Interview met Luk van Langenhove en Yannis Skalli-Housseini, afgenomen door Larissa Courant
‘Een overrompelende kroniek over 12 maanden die haast vergeten zijn, maar waarin de wereld een nieuwe bedding vond’, zo omschrijft Hendrik Vos ‘De Erfenis van 1947’. Het boek van de hand van Prof. Em. Luk van Langenhove en historicus Yannis Skalli-Housseini verhaalt hoe zich tijdens ‘een vergeten scharnierjaar’ een wereldordening kristalliseerde die gedurende decennia onze wereldpolitiek heeft bepaald, maar die vandaag op zijn laatste benen lijkt te lopen. Aktief ging met hen in gesprek over de erfenis van dat ene jaar.
Larissa Courant is jurist Internationaal en Europees Recht en oud-hoofdredactielid van de Moeial.
Er zijn jaartallen die in ons collectief geheugen gegrift staan als momenten die de wereldgeschiedenis ingrijpend veranderd hebben. Ik denk aan de Franse Revolutie van 1789, of de Russische Revolutie in 1917. 1947 werpt helemaal geen sterke associatie op: waarom schreven jullie een boek over dat jaar?
Skalli-Housseini: Die indruk bedriegt! 1947 was in vele opzichten een scharnierjaar. Om maar enkele zaken op te noemen: de dekolonisering en partitioning van Brits Indië, de lancering van het Marshallplan, de oprichting van de Cominform, het ontstaan van de Koude Oorlog… Ik kan zo wel nog even voortgaan.
Van Langenhove: De essentie van 1947 is dat zich dan een wereldordening kristalliseert die de geopolitiek decennialang zal domineren. Eerst en vooral nam de VS toen de positie van geopolitieke wereldleider in, terwijl het Verenigd Koninkrijk stilaan die leidersrol moest lossen – vooral vanwege de dekolonisatie. Tegelijkertijd ontstond er een nieuwe breuklijn in de wereldpolitiek, namelijk die tussen Oost en West. Een ‘bipolaire’ wereld met twee dominante grootmachten werd geboren en een Koude Oorlog, zoals we dat zijn gaan noemen, ontstond. Dat jaar ging echter ook een schijnbaar idealistische droom in vervulling, want het systeem van multilaterale organisaties en de Verenigde Naties (VN), die tot op de dag van vandaag bestaan, begonnen volop te functioneren. De Koude Oorlog bemoeilijkte dat echter enorm. Die nieuwe tegenstelling in de wereldpolitiek zette wel een ander belangrijk proces in gang: de Europese integratie, die in 1947 echt van de grond kwam. En ondertussen werd dat Europa almaar machtelozer, vooral omdat de onderdrukte koloniale bevolkingen zich met groter wordend succes tegen de Europese heerschappij begonnen te verzetten. De dekolonisatie was niet meer te stoppen. Al die ontwikkelingen samen maken van 1947 daarom een scharniermoment in de wereldgeschiedenis. De wereld bevond zich op het einde van dat jaar in een situatie die op veel vlakken radicaal verschillend was van de situatie van voor, tijdens en net na de Tweede Wereldoorlog.
Heeft de focus op 1 jaar niet onvermijdelijk iets arbitrairs?
Van Langenhove: Uiteraard. De stroom van gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis laat zich niet vatten in netjes afgelijnde periodes van 1 januari tot 31 december. We citeren in het begin van het boek dan ook Antonio Gramsci die in een publicatie van 1916 van leer trok tegen historici die elke 1 januari beschouwen als een berg ‘waar de mensheid overeen trekt om aan de andere kant een geheel nieuwe wereld aan te treffen waar een nieuw leven begint’. 1 januari 1947 was dus zeker geen nieuwe Stunde null. Het is denk ik wél een moment dat symbool staat voor een periode waarin de geschiedenis als het ware in een stroomversnelling terechtkomt: verschillende krachtlijnen die de na-oorlogse jaren vormgeven komen dan samen, met als resultaat dat de gebeurtenissen van het hele jaar 1947 samen toch wel het aanschijn van de wereld veranderd hebben.
