18 nov 2025

In den beginne was Jacob Kats. Pionier van het socialisme

Kent u Jacob Kats? Nee, niet die zeventiende-eeuwse dichter en politicus uit Den Haag. Dat was Jacob Cats, met C. De “Vader Kats” over wie we het hier hebben, met K, was actief in de negentiende eeuw, in Brussel en Vlaanderen. Op wat historici na kent niemand hem nog. Ooit was dat anders. Jacob Kats (1804-1886) organiseerde politieke meetings in heel het Vlaamse land, was actief als publicist, satiricus, toneelauteur, regisseur en acteur. In 1902, zestien jaar na zijn overlijden, huldigde de Pools-Duitse filosofe en politica Rosa Luxemburg hem als “misschien wel de origineelste van de internationale socialistische pioniers, de schepper van de eerste arbeidersvereniging, van de eerste democratische volksliederen, van het eerste volkstheater in Vlaanderen”. 

Johan Wambacq was werkzaam bij de Beursschouwburg en het Kaaitheater. Tussendoor kort in reclame en uitgeverswereld. Hij is medeoprichter en uitgever van het theatertijdschrift Etcetera. Begon in 2020 met de coöperatieve uitgeverij Fluxenberg (fluxenberg.be).

Jacob Kats wordt geboren in Antwerpen op 3 mei 1804. In 1808 verhuist zijn gezin naar Lier. Als kind van zes moet Jacob gaan werken in de weverij waar ook zijn vader aan de slag is. In 1819 verhuist de familie Kats naar Brussel. De kinderen Kats zijn analfabeet. Jacob is al achttien wanneer hij leert lezen en schrijven. Van 1823 tot 1827 volgen hij en zijn broers kosteloos avondonderwijs in een van de 1500 openbare scholen die Willem I tijdens zijn vijftienjarige bewind heeft opgericht in de Zuidelijke Nederlanden. Jawel, vijftienhonderd scholen! Welke regering zou dat vandaag nog klaarspelen in zo korte tijd? Het aantal kinderen in de lagere scholen verdubbelt in de Nederlandse periode van 150.000 tot 300.000. Jacob brengt het in 1827 tot ‘onderwijzer van de derde rang’. 

Drie jaar later wordt België onafhankelijk en worden de openbare scholen … afgeschaft! Een ‘revanche’ van de katholieke kerk die haar monopolie op het onderwijs was kwijtgespeeld door die voortvarende Willem I. In 1831 wordt Jacob ontslagen en zijn diploma ongeldig verklaard. Twee jaar later komt hij opnieuw als wever aan de schamele kost. En hij zet in diezelfde jaren zijn eerste stappen als sociaal-cultureel activist. In al zijn activiteiten zal hij zijn leven lang consequent en doelbewust werken vanuit zijn ‘vroegsocialistische’ visie. 

De Verbroedering

Met zijn broers en nog enkele arbeiders richt Kats in 1833 de Maetschappij der Verbroedering op. De vereniging richt zich tot het – overwegend ongeletterde – werkvolk en organiseert discussieavonden. Kats wordt geïnspireerd door de sociaal-christelijke visie van de Franse priester, schrijver en filosoof Félicité de Lamennais en andere visionairen. Hij wordt gesteund – ook financieel – door de journalist en advocaat Lucien Jottrand, een van de hoofdrolspelers tijdens de Belgische revolutie en nadien lid van het Nationaal Congres. Jottrand erkent in de bevlogen Kats een oertalent: Kats kan grote groepen volksmensen begeesteren en inspireren.

In februari 1835 richt Kats binnen De Verbroedering een toneelgroep op, met mannen én vrouwen. Hij schrijft dat jaar liefst vijf stukken voor zijn groep. Vier daarvan zijn volkse kluchten met een duidelijke, politieke boodschap. Het vijfde stuk, Het Aerdsch Paradys of den zegeprael der broederliefde, bespeelt een ander register. Het is “onze eerste en enige sociale Utopia”, schrijft Julien Kuypers in Het vroegsocialisme tot 1850.(1)

Kats’ voorstellingen trekken veel volk en onmiddellijk regent het rapporten van de politiediensten. Minister van Binnenlandse Zaken Barthélémy de Theux dient een wetsvoorstel in om theatercensuur mogelijk te maken. Het is rechtstreeks gericht tegen Kats en De Verbroedering.

Den Volksvriend

1835 is een enorm druk jaar voor Kats. Hij schrijft, regisseert, acteert en organiseert bij De Verbroedering. En alsof dat nog niet genoeg is, gooit hij zich ook nog in de journalistiek. Op uitnodiging van Pierre-Armand Parys, die dan al een paar van Kats’ toneelteksten heeft uitgegeven, begint Kats met het satirische tijdschrift Uylenspiegel. En ook dat wordt door de Staatsveiligheid nauwlettend in het oog gehouden.

