16 mei 2025

Kennisoverdracht in het onderwijs is (niet) waardeloos

Zo hier en daar ligt er ééntje helemaal onderuit op haar schoolbank, maar over het algemeen valt het wel mee, deze ochtend. Ik schotelde, onder het voorwendsel dat ik sociolinguïstiek wilde uitleggen, de volledige, magistrale documentaire Woord x Macht x Strijd over academicus Jan Blommaert van Docwerker Pieter De Vos aan hen voor. Hen, dat zijn tien meisjes en twee jongens van 18 jaar. Ze zijn klaar voor de volgende stap in hun leven, maar tevens zich volledig bewust van de noodzaak van een laatste jaar op de secundaire schoolbanken. Dat ongeduldige aftellen komt met zijn eigen strijd, dus ik bereid me altijd voor op het ergste bij het opmaken van de lessen. Meer dan eens is die paranoia echter onterecht. Zeker wanneer we de veilige schijnwereld van de pedagogische neutraliteit verlaten en ons naar de wereld van het politieke en de macht begeven, vind ik in mijn leerlingen zeer welwillende en energieke partners voor een ronde argumentatief sparren.

Frank D’hanis is schrijver, copywriter en online polemist. Hij studeerde filosofie en japanologie aan de Universiteit van Gent en Japans aan de Ritsumeikan Universiteit in Kyoto. TT en IG: sorry_ voor_de_overlast, meer teksten op zijn website: www.frankdhanis.com.

Men gelooft in hogere onderwijskringen nogal graag dat het onderwijs vooral over kennisoverdracht moet gaan. Als dat niet het geval is, kruist men de armen, kijkt men stuurs vanuit het gezette gezicht boven het tweed pak en vormt men de lippen om het verachte woord ‘pretpedagogiek’ te sissen. Het ultieme doel is immers om te scoren op de gestandaardiseerde eindtesten van de natie, niet om de jeugd een fijne tijd te geven. Jonge mensen moeten in die visie omgevormd worden tot goede soldaten voor het bedrijfsleven, zij moeten een directe meerwaarde belichamen voor een winstzoekende organisatie die hen bezit. Ze horen op de schoolbanken klaargestoomd te worden, heet dat dan. Klaargestoomd, als de groenten in een magnetronzakje, om na de wereld van opleiding in de even naargeestige wereld van werk terecht te komen. Laten we dan maar even vergeten dat onze biologische opmaak schreeuwt om zingeving en emotionele verbinding, het zwarte gat van dividenden vermaalt uitgeholde lichamen door de meatgrinder van de totale mobilisatie van arbeidskracht. Depressie, burnout en trauma – dat ook is louter te wijten aan individuele verantwoordelijkheid en een “toevallig” tekort aan mysterieuze breinstofjes. Emotionele volwassenheid in een gedeelde wereld, dat vind je alleen nog terug in de verstofte boeken van Jean Piaget of Erich Fromm. Nu moeten we het helaas stellen met de brainfarts van Wouter Duyck. Excelleren, quoi.

En dan na de opleiding, het reductieve woord voor de scholing, zullen zij werken, ter vermeerdering van het welbehagen van de aandeelhouders. En dan, wanneer zij dat ten gronde hebben gedaan, zullen zij zelf een klein fortuin bezitten, vooral in de vorm van bakstenen ergens op een voormalige akker aan de randstad. En dan kunnen ze nog een tien à vijftien jaar teren op de opgebouwde reserves van het private pensioensparen. En dan dood. Te lang blijven leven als niet-productief lid van de samenleving is bijzonder onsympathiek.

De oplettende lezer heeft wellicht reeds begrepen dat ik niet zo hoog oploop met die zogenaamd objectieve kennisoverdracht in het onderwijs. De standaardmetafoor van kennisoverdracht is die van twee computers die gegevens uitwisselen. Maar jongeren hebben geen USB-poort waar je je stick zomaar kan inplanten om ze dan vol te pompen. Kennis overdragen is nooit objectief, een pedagogisch proces moet altijd subjectief en normatief zijn. Jan Blommaert zou bij het poneren van “kennisoverdracht” als hoofdtaak van ons onderwijs zeker de vragen “wiens kennis?” en “waartoe moet die kennis dan dienen?” gesteld hebben. Wanneer de staat met haar leerplannen en haar doelstellingen de klas te veel infiltreert, wordt het onderwijs niet neutraal, open of objectief, zoals vaak wordt gedacht. Net het tegenovergestelde proces vindt plaats: dialogische openheid wordt gereduceerd tot ideologische indoctrinatie. 

