchten.
Maar een hegemonische macht stopt niet bij de statelijke apparaten. Om haar ideologische macht te kunnen uitoefenen integreert ze een reeks civiele instellingen, communicatiekanalen en vertogen om haar werking te ondersteunen. Onderwijsinstellingen vormen een deel van de sociale en politieke ketting die de heersende machtsverhoudingen stabiliseren door goed opgeleide arbeidskrachten af te leveren in verhouding tot de vraag vanuit markt en maatschappij. Het onderzoek dat de universiteit levert, draagt bij aan wetenschappelijke vooruitgang, maar onderstut ook sociale, politieke en culturele denkbeelden. Tegelijkertijd bezit de universiteit ook haar eigen interne dynamiek, waardoor ze niet eenvoudig kan worden gereduceerd tot een onderdanig element van de hegemonische machine. Indien de neoliberale doelstellingen, gericht op de commercialisering van haar activiteiten en de precarisering van haar personeel, nog niet dominant zijn, kan de universiteit zich ook vasthouden aan haar humanistische idealen: onafhankelijk onderzoek, open debat, vrijheid van meningsuiting en de bescherming van mensenrechten. Studenten hebben dus deze idealen gebruikt om het universitaire bestel kleur te laten bekennen. Door te wijzen op het belang van ethische principes oefenden studenten immanente kritiek uit op dat bestel. Maar iedere politieke beweging legt haar eigen pedagogisch traject af, waarbij ze lessen trekt uit haar successen en mislukkingen. De harde realiteit van de pro-Palestijnse beweging is dat geen enkele van haar pogingen – ondanks opmerkelijke vindingrijkheid, doorzettingsvermogen en strategische discipline – heeft gewerkt. Haar inspanningen hebben bijgedragen tot de ideologische delegitimering van Israëls bezettingsbeleid. Deze strategie kan op midden tot lange termijn haar vruchten afwerpen, maar het verhindert niet dat bommen nog steeds kunnen vallen op Gaza, Beiroet en Damascus.
De politieke les van het afgelopen jaar bestaat uit de vaststelling dat het imperialisme steunt op ruimtelijke en temporele disjuncties. Op ruimtelijk vlak wordt het imperialisme – en het verzet ertegen – gekenmerkt door de politiek van de quasi onoverbrugbare afstand. De klassieke slogan dat de onderdrukten niet kunnen worden geëmancipeerd, maar enkel zichzelf kunnen emanciperen, klinkt hol wanneer meer dan twee miljoen mensen gevangen worden gehouden in een reservaat met behulp van ondoordringbare afscheidingsmuren. De enige interactie met de politieke tegenstander gebeurt via bommen die plots uit de lucht vallen. Tegelijkertijd vinden ook actiegroepen in het Westen moeilijk toegang tot de plaatsen waar de belangrijkste financiële en militaire beslissingen worden gemaakt. Succesvol imperialistisch beleid doorbreekt de kanalen van mediatie die dialoog, discussie of confrontatie mogelijk maken. Ondanks de algemene aversie van activisten tegenover de staatsmacht, dwingt de ruimtelijke afstand die wordt ervaren tot een realistisch oordeel. Zoals een Amerikaans studentencollectief het recent verwoordde: “Within the confines of this conjuncture – the obscenity of this emergency – success will look like movement within the murderous state itself. There’s no need to relish or dwell on this. But we think it’s important to understand it. Many who hurled their bodies in April and May against everything the US has wrought will find this claim incensing, even disgusting. We don’t blame them; it is.” (8)
Naast de ruimtelijke disjunctie ervaart het verzet tegen de oorlog in Gaza ook een temporele of ritmische disjunctie. Schrijvend vanuit zijn cel in fascistisch Italië maakte Antonio Gramsci het politieke onderscheid tussen een ‘stellingenoorlog’ (guerra di posizione) en ‘bewegingsoorlog’ (guerra di movimento). In een bewegingsoorlog kunnen machtsverhoudingen veranderen op enkele dagen of weken, grote terreinwinst worden geboekt, tegenstanders snel uitgeschakeld en een dominante positie veroverd. Een stellingenoorlog, daarentegen, is een politiek terrein met verstevigde posities, waar enkel gestaag vooruitgang kan worden geboekt