19 apr 2022

Interview met Amina Belôrf: “Mijn creativiteit is een gevecht tegen het systeem”

Interview met Amina Belôrf, afgenomen door Kathy Van Crombruggen

Een nieuwe ster aan ons poëtisch firmament. En haar naam is Amina Belôrf. In het dagelijks leven is zij sociaal werkster. Maar haar literair ei legde ze reeds als columniste. Haar teksten verschenen o.a in de Poëziekrant, DW B magazine en Het Liegend Konijn. En nu is zij met haar bundel “Zonder het licht te breken” ook een gevestigd auteur. In deze bundel schetst ze een intens portret van haar leven en de weg die ze persoonlijk aflegde. Tegelijkertijd geeft ze in haar poëzie blijk van oprecht maatschappelijk engagement. De bundel lijkt ook een daad van liefde voor hen die haar nauw aan het hart liggen. Aktief heeft het genoegen u een inzicht te geven in wat haar beweegt als mens en auteur. 

Jan Van De Perre

Omhoog
 
Zou jij zien hoe ik nu op daken
en jij toen in mijnen afdaalde
dit land omarmde als een
tussenstopthuis
 
nu je ziel te rusten ligt diep
in de Atlas, Antwerpse straten
je passen missen, beklim ik
nog steeds daken, ontgin dromen
schep nieuwe hoop als steenkool
en stuur ze omhoog
 
het daglicht in

In de brief die jouw dichtbundel inleidt, schrijf je over het gevoel dat je je anders voelde op school. Hoe ging het er op de lagere school voor je aan toe? 

Ik heb veel dingen verdrongen. Ik zat op een witte school en werd uitgesloten omwille van mijn povere kleren en mijn anders zijn. Als kind leerde ik om vijandigheid van medeleerlingen en leerkrachten als iets normaals te beschouwen. Thuis durfde ik daar niet over vertellen uit angst om mijn ouders te kwetsen. Zij hadden ook veel respect voor de leraars.Ik ging naar de lagere school met een schaamtegevoel rond mijn thuistaal en -cultuur. Er werd daar nooit naar gevraagd, en het leek of mijn moedertaal spreken gewoonweg niet hoorde. Ik kreeg op die manier het gevoel dat mijn thuistaal lelijk, verboden en minderwaardig was. Na de schoolvakantie vertelde iedereen over hun reizen, bezoeken aan pretparken en allerlei geweldige activiteiten. Wanneer het mijn beurt was, vertelde ik over mijn verblijf in Marokko, en ik schaamde me hiervoor. De leerkracht bezat tevens weinig kennis over het land en de context, waardoor het voor mij moeilijk was om te vertellen hoe het er daar aan toeging. Het leek alsof familiebezoek en spelen met andere kinderen in het dorp niet spectaculair genoeg waren. Er bestond dan ook weinig interesse in mijn belevingswereld, er werden niet echt vragen gesteld over mijn wedervaren.


Wat me ook is bijgebleven, zijn de schoolrekeningen die niet betaald konden worden, en hoe de school daar dan op reageerde. Ik kon niet mee op uitstap gaan, wat ik zelf nogal snel aanvaardde, omdat ik wist dat we dat geld niet hadden. Maar de leerkracht was daar heel boos over, en schreef dan in het rood nota’s in mijn agenda. Ik werd vooraan in de klas ter verantwoording geroepen. Dat gaf me een dermate slecht gevoel, en die vorm van communicatie werkte dan ook niet. Ik ervaarde dat als een vertrouwensbreuk met de leerkracht. Kinderen, die opgroeien in armoede, dragen een dubbele last: ze proberen hun ouders te beschermen, en ze proberen het zo goed mogelijk te doen op school. Een spreekbeurt houden was bijvoorbeeld moeilijk. We moesten dan over onze hobby’s spreken. Andere kinderen brachten bijvoorbeeld hun muziekinstrument mee. Ik bezat geen instrument, dat deed me opnieuw het buitenbeentje voelen. Veel kinderen beleven op die manier geen plezier meer aan het schoolgebeuren, of ze zetten zich af tegen het schoolsysteem Ik vond het wel fijn toen een vroegere leerkracht van me naar mijn voorstelling kwam. Haar trots nu heeft ook mijn beeld voor een deel hersteld. 

Welk advies zou jij willen geven aan mensen in het onderwijs om het vandaag beter aan te pakken?

Een tip die ik zou geven aan leerkrachten: toon ook interesse in een ander verhaal en vraag geïnteresseerd door. Hoe moeten we ons dat dorp in Marokko voorstellen? Wat hebben jullie daar geleerd op vlak van taal of nieuwe gewoontes? Wees er alert voor als kinderen worden uitgesloten omwille van hun anders zijn, en ga die kinderen dan ook niet culpabiliseren. Misschien is het een goede zaak voor leraars dat ze mijn verhalen en ervaringen nu kunnen lezen. Het gaat om generatietrauma’s. In het laatste gedicht van mijn bundel probeer ik dat een beetje te verwoorden. Er bestaat uitsluiting en discriminatie die we zien, maar er is zoveel dat we ook niet zien. Zoveel Marokkaanse en Turkse kinderen destijds werden door leerkrachten of het PMS (nu CLB) gedemotiveerd om verder te studeren. Wanneer Vlaamse kinderen naar de logopedist moesten, werd dat meteen genormaliseerd en werden ze doorverwezen. Bij Marokkaanse en Turkse kinderen met eenzelfde probleem werd de oorzaak steevast bij de andere thuistaal gelegd. We werden ook altijd uit de klas gehaald voor leestesten. Dat is erg stigmatiserend. Het maakt dat ik nu nog steeds een druk voel om te excelleren. Het is alsof dat ik nog steeds moet bewijzen dat ik ook zaken kan bereiken. De angst om vooroordelen te bevestigen, zorgt bij veel mensen van andere roots voor enorme faalangst. Ik was op een bepaald moment ook heel erg schoolmoe, omdat ik in een depressie terecht was gekomen. Het systeem heeft me veel pijn gedaan en ik had niemand die me erkenning bood.

Ik denk dat de klassen nu wel meer divers zijn dan vroeger, en dat maakt ook een verschil uit. Toen ik vervolgens naar de middelbare school ging, zaten er meer mensen met een andere roots in de klas, en dat was een geheel andere gewaarwording. Ik besefte plots dat het ok was om te praten over thuis en over het land van mijn ouders. Nu kan ik ook met mooie gevoelens terugdenken aan de dingen die we beleefden in Marokko, zoals het avondritueel met onze matjes, muziek en boeken op het dakterras. Dat waren, achteraf bekeken, zeer intense momenten samen. We hadden zoveel boeken mee, omdat er niets anders te doen was dan lezen, en dat heeft misschien ook onze taalgevoeligheid aangescherpt. 

Hebben jullie de liefde voor boeken van thuis meegekregen? 

We hadden geen andere hobby’s, omdat daar de middelen niet beschikbaar voor waren. Maar de bibliotheek bestond, en daar waren mijn ouders dankbaar voor. Ze motiveerden ons om daar naartoe te gaan. Tussen de broers en zussen was er een hele ruilhandel van uitgelezen boeken. Pas later besef je dat je op die manier leert om creatief te zijn. Je leert zo ook als kind deel te nemen aan de gesprekken van volwassenen. In het dorp in Marokko bestaat die strakke opdeling tussen volwassenen en kinderen niet. Iedereen zit en praat samen. Je leert heel vroeg zelfstandig te zijn. We hadden daar relatief veel luxe in vergelijking met de andere dorpsbewoners. We hadden twee waterputten in huis, daar waar andere mensen ’s morgens eerst kilometers moesten afleggen naar de voet van de berg om water te gaan halen en hun was te doen. Ik besefte dat het voor andere mensen nog moeilijker was. We werden in Marokko bekeken als kinderen die uit de luxe kwamen; als de kinderen uit Europa die na de zomer opnieuw terugkeerden. Je krijgt de neiging om, als je zo opgegroeid bent, te denken dat je geen reden hebt tot klagen. Je hebt immers stromend water, een dak boven je hoofd en kleren. Je denkt steeds aan degenen die in een nog lastiger parket moeten leven. Ik heb moeten leren erkennen dat de armoede vroeger bij ons ook aanwezig was.

Je hebt op een gegeven moment een burn-out gehad?

Ja, ik wilde me heel erg bewijzen in mijn eerste job, en daarom ging ik over mijn grenzen.
Het heeft ook wel te maken met mijn achtergrondgeschiedenis, en het gevoel dat ik het zelf moest maken in het leven. Mijn keuze voor mijn studie sociaal werk was een dubbele missie. Het was niet alleen om een job uit te oefenen en daarmee mijn grootste passie in praktijk om te zetten: mensen helpen. Het was ook een manier om mijn kwetsbaarheid te transformeren in innerlijke kracht, om te kunnen omgaan met wanhoop, en ook te weten waar ik terecht kon in het systeem. Ik had het idealistische streven in mij dat ik het systeem mee kon veranderen. Toen ik echter begon te werken, was dat opnieuw een stuk confrontatie met de realiteit.

Hoe ben je op het schrijverspad terechtgekomen?

Indien ik nu een advies zou kunnen geven aan de jongere Amina, dan was dit: ga verder in een kunstrichting! Ik vind het jammer dat er op school niet meer ruimte was voor poëzie. Ik ben later een zeer geëngageerde vrijwilliger geworden. Dat engagement is eigenlijk geen echte keuze. Het is er omdat ik bezig ben met de dingen die me aanbelangen. Het gaat over een stem geven aan iedereen, ook aan hen die minder gehoord worden. Ik weet dat ik verbaal sterk ben, en dat ik met mijn schrijven een publiek bereik. Mijn poëzie is dus per definitie geëngageerd. Ik zou liever alleen willen schrijven over de lichtheid van het bestaan, maar mijn creativiteit wordt gedreven door een gevecht tegen het systeem.

Je debuutbundel kende wel meteen een heel goede verkoop!

Mijn boekvoorstelling en alle persmomenten waren gepland, maar omwille van de uitbraak van corona was plots alles weggevallen. Er hadden honderd mensen bevestigd voor de boekvoorstelling. Ik bedacht me nog dat wanneer die allemaal een bundel kochten, ik al erg gelukkig zou zijn. Toen we in lockdown gingen, had ik een gevoel van radeloosheid. Eerst was ik teleurgesteld, maar toen besefte ik dat veel mensen in hetzelfde schuitje zaten, en dat we het moesten aanvaarden. Een goede vriendin gaf me het advies om het moment toch te grijpen. Ik steek niet graag energie in het onderhouden van mijn sociale media, en ik wilde eerst wat afwachten om te kijken hoe de bundel bij de mensen binnenkwam. Ik heb dan toch de koe bij de horens gevat. Ik ben het beginnen delen op sociale media, en toen besefte ik wat een cadeau de lockdown eigenlijk was. In die stille dagen kon de bundel binnenkomen bij de mensen. Ik heb eigenlijk zelf nog nooit zo’n drukke dagen gehad. Mensen zijn plots massaal boeken gaan kopen. Eerst kochten mensen uit mijn eigen kring de bundel, zij zijn het dan gaan delen, en op die manier ging de bal aan het rollen. Mensen zeiden dat ze kracht haalden uit mijn teksten tijdens die donkere periode. Het deed me deugd om de boeken te signeren met een woordje van troost of hoop. Ik heb gemerkt dat mensen dat ook echt waardeerden. In die tijd van vertraging kreeg ik veel brieven en kaartjes van mensen, dat vond ik zelf een verademing. Ik merkte dat mensen hun kwetsbaarheden met me durfden te delen, omdat ik dat zelf ook deed. Zo kreeg ik in die coronatijd heel veel stukjes van verhalen van mensen toegestuurd. Ik heb al die brieven bijgehouden, en ik beschouw ze als een bijzondere schat, waar ik zeker nog iets mee wil doen. Toen ik merkte wat de bundel teweegbracht, besefte ik: ik mag hier niet mee stoppen, ik moet mijn verhalen blijven vertellen. 

Ik hoorde je tijdens een optreden stellig zeggen: poëzie kan de wereld verbeteren! 

Ja, het begint bij iemand die een bundel koopt en die geraakt wordt door de poëzie. Deze persoon gaat dan op zijn of haar beurt praten over de bundel met anderen. En het gespreksonderwerp is niet bepaald alledaags, mensen babbelen niet veel over poëzie. Op die manier kan poëzie mensen met elkaar verbinden of troost bieden. Ik merkte destijds bij mezelf hoe ik tijdens het lezen troost vond in donkere of eenzame periodes. Boeken waren mijn redding. Gevoelens waar niet over gepraat werden, kwamen wel aan bod in boeken. Je leest over mensen die in dezelfde situatie zitten, en dat maakt dat je dingen durft te delen met anderen.

Dat brengt ons bij deze zin in de bundel: “Ga en wees als honing voor elk helend hart.” 

Mijn moeder zingt de hele dag door, voornamelijk als ze het huishouden doet of creatief bezig is. Ze verzon eigen liederen over haar gedachten en gevoelens. Als kind schonken we daar geen aandacht aan. Maar bij het ouder worden, kreeg ik meer interesse in haar verhalen. Ze zong een lied over mijn zus die in Turkije woonde. Dit nam ik op om het naar haar kleinkind te kunnen zenden. Ze zong op een metaforische manier over mijn zus, die als een vogel naar een ander continent was gevlogen. Ik vroeg haar wat ze zou zingen over mij, en toen kwam deze zin die ik erg mooi vind: ga en wees als honing voor elk helend hart.

Mijn moeder had het in het begin wat moeilijk met mijn optredens, waarin ik vertel over heel persoonlijke dingen. Deze zin is het resultaat van haar innerlijke proces ten opzichte van mijn werk, en ik hoor haar trots erin. Voor mij is het belangrijk dat mijn moeder deel uitmaakt van het verhaal. 

De titel van de bundel is “zonder het licht te breken”. Wat is het licht voor jou? Wat geeft jou hoop en kracht in het leven?

Kunnen verdwalen in verhalen en de innerlijke wereld onder woorden brengen. Schrijven geeft me ook de afstand om te kijken naar de dingen die ik heb meegemaakt. Dat geeft me troost en kracht. En dan komt de idee bij me op: ik ben ok, ik ben er nog. De feedback die ik krijg op mijn schrijven, ervaar ik als helend en hartverwarmend. Het haalt me uit mijn isolement. Ik wil bewust de lichtheid in mezelf bewaren. Met de bundel is ook het besef gekomen dat mijn verhaal er mag zijn, dat kwetsbaarheid iets van iedereen is. Dat is voor mij een lichtpunt dat het donker breekt. Het licht is de oerkracht in mij, die er altijd was, ondanks het feit dat ik er soms niet meer wilde zijn.

Door welke schrijvers laat jij je inspireren?

Iemand die me heel erg geraakt heeft, is Erwin Mortier met zijn boek Godenslaap. Je krijgt in dat boek de geschiedenis van België mee, maar tegelijkertijd was dat voor mij zeer poëtisch. Dat boek sneed door mijn ziel. Zijn poëzie brengt je naar een andere wereld. Daarnaast is er bijvoorbeeld romanschrijver Rachida Lamrabet. In haar werk vond ik een spiegel als jongvolwassene. Haar boek Vrouwenland kwam ook heel sterk bij me binnen. Er zijn zoveel namen van dichters die ik bewonder, en ik ga er zeker vergeten: Carmien Michels, Maud Vanhauwaert, Remco Campert, Radna Fabias, … De bundel Habitus van Radna Fabias kan ik steeds opnieuw en opnieuw lezen!

Kathy Van Crombruggen studeerde sociologie en klinische psychologie, en voltooide de lerarenopleiding. Ze werkte eerder o.a. als wetenschapscommunicator aan de VUB, als wetenschappelijk medewerker in het Vlaams Parlement en als communicatiemanager. Ze publiceerde daarnaast educatieve uitgaven. Gedurende ongeveer een decennium woonde ze in het Midden-Oosten (Centraal-Turkije), waar ze organisator van wandelreizen en leraar Engels was. Op dit ogenblik heeft ze haar eigen praktijk voor psychologie (www.vividus.be) in haar geboortestad Mechelen, waar mensen terecht kunnen voor individuele begeleiding, gezinsgesprekken of opleidingen. Als vrijwilliger was ze mede-organisator van interculturele, meertalige literaire festivals. Ze schrijft zelf ook poëzie. Kathy is lid van MF-Mechelen.