Na één jaar neemt Kats afscheid van Uylenspiegel. Hij wil focussen op zijn politieke actie. Zijn toneelvoorstellingen zullen de vorm aannemen van politieke meetings. In de aanloop naar die eerste meeting verschijnt het eerste nummer van Kats’ eigen weekblad, Den Waren Volksvriend, later gewoon Den Volksvriend geheten. Het geldt als het “eerste Vlaamsche arbeidersblad, het orgaan van de Vlaemsche Meetings”. Het verschijnt van juni 1836 tot februari 1840. Er moeten zowat vierhonderd edities gedrukt zijn, amper zestien zijn bewaard gebleven. 

De eerste meeting

Op donderdag 11 augustus 1836 is het zover: in ’t Lammeken, een café in de Hoogstraat, hartje Marollen, wordt de eerste politieke meeting gehouden. De meetings hebben altijd plaats in cafés. En reeds snel trekken Kats en zijn vrienden ook naar andere steden: Leuven, Antwerpen, Gent, Mechelen, Kortrijk, Temse, … De Verbroedering houdt de vergaderingen binnenskamers en staat op een ordelijk verloop. Soms stuurt de politie provocateurs naar de meetings om de boel op stelten te zetten, en dat geeft de ordediensten een excuus om in te grijpen. Tijdens een van de meetings lokt een dronken politiecommissaris een incident uit. Kats wordt preventief aangehouden en pas ruim een maand later vrijgelaten. Er wordt een solidariteitscampagne opgezet om de kosten van het proces tegen Kats te dekken. De oproep vindt gehoor in het hele land, én in Engeland. Dat leert ons dat de prille arbeidersbeweging toen reeds internationale connecties bezat en dat het werk van Kats van meet af aan een sterke impact had.

Na een alweer geprovoceerd incident verdwijnt Kats in 1840 voor de derde keer achter de tralies. Op dinsdag 11 augustus moeten Kats en drie anderen zich melden in de gevangenis in de Kleine Karmelietenstraat. Een stoet van honderden aanhangers brengt ze er joelend naartoe. Kats is de enige die zijn zes maanden straf helemaal moet uitzitten. Hij zit financieel aan de grond. Na een noodgedwongen pauze van een paar jaar hervat Kats zijn meetings en toneelvoorstellingen op een nieuwe locatie: het Salon de Monplaisir, gelegen net buiten de stadsmuren van Brussel, vlakbij de huidige Sainctelettesquare en het Kaaitheater. In de stad zelf kan Kats nergens nog aan de slag, geen enkele cafébaas wil zijn zaal nog ter beschikking stellen, uit vrees voor rellen en de bijhorende schade. Met zijn activiteiten maakt Kats van het Salon de Monplaisir “het eerste volkshuis van België”. Hij krijgt er bezoek uit het buitenland, onder andere van Michail Bakoenin, Karl Marx en Friedrich Engels. 

Op zondag 20 oktober 1844 arriveren in het Salon de Monplaisir twee Duitsers, de dichter Ferdinand Freiligrath en de filosoof dr. Karl Grün. Zij wonen in de namiddag een meeting bij, ’s avonds een repetitie van Den Verlichten Boer. Een jaar later publiceert Grün zijn studie Die soziale Bewegung in Frankreich und Belgien. Briefe und Studien. Hij brengt er uitgebreid verslag van zijn zondag in het Salon de Monplaisir:

We betraden een lange, smalle zaal, met aan de ene kant een theaterruimte en aan de andere een café met toog. Een paar honderd mensen zaten op hoge, houten banken, die in de breedte opgesteld stonden, van de scène tot aan de toog. Mannen en vrouwen, jongelui van beiderlei kunne, allen in zondagspak, handarbeiders, de ogen strak gericht op het houten verhoog, waar een man van middelbare leeftijd, gedrongen gestalte, vierkante krullenkop, met krachtige gelaatstrekken en een forse, diepe stem, heftig tekeerging. Het was de agitator Kats. Hij sprak zijn Vlaams zo duidelijk gearticuleerd en onderstreepte zijn woorden met zo heldere gebaren dat ik eigenlijk alles kon verstaan … Het was een plezier om te zien hoe deze Brabantse landlieden bij de belangrijkste passages elkaar bevestigend op de schouders of de knieën klopten en elkaar instemmend toeknikten. Bij Kats komt alles uit het diepste van zijn borst, hij spreekt vurig en bevlogen, op het einde kon hij niet meer. Er werd een collecte gehouden en nadien verliet het publiek in voorbeeldige orde de zaal. Kats kwam van het podium naar ons toe. Ik stelde hem voor aan Freiligrath, die Vlaams met hem sprak. Toen ik hem feliciteerde met zijn toespraak, ging zijn gezicht stralen van een plebejische vrolijkheid. Hij hoorde dat we nog een week in Brussel zouden blijven en nodigde ons uit om dezelfde avond nog een theaterrepetitie bij te wonen. Toen we om zeven uur terug in het café kwamen, moesten we onze agitator in het souterrain gaan zoeken. Hij zat er met een vriend, een man van betere komaf, zoals dat heet, die een mentorachtige invloed leek te hebben op de meeting en op het theater … We voerden een vriendschappelijk gesprek waarin we het hadden over terrorisme, de guillotine, Robespierre, een revolutie die van haar doel afwijkt, enz. Om mezelf niet helemaal zwart te maken, wil ik erkennen dat mijn gesprekspartner een aanbidder was van Robespierre en dat ik, krachtens die verdomde, harteloze Duitse filosofie, betoogde dat Robespierre het onderspit wel moèst delven, omdat geen enkel individu of geen enkele partij sociale veranderingen kan realiseren die nodig zijn om een revolutie te doen slagen; sociale veranderingen kunnen alleen vanuit een collectief bewustzijn gerealiseerd worden; ze komen van onder, nooit van boven en nooit uit de hoofden van de meest gewelddadige personages. ik was blij dat mijn nieuwe vriend mij gelijk gaf. De theaterrepetitie die we zagen, leek mij zeer grappig, ik heb tranen gelachen.(2)

Met Marx werkt Kats samen in de Association Démocratique Internationale, opgericht in november 1847 door Kats, Jottrand, Marx en anderen. Tussen voorzitter Jottrand en vice-voorzitter Marx wil het niet vlotten. Marx vindt dat “bourgeoissocialisme” iets voor softies. In het Communistisch Manifest, dat verschijnt in februari 1848, stellen Marx en Engels dat het doel van de communisten “slechts bereikt kan worden door het gewelddadig omverwerpen van elke bestaande maatschappelijke orde”. Dat gaat lijnrecht in tegen de pacifistische opvattingen van Jottrand en Kats. In diezelfde maand voeren onder andere Kats, Marx en Engels het woord op een bijeenkomst van de Association Démocratique. De inlichtingendiensten rapporteren dat Kats gezegd heeft dat het volk nog moet wachten om zijn rechten op te eisen, dat de tijd nog niet rijp is. 

Een Nieuwe Grondwet en een basisinkomen

Op 28 maart 1848 valt de politie binnen in het huis van Jozef Kats, een broer van Jacob die in het hartje van de Marollen woont, in de Sistervatstraat 7. De agenten nemen er twee documenten in beslag, waaronder het manuscript Project van eene Nieuwe Maetschappelijke Grondwet. Die Grondwet is nooit in druk verschenen. Ze komt duidelijk uit de entourage en/of de pen van Jacob Kats. In de artikelen 6 tot 8 formuleert ze de idee van een “natuurrecht”, zeg maar een basisinkomen:

  Art. 6. De gronden of bouwlanden worden openbaar verpacht. De opbrengst van deze pacht wordt beschouwd als vrucht van de natuur en gelijk verdeeld tussen alle leden van de maatschappij, in zoveel gelijke delen als er mensen zijn, niemand uitgezonderd. Het aandeel dat elke mens geniet van de opbrengst van de aarde, heet het natuurrecht.

  Art. 7. Niemand kan afstand doen van zijn natuurrecht, zolang men in het land woont. Men kan het op geen enkele wijze verbeurd verklaren of afwijzen, vóór men het ontvangen heeft.

  Art. 8. De wijze van het verhuren of verpachten van de gronden, het ontvangen van het natuurrecht, en hoelang de ouders het natuurrecht mogen ontvangen voor hun kinderen, wordt nog in een bijzondere wet bepaald, maar het natuurrecht is altijd verbonden aan de plaats waar iemand zich bevindt.(3)

Na 1848 verlegt Kats de focus van zijn activisme opnieuw naar het theater. We zien hem zelfs opduiken in de cenakels van de “hoge” cultuur. In 1850 wordt in Amsterdam het tweede Taal- en Letterkundig Congres gehouden. Kats houdt er een betoog over taal en politiek en koppelt een en ander aan zijn vroegsocialistische wereldbeschouwing. In zijn speech onthult hij ook zijn literair credo: schrijf “kort, duidelijk, bevattelijk, attractief en leerrijk”. Daar valt ook vandaag nog veel voor te zeggen. En hij pleit voor een wereldtaal. Daarvoor is overleg en samenwerking van alle naties nodig, stelt hij. Het jaar daarop strijkt het Taal- en Letterkundig Congres neer in Brussel. Kats is opnieuw van de partij. Willen we onze kwijnende moedertaal opwaarderen, aldus Kats, dan moeten we oog hebben voor het volksbelang. Hij verwijst daarbij naar de Nederlandse maatschappij Tot Nut van ’t Algemeen. Taalbeleid en volksopvoeding gaan hand in hand, stelt hij. Tot slot pleit hij ervoor dat alle taalverenigingen, in Noord en Zuid, volksbibliotheken zouden opzetten in steden en dorpen.

