17 mei 2025

De morele economie van Trump

In 1971 schreef historicus E.P. Thompson zijn onderzoeksessay The Moral Economy of the English Crowd in the Eighteenth Century, waarin hij stelde dat aan de vooravond van het kapitalisme de economische transformaties niet los stonden van allerhande normen en verwachtingen. De elites konden via de staat en haar rechtssysteem de economische sfeer stilaan op kapitalistische leest schoeien. Het eigendomsbezit werd meer en meer geprivatiseerd en gemonopoliseerd door grootgrondbezitters, een commerciële bovenlaag en een opkomende industriële burgerij. Dit maakte dat veel pachters en ambachtslui werden beroofd van hun productiemiddelen, waardoor zij voornamelijk in de armere gebieden van Groot-Brittannië als nieuwbakken proletariaat in een complete afhankelijkheidsrelatie stonden tegenover die elites. Met als resultaat honger, ellende en gewelddadige onderdrukking van protest. Dit proletariaat verlangde een economie die een menswaardig bestaan voor elkeen kon waarborgen. Haar eisen waren gegrond in morele verontwaardiging. Aanvaardbare lonen en betaalbare levensmiddelen waren voor hen belangrijker dan het respecteren van onzichtbare economische wetten. Wanneer het individuele winstbejag de communale ethiek over een rechtvaardige samenleving met de voeten trad, besloot het volk dan maar via collectieve acties de immoraliteit ongedaan te maken. Drie eeuwen later wordt onze economie nog steeds gestuurd door morele verwachtingen, alleen zorgen zij nu voor fenomenen zoals Trump.

Jelle Versieren is historicus verbonden aan de Universiteit Antwerpen, Centrum voor Stadsgeschiedenis, en is gastdocent aan de Universiteit Gent. Hij doet onderzoek naar de transities naar het kapitalisme in Europa, en schrijft ook over de geschiedenis van het economisch denken en kritische filosofie. Hij is adviserend redacteur voor History of Intellectual Culture. Hij schrijft geregeld bijdragen voor tijdschriften zoals Review of Radical Political Economics, Journal of Historical Sociology, Capital & Class, Critical Horizons, Social Theory & Practice en Journal of Contemporary Asia.

De financiële crisis van 2008-2009 lijkt voltooid verleden tijd te zijn. Nochtans waren veel commentatoren en politici op dat moment dermate in paniek dat zij spraken over het einde van het kapitalisme. En laten we eerlijk zijn, het scheelde maar een haartje of de globale economie was totaal in rook opgegaan. Statelijke actoren moesten in allerijl de financiële markten redden, met een gigantische publieke schuldenberg als gevolg. De reële lonen zijn sindsdien gestagneerd, of in pakweg de VS of Duitsland zelfs gedaald. Opnieuw met dank aan een strakke overheidshand die steevast de belangen van de elites bedient. Maar we kunnen niet stellen dat de neoliberale economie hiermee haar voorgaand traject heeft kunnen hervatten. De algemene winstvoet is niet hersteld, de industriële output kent opvallende fluctuaties en de financiële markten blijven zeer gevoelig voor elke kiezel op het globale toneel. We hebben op zeer korte tijd periodes van zowel deflatie en stagflatie achter de rug, en de besparingen op sociale voorzieningen zullen verder de precaire toestand van de arbeidersklasse als de lagere middenklasse in de hand werken. Het is niet verwonderlijk dat binnen de academische muren en op allerhande debatplatforms het neoliberalisme wordt aanzien als comateus. Het valt niet meer te redden als een vitaal economisch systeem, alleen een permanente staat van crisisbeleid kan haar levenseinde nog een onbepaalde tijd rekken. 

Trump is het absolute politieke bewijs dat de morele economie van het neoliberalisme haar politieke economie weet te overleven. De laatste dertig jaar was en is het neoliberalisme opvallend succesvol in haar ideologische indoctrinatie en ‘social engineering’ van onze samenleving. We zijn door en door neoliberaal, we leven volstrekt volgens haar moreel principe. De neoliberale morele economie heeft ons doen geloven dat eenieder van ons zich alleen op zichzelf moet richten, alleen het individuele particuliere belang is de basis van ons sociale bestaan. En gedachten blijven nooit uitsluitend gedachten. Dit moreel principe heeft zich stevig gematerialiseerd in hoe wij onze samenleving verder hebben ingericht. Het domineert en koloniseert ons verwachtingspatroon en onze subjectiviteit. Elke poging om op aloude collectieve wijze de zaken te veranderen wordt onthaald op cynisme en verdachtmakingen. De morele eis tot een meer rechtvaardige samenleving wordt bekeken als oplichterij of zwendel. Want het is toch wel zeer verdacht dat iemand zich vrijwillig zou inzetten voor het algemene belang? De gigantische negatieve effecten van het neoliberalisme – bijvoorbeeld op het klimaat, de stijgende armoede of de moordende werkdruk – wordt door het geatomiseerde individu afgewimpeld als het probleem voor en van een ander. Toekomstige positieve effecten van een nieuwe morele economie worden afgedaan als een onmogelijkheid. Het heden maakt ons ziek en als toekomstbeeld krijgen we een verdere strijd van allen tegen allen voorgeschoteld.

Trump is zijn gehele leven een oplichter geweest. Hij is de belichaming van het snelle geld en de vlotte praatjes. Hij realiseerde zijn bouwprojecten door te beknibbelen op de kwaliteit van gebruikte materialen, het zweet van onderbetaalde migranten, het omzeilen van tal van veiligheidsvoorschriften en gesyndicaliseerd werk, maffia-connecties, dubieuze leningen en politieke omkoping. Hij is gewetenloos in alles wat hij ondernam en beschouwde zijn omgeving als manipuleerbaar voor het eigen kleine gewin. Ondanks het feit dat hij afhankelijk was van het fortuin van zijn vader, representeerde hij zichzelf als een self-made entrepreneur. Trump toverde zichzelf om in een gekende brand van de jaren 1980, de sociopathische parvenu die met uitgesproken branie en brutaliteit de wereld plundert om de top te bereiken. Trump representeerde niet de donkere onderkant van de neoliberale omwenteling, hij belichaamde net haar morele economie vanaf de start. Wat de negatieve gevolgen waren voor de ander maakte hem niet uit, de wereld bestaat uitsluitend om het keihard te kunnen uitbuiten. 

Het oude dynastieke geld in Manhattan keek Trump echter met de nek aan. Niet dat zijn obsessie met het gerinkel van geldstukken hen tegen de borst stuitte. Georg Simmel, een Duitse socioloog, wist reeds honderd jaar geleden perfect te omschrijven dat dit milieu bestaat uit de blasé en de cynicus. De blasé leeft in een symbolische wereld van uitsluitend de ruilwaarde, waarin zijn sociale interactie met de ander alleen kan plaatsvinden via monetaire berekening. Hij koopt letterlijk de interactie met zijn medemens. Vanuit zijn perspectief wordt de uniciteit van het leven gereduceerd tot de kwantiteit van het geldelijk bezit. Dit soort bestaan gebaseerd op zakelijke ‘objectiviteit’ maakt dat de blasé steeds vruchteloos op zoek is naar een legitimatie van zijn bezit buiten het geldelijke om. Hij poogt de gevoelde afstand tegenover de sociale realiteit te overbruggen door bijvoorbeeld liefdadigheidswerk te etaleren aan een anoniem publiek. Dit is evenwel niet besteed aan de cynicus. Zijn ervaringswereld is evengoed totaal geleefd via monetaire relaties, maar hij verwerpt actief het idee dat iets mogelijk kan existeren voorbij zijn aangroeiende bankrekening. Er bestaat niets van waarde buiten de geldwaarde, en hij zal daarom ook elke vorm van ‘idealisme’ met sarcastische argwaan bejegenen. Deze twee attitudes van de vermogenden kenmerken de symbolische klassenverschillen ten opzichte van de bezitlozen. Het zijn bewuste attitudes die de sociale geslotenheid van dit milieu verder cultureel verankeren.

Trump werd als onwetende parvenu nooit sociaal geaccepteerd door dat grote geld. Hij was onuitstaanbaar als socialite in exclusieve service clubs en op talrijke evenementen voor de happy few. Een parvenu die uitzonderlijk uitblonk door een gebrek aan enige smaaketiquette en uitgesproken vorm van brutale wreedheid. Hij bezat zowel de karakteristieken van een blasé als dat van een cynicus. Maar hij was veel meer, of beter gesteld, veel minder dan hen. Trump heeft doorheen zijn volwassen leven nooit een geciviliseerd masker gedragen. Hij presenteerde zichzelf trots als een roofdier dat zijn meest destructieve driften losliet op de wereld, hij was openlijk fier op het feit dat hij een economische positie verwierf om anderen te vernederen en te pijnigen. Hij maakt deel uit van een sadistische mythologie die de huidige neoliberale imperatief schraagt: ‘winnaars’ hebben het natuurlijke voorrecht om ‘verliezers’ te ontdoen van hun menselijkheid. De democratie vormt louter een betekenisloos obstakel om ondergeschikte groepen te herleiden tot rechteloze lichamen die willekeurig mogen verwijderd worden uit de politieke gemeenschap. Je bent pas lid van zijn club wanneer je een barbaarse attitude internaliseert, wat ook de hoeksteen vormt van zijn politieke doen en laten. En dan is empathie aan de dag leggen voor de zwakkeren, zoals Elon Musk het onlangs stelde, een fundamentele zwakte die niet mag geoorloofd worden. We hebben dringend een nieuwe moraliteit over de waardigheid van elke mens nodig om een andere economie te ontwerpen.