door langetermijnstrategie en geduldige politiek. De situatie in Israël/Palestina getuigt in dit opzicht van een politiek schizofreen karakter. Terwijl Israël een bewegingsoorlog voert tegen de Palestijnen, worden studenten en activisten geconfronteerd met een stellingenoorlog tegen de hegemonische macht. De moordcampagne van Hamas op 7 oktober werd de aanzet voor een Israëlisch initiatief om de regio de volgende decennia vorm te geven. De moordlustige snelheid waarmee de situatie in het Midden-Oosten verandert, staat in tragikomisch contrast met de traagheid van westerse verzetsinitiatieven om zich doorheen de muren van de macht te worstelen. Zo doorploegen betrokken academici Europese verdragen en contracten tussen universitaire partners om een juridische grond te vinden om banden met Israëlische universiteiten te verbreken. Op ieder niveau regeert doelbewuste ambiguïteit. Europees onderzoeksgeld is contractueel onderhevig aan de sterkste ethische normen, waaronder de bescherming van mensenrechten. Tegelijkertijd bouwt iedere formulering ruimte in voor meerdere interpretaties. Op wie hebben de regels betrekking: Israëlische universiteiten of specifieke onderzoeksprojecten? Wat begint of eindigt indirecte medeplichtigheid? Ethische commissies op Europees, Belgisch, Vlaams of universitair niveau wijzen naar elkaar. Iedere ambigue formulering biedt perspectief voor actie, maar duwt de politieke strijd doorheen de moerassen van Gramsci’s stellingenoorlog. Terwijl westerse juristen gedetailleerde discussies voeren over de specifieke bewoordingen in clausules, legt het Israëlische leger volledige gebouwen plat om één specifiek persoon te raken. Ruimtelijke en temporele disjuncties zijn geen toevallige aspecten van de situatie, maar structurele kenmerken van het imperialistisch beleid.
Het is vooralsnog afwachten of het studentenverzet haar eigen tijdspanne heeft doorlopen of dat ze nog nieuwe wendingen zal maken. Hoe dan ook, het is duidelijk dat het actieveld onvermijdelijk globaal van aard is, en dat globale aspect dringt door tot het meest lokale protest. Het is daarom gepast om lessen te trekken uit de universiteitsbezettingen. Op de campus experimenteerden studenten met nieuwe betekenissen van samen-leven. De vergaderingen, afspraken, bijeenkomsten, discussies en samenwerkingen toonden hoe sociaal leven een dichte en gevarieerde textuur bezit, waarin heterogene perspectieven onophoudelijk met elkaar resoneren. De bezette ruimte werd een experiment van affecteren en zich laten affecteren. Georganiseerde evenementen veranderden bezette universitaire gebouwen tot culturele en pedagogische centra. Net zoals de pleinbezettingen een decennium geleden (Tahrirplein, Gezi Park, Zuccotti Park, Syntagmaplein) hebben de studentenbezettingen zich over lokale grenzen heen verspreid. Verdere successen zijn te vinden in het expansief-worden van toekomstige verzetsbewegingen doorheen de verschillende lagen van de samenleving. Deze expansie gebeurt soms spontaan, maar wordt uiteindelijk beter gesmeed in de herhaling van allerhande dagelijkse praktijken.
(1) Étienne Balibar, Violence and Civility: On the Limits of Political Philosophy (New York: Columbia University Press, 2015).
(2) Enzo Traverso, The End of Jewish Modernity (London: Pluto Press, 2016), 98-112.
(3) Rashid Khalidi, De honderdjarige oorlog tegen Palestina: een geschiedenis van kolonialisme en verzet (Amsterdam: Bezige Bij, 2023).
(4) https://www.politico.com/news/2024/09/30/us-israel-military-hezbollah-00181797
(5) Jeff Halper, War Against the People: Israel, the Palestinians, and Global Pacification (London: Pluto Press, 2015), 213-26.
(6) Michael Hardt and Sandro Mezzadra, “A Global War Regime,” Sidecar (2024). https://newleftreview.org/sidecar/posts/a-global-war-regime.
(7) Maya Wind, Towers of Ivory and Steel: How Israeli Universities Deny Palestinian Freedom (London: Verso, 2024).
(8) The Bad Side, “Summer’s Over: A note on politics and the campus movement,” n+1 (2024). https://www.nplusonemag.com/online-only/online-only/summers-over/.