In 1851 verschijnen Kats’ Volksgedichten. Deze bundel bevat geen gedichten in de klassieke zin van het woord, maar politieke traktaten, op rijm gezet, opdat de lezer of toehoorder ze makkelijk zou begrijpen en onthouden.

Het Tooneel der Volksbeschaving en het Vlaemsch Tooneelverbond

In 1850 brengt Kats een nieuwe groep op de been: het Tooneel der Volksbeschaving. De voorstellingen hebben succes, maar kosten handenvol geld. Kats vraagt na vijf jaar een subsidie aan bij het stadsbestuur. Dat kent hem een toelage toe van 1200 frank. Kats klopt ook aan bij de Belgische overheid. Tevergeefs. In 1858 verenigt Kats De Volksbeschaving en vijf andere groepen in het Vlaemsch Tooneelverbond. Wekelijks spelen zij twee à drie voorstellingen. Kats klopt nog maar eens aan bij het stadsbestuur. Enkele leden van de gemeenteraad beamen dat De Volksbeschaving een sociaal waardevol project is, en dat het Vlaamse theater de enige vorm van ontspanning is voor de Vlaamse bevolking van Brussel, die toen toch de meerderheid uitmaakt. Burgemeester De Brouckère weigert echter. Maar kom, de stad doet een geste: de 1200 frank subsidie die De Volksbeschaving kreeg, gaat nu naar het Tooneelverbond.

Na 67 voorstellingen zit het Tooneelverbond op droog zaad. De groep gaat failliet in 1859. Dat hakt er diep in bij Kats. Na een druk en woelig leven, trekt hij zich terug uit de openbaarheid. Het wordt stil rond Kats.

Werk en kapitaal

In september 1872, Kats is dan 68, publiceert hij een zestien pagina’s tellend pamflet: Werk en kapitaal. Kats’ kleinood leest als een theoretische uitwerking van de utopische idealen die in zijn theaterwerk aan bod kwamen, een recept om de ideale maatschappij te realiseren. Meer dan een dozijn pagina’s op zakformaat heeft hij daar niet voor nodig. Klaar!

Werk en kapitaal zijn de twee “hoofdbronnen van het menselijk bestaan”, zo stelt Kats. Zonder een van deze twee valt de samenleving “in duigen”. Zij zijn onafscheidelijk, “want het kapitaal kan, zonder bewerkt te worden, niets voortbrengen, en zonder kapitaal kan er weinig of niet gewerkt worden”. Kunnen we werk en kapitaal op elkaar afstemmen? Kan er een “harmonisch verbond” tussen meesters en werklieden gevonden worden? Ja, meent Kats, in een systeem van associaties, waar de winst die wordt verkregen door kapitaal en werk gelijk wordt verdeeld tussen beide partijen. Kapitalisten en werklieden zullen daar in harmonie en vertrouwen samenwerken.

Kats overlijdt op 16 januari 1886. Negen jaar eerder zagen de eerste socialistische partijen het licht, in Vlaanderen en in Brabant. Kats was er niet meer bij betrokken. In zijn In memoriam schrijft César de Paepe: “Was deze man veertig jaar geleden overleden, dan was zijn verdwijnen een gebeurtenis geweest in het hele land … democratische afgevaardigden uit alle hoeken van het land zouden aanwezig geweest zijn bij zijn begrafenis; en heel de arbeidersklasse van de hoofdstad zou erdoor aangegrepen zijn geweest.” Historicus Karel Van Isacker, anno 1978: “In den beginne was Jacob Kats … In augustus 1836 hield hij zijn eerste meeting ‘voor de werkende klasse’ … Wie kon vermoeden dat hiermee een beweging begon die na een rijpingsproces van enkele decennia de volksklasse uit de gedweeheid zou halen?”.

Voetnoten

(1) Julien Kuypers, Het vroegsocialisme tot 1850, uitg. Ontwikkeling, Antwerpen 1960, geraadpleegd op het Marxistisch Internetarchief.

(2) Karl Grün, Die soziale Bewegung in Frankreich und Belgien. Briefe und Studien, uitg. Leske, Darmstadt 1845, p. 48-71; eigen vertaling. (3) Hubert Wouters, Documenten betreffende de geschiedenis der arbeidersbeweging(1831-53), uitg. Nauwelaerts, Leuven 1963, p. 963-966