Blommaert benadrukte steeds dat de productie van kennis steeds gebeurt binnen een ‘frame’. Wie bij machte is om de ‘frame’ te bepalen, zal a priori domineren over de samenleving. Taal is macht, en de dominante taal van ons tijdsgewricht is neoliberaal. Onze tijdsgeest laat zich dan ook kenmerken door instrumenteel individualisme, kapitaalaccumulatie, evaluatie-tirannie en de strijd van allen tegen allen. Ik heb mezelf als onderwijzer altijd gezien als iemand die iets anders moet aanreiken: kritiek, een andere taal, een ander denken, solidariteit.

Recent probeerde ik in mijn non-fictiedebuut, dat de wat ironische titel Held draagt, ook bij te dragen aan het reshiften van dit dominante ‘frame’. Ik schreef het boek omdat het me meer en meer opviel hoe ongenuanceerd gefocust we, ik incluis, zijn op de prestaties van het individu. We hebben dan ook de neiging om uit het oog te verliezen dat een enkeling niets is buiten zijn sociale realiteit. We bezitten een diep in ons gewortelde neiging om individuen te verheffen tot deel van een heldendom. Ik wil eerder betrachten een herwaardering van het begrip ‘held’ te ontwikkelen dan wel het plat te deconstrueren. We moeten beter leren kijken naar onze sociale omgeving en niet zomaar blind in de val trappen van reputatiemachines die welbepaalde mensen boven anderen verheffen. De werkelijke heroïek valt te vinden in het alledaagse handelen van heel veel mensen. Men zou dat – ik ontleen dit begrip van de nogal bourgeois psycholoog Philip Zimbardo – ‘de banaliteit van het heroïsme’ kunnen noemen. Zelfs wanneer we genereus bepaalde mensen op een voetstuk zetten en ze helden noemen, moeten we beseffen dat ze altijd omringd zijn door heroïsche mantelwerkers. Dit zijn de zorgenden die de prestaties van helden mogelijk hebben gemaakt, en zonder wie zij niet kunnen gedijen.

Mijn boek gaat ook aansluitend over de waarheid durven spreken, en ik spendeer daarbij behoorlijk wat aandacht aan klokkenluiders. Dit wekte bij veel van mijn lezers de reactie op dat het verwant is aan Le courage de la vérité, de allerlaatste lezingenreeks van de Franse filosoof Michel Foucault. De aan HIV stervende Foucault stelt daarin scherp dat zijn werk over macht gaat, en niet over het subject. Hij is dus geen descriptief psycholoog, en beoogt dat ook nooit te zijn, maar eerder een discursief analyticus van de macht. Hij vraag zich in zijn finale spreken vooral af hoe we door Parrèsia – de Griekse term voor waarheid spreken –  weg kunnen gaan van een onderwerping aan het dispositief van het neoliberalisme. Het is een aangrijpende kwestie, afgevuurd met een urgentie die zo uit de door terminale kanker aangetaste keel van Jan Blommaert zou kunnen komen. Ook Blommaert stelt deze relatie tussen woorden en macht centraal, en vraagt zich af hoe we nog tot strijd kunnen komen. De ideologie van het kapitalisme zal altijd proberen om zichzelf te vermommen als objectiviteit, en de strijd om solidariteit als een belachelijk en overbodig antiquarium voor te stellen. Elke pedagoog die meer wil zijn dan een gesofisticeerd computerprogramma dat kennis op de harddrive van jonge mensen laadt, moet zich daartegen met hart en ziel verzetten.

Ongeveer halverwege de docu worden er beelden getoond van een betoging met stakingspiketten, en Blommaert gaat met zijn beroemde berenmuts en megafoon op de barricade staan. Er komt een piepgeluid uit de klas en ik zet de tape op stop om de beschroomde protestant het woord te geven. “Ja maar, zijn dit nu de goede of de slechte?”, vraagt zij me. Ik wil haast in lachen uitbarsten, maar dan zie ik de verwarde blikken van haar vrienden op me gericht. Ze weten het echt niet, en ik besef plots dat de weg soms lang kan zijn, en dat geduld naast moed misschien wel de belangrijkste deugd van een leerkracht moet vormen. Ik probeer in mijn antwoord mijn subjectiviteit niet te verbloemen, zo krijgt ze een eerlijke kans om zelf een kritisch perspectief te formuleren, wat haar met de pletwals van de zogenaamde objectiviteit onmogelijk gemaakt zou worden. Het is prachtig om op deze manier dichtbij jonge mensen te kunnen zijn en met hun ideeën uit te wisselen. Lang leve de jeugd, voor wie de kennis binnen het grijpen ligt als ze maar het enge utilitaire perspectief van haar tijd kan overstijgen.