
De kogel is door de kerk. Europa heeft, na maanden onzekerheid en getreiter van Trump, eindelijk een handelsdeal met de VS afgesloten. Ursula von der Leyen werd opgetrommeld om een bezoek aan Trumps golfresort in Schotland te brengen, waar ze met veel moeite haar rug probeerde recht te houden. Toch heerste er een zekere opluchting. In een wereld waar tarieven in het rond worden geslingerd als pannenkoeken op verjaardagen, pak je beter het zekere voor het onzekere. Tegenmaatregelen? Het was mogelijk, maar Europa opteerde voor een slechte