Bovendien is een belangrijk doel in ons boek de relatie tussen de longue durée ontwikkelingen en de dagdagelijkse gebeurtenissen in 1947 weer te geven: het is de interactie tussen beiden die de naoorlogse wereldordening vormgeeft. We onderscheiden daarbij in wat we de ‘lange aanloop naar 1947’ noemen enerzijds het ontstaan van de soevereine staat en het daarmee gepaard gaande nationalisme en anderzijds de opkomst van het industrieel kapitalisme en de daarmee samenhangende technologisering van de wereld. Het is de interactie tussen nationalisme, technologie en kapitalisme die in de 20e eeuw leidt tot een wereld van staten die elkaar economisch of militair bekampen en die tegelijkertijd in toenemende mate met elkaar geïntegreerd zijn. En tot een wereld waar kolonialisme, gebaseerd op westers superioriteitsdenken, alomtegenwoordig is.
Op welke manier geeft die longue durée dan concreet de wereldordening vorm?
Skalli-Housseini: Om maar een voorbeeld te geven dat voorafgaat aan het jaar: op de naoorlogse Conferentie van Potsdam besluiten de grootmachten de grenzen van staten zo intact mogelijk te laten en ‘volksverhuizingen’ te organiseren om staten ‘zo homogeen mogelijk’ te maken. Dat leidt tot tientallen miljoenen ontheemden die in 1947 nog steeds ronddwalen op het Europese continent en het ontstellende decor vormen waartegen de wereldordening zich kristalliseert. Maar ook tijdens 1947 botsen bijvoorbeeld de voorstellen om nationale strijdkrachten onder VN-gezag te brengen – het toont maar aan hoe idealistisch men nog was tijdens die onmiddellijke naoorlogse jaren – op weerwil van de grootmachten. Het bezit van een nationaal leger is natuurlijk een van de belangrijkste prerogatieven van een nationale staat, die was ontstaan in de lange aanloop naar dat jaar.
Om op het kapitalisme verder te gaan dat Luk aanhaalt: het grootste probleem waarmee de Amerikaanse staat in die naoorlogse jaren en in 1947 kampt bij het uitbouwen van haar hegemonie is het internationaal organiseren van het kapitalisme. Tot in 1947 zien we daarbij heel duidelijk de impact van de crisis van jaren 1930 die zich vertaalt in de vraag hoe een dergelijke crisis in de toekomst te vermijden: deze had de legitimiteit van het kapitalisme zwaar aangetast voor de wereldoorlog, wat na de oorlog vermeden moest worden in de context van de Koude Oorlog en de toenemende invloed van het communisme. Dit moest verzoend worden met een Amerikaanse preponderance of power, gebetonneerd in internationale instellingen, wat in 1947 leidt tot het organiseren van de internationale vrijhandel, door de oprichting van de GATT (General agreement on Tariffs and Trade), de voorloper van de Wereld Handels Organisatie die in 1995 werd opgericht.
Wat me opviel tijdens het lezen van het boek is dat de ‘grote geopolitieke’ verhalen dan wel aan bod komen, maar er ook veel aandacht wordt besteed aan hoe de naoorlogse wereldordening ‘van onderuit’ wordt vormgegeven?
Skalli-Housseini: In 1947 zitten we nog volop in het tijdperk van de massa-politiek, zoals we die vandaag niet meer kennen. De Franse en Italiaanse communistische partijen, bijvoorbeeld, kenmerkten zich daarbij niet alleen door hun miljoenen tellende aanhang, maar ook door een enorme institutionele infrastructuur met diepe wortels in de samenleving. Dat laat zich doorheen het jaar voelen, bijvoorbeeld wanneer in de hete zomer van 1947 Europa wordt platgelegd door enorme stakingen in onder meer Duitsland, Frankrijk en Italië. Maar die situatie heeft ook geopolitiek zeer belangrijke gevolgen: wat de Verenigde Staten zorgen baart in 1947 is niet zozeer een militaire expansie van de Sovjet-Unie, maar een politieke overwinning van het communisme in Europa. Het is deze Amerikaanse angst – of paniek – die hen in 1947 doet ingrijpen in het Europese politieke gebeuren, met onder andere het Marshallplan, wat leidde tot het ontstaan van de Koude Oorlog.
Van Langenhove: Ik denk dat het verhaal van de Europese integratie, die in 1947 in een stroomversnelling komt, hier ook erg belangrijk is. Dat Europese project krijgt niet enkel vorm van ‘bovenaf’, maar ook ‘van onderuit’. In belangrijke mate zelfs. In heel Europa schieten na de wereldoorlog pan-Europese bewegingen als paddenstoelen uit de grond. Vaak hebben deze federalistische bewegingen wortels in het verzet, wat hun gedeelde afkeer van het nationalisme verklaart. De belangstelling in het federalisme als oplossing voor het ‘Europese probleem’ – of hoe het nationalisme dat Europa als twee keer heeft meegesleurd in een allesvernietigende oorlog, te overstijgen –vertaalt zich ook in stappen om tot een Europese vereniging van de nationale pro-Europese bewegingen te komen.
Uiteindelijk, het moet gezegd, moet die federalistische stroming het wel afleggen tegen de visie op Europese integratie die vanuit de VS gepropageerd wordt. Van bovenaf dus. Hendrik Brugmans, een van de voornaamste leiders van de Europese federalisten, had een federatie voor ogen die ook de Oost-Europese landen zou omvatten, wat hem niet alleen in conflict brengt met Churchill, die de Oost-Europeanen vanwege hun gebondenheid aan de Sovjets wil uitsluiten, maar vooral ook met de Amerikaanse Truman administratie. Zij willen (West-)Europa als anticommunistische entiteit oprichten om de verspreiding van het (Sovjet)-communisme in te dammen. Dat is wat er uiteindelijk ook gebeurd. Hier moet de organisatie from below het dus wel afleggen tegen de grootmacht.
Een ander voorbeeld daarvan, dat prominent aan bod komt in het boek, is de dekolonisatie?
Skalli-Housseini: Absoluut. Als we aan die naoorlogse tijd denken is onze blik nog te vaak eurocentrisch. Zeker in termen van internationale politiek gaat het nog te vaak enkel over die bipolaire wereld die ontstaat – de tegenstelling tussen Oost en West. Maar je zou kunnen beargumenteren dat de meest fundamentele verandering in termen van wereldordening de dekolonisatie is – waarbij antikoloniaal verzet uiteraard van primordiaal belang was. Niet de tegenstelling tussen Oost en West, dus, maar die tussen Noord en Zuid.
Ten eerste, misschien wat voor de hand liggend, omdat de vaak gedwongen aftocht van de kolonisatoren het begin van hun verval inluidde als grootmacht. Dat gold vooral voor de wereldleider van de vorige wereldordening, het Verenigd Koninkrijk. Dekolonisering in India, ‘problemen’ (vanuit hun standpunt bekeken dan) in het Palestijnse mandaatgebied en binnenlandse financiële zorgen, leiden ertoe dat ze in 1947 het wereldleiderschap overdragen aan de VS. Tegelijk leidt die eerste dekolonisatiegolf bij vele Europese landen tot een toenemende focus op hun Afrikaanse kolonies: hun economische ‘ontwikkeling’ moet de Europese kolonisator helpen dollars te besparen en zo helpen bij de naoorlogse wederopbouw. Ofwel omdat de exportproducten zoals grondstoffen van de kolonies dollars opbrengen als ze worden verkocht (voor dollars), ofwel omdat ze geen dollars kosten als ze door de kolonisator worden gekocht.
Als we in iets meer abstracte termen denken, leidt dekolonisatie, ten tweede, ook tot een van de meest diepgaande institutionele transformaties in de wereldordening. Met het verval van de Europese grootmachten verdween langzaamaan een fundament van de vooroorlogse wereldorde: het imperiale rijk. De VS zijn daar het beste voorbeeld van: ze streven naar werelddominantie maar doen dat zonder een immens, formeel koloniaal rijk op te bouwen. Dat is een enorm belangrijke transformatie in de institutionele organisatie van de wereldordening.
Het boek heet ‘de erfenis van 1947’. Wat is volgens jullie dan de erfenis van dat jaar?
Skalli-Housseini: De erfenis van 1947 is de inzet van de geopolitieke en geo-economische strijd waarover we tegenwoordig elke dag in de krant lezen. Die wordt gekleurd door wat waarschijnlijk de belangrijkste erfenis is van dat jaar: de Amerikaanse overtuiging dat het hun recht en zelfs plicht is ‘wereldleider’ te zijn. Daarbij hebben ze heel wat instrumenten ter beschikking die uit de wereldordening van 1947 voortkomen. Op monetair vlak zijn de VS nog alles wat de klok slaat: de dollar is ondanks de Nixonschok hét wereldwijde betaalmiddel bij uitstek. Ook militair zijn de VS wat afgezwakt, maar ze zijn ongetwijfeld nog altijd de grootste militaire macht op aarde: 36% van de wereldwijde militaire uitgaven worden nog steeds door de VS gedaan. De Amerikaanse staat heeft dus zowel de wil, als ook de capaciteit om die ‘historische taak’ verder te zetten. Opvallend daarbij is ook de Amerikaanse capaciteit om haar hegemonie steeds weer heruit te vinden, iets wat we vandaag zeer duidelijk zien. Dit gebeurde een eerste keer in de nasleep van de crisis van de jaren ’70, waarbij het systeem van Bretton Woods dat door de Amerikanen na de oorlog was opgezet om hun economische dominantie te betonneren, werd opgeblazen. Wat volgde was de neoliberale globalisering, waarbij de VS een ‘controlled disintegration of the world economy’ organiseerde, in de woorden van toenmalige voorzitter van de Federal Reserve Paul Vocker. Met de Volcker schok aanvaardde de VS in essentie de discipline van kapitaal, om zo geldstromen van overal ter wereld aan te trekken en uiteindelijk haar hegemonie in stand te houden. Vandaag zien we dat de neoliberale recepten niet meer in staat zijn om de opkomst van China te remmen en dus grijpen zowel Trump als Biden naar anti of zogenaamde ‘post-neoliberale’, protectionistische maatregelen. Ze stellen zelfs openlijk de autoriteit van de Wereld Handels Organisatie in vraag: een organisatie waarvan, zoals vermeld, de voorloper (de GATT) nochtans zelf door de VS was opgericht in 1947.
We hebben volgens jullie echter nood aan een compleet andere wereldordening?
Van Langenhove: De wereldordening die in 1947 vorm kreeg is aan het ontrafelen, zoveel is duidelijk. Belangrijker is dat die ordening helemaal niet bij machte blijkt te zijn om een antwoord te bieden op 2 globale problemen die zich sinds 1947 steeds meer manifesteren en eigen zijn aan het leven in het Antropoceen. De kwestie atoomwapens en de klimaatverandering: beiden bedreigen het voortbestaan van de mensheid rechtstreeks en zijn planetaire problemen. Ze kunnen dus enkel via internationale samenwerking opgelost worden. Wat we met absolute zekerheid kunnen zeggen, is dat de ordening die zal rijzen uit de assen van 1947, afgerekend zal worden op de mate waarin ze de mensheid toelaat om adequaat te reageren op beide problemen.
Skalli-Housseini: Toeval wil dat uitgerekend in 1947 het Bulletin of the Atomic Scientists startte met het bijhouden van een symbolische klok die, uitgedrukt in minuten voor twaalf, weergeeft hoe ver we verwijderd zijn van een voor de mensheid fatale ramp. In 1947 werd de klok op zeven minuten voor twaalf gezet. Vandaag staat die op 90 seconden voor 12. Zelfs in de relatief stabiele, bipolaire wereldordening van de Koude Oorlog was de nucleaire ravage door allerlei misrekeningen en communicatie- fouten soms dichtbij. Vandaag is de situatie nog veel gevaarlijker. Schattingen stellen dat de huidige wapens wel twintig tot dertig keer krachtiger zijn dan de bommen die Hiroshima en Nagasaki vernietigden en toen 250.000 slachtoffers maakten.
Belangrijk is dat hoewel de zoektocht naar een nieuwe wereldordening plaatsvindt op een totaal andere achtergrond dan vroeger – die van de crisissen van het Antropoceen –de lange aanloop van 1947 nog blijft doorspelen. Staten, vooral grootmachten, blijven aan hun soevereiniteit vasthouden. Wat een internationale klimaatpolitiek sterk bemoeilijkt. De machtsberekeningen van grootmachten die denken in termen van nationale belangen overheersen ook in de atoomkwestie nog steeds. Dat dit potentieel de levensvatbaarheid van heel de planeet op het spel zet – en dus ook die van de nationale staten met kernwapens – lijkt geen issue te zijn.
Van Langenhove: Hetzelfde kan opgemerkt worden voor de klimaatkwestie. Het zijn, logischerwijze, de grootste kapitalistische machten die verantwoordelijk zijn voor het gros van de uitstoot sinds de Industriële Revolutie: Noord-Amerika en Europa voor zo’n 50%. Je kan zo wel even doorgaan. De rijkste 10 % van de wereldbevolking is, bijvoorbeeld, verantwoordelijk voor 48 % van de globale emissies en de rijkste 1 % voor 17 %, terwijl de armste helft slecht 12 % van de globale uitstoot voor haar rekening neemt. De vraag is maar of, gegeven deze structurele problemen, enkel technologische oplossingen ons kunnen helpen. Kijkende naar de internationale klimaatrapporten zetten we alleszins niet veel stappen in de juiste richting. De erfenis van 1947 oogt somber. Maar zoals we in ons boek betogen, blijft de (geo)politieke realiteit zeer onvoorspelbaar en daarmee is de toekomst ook deels maakbaar. We moeten optimist blijven en historisch inzicht blijven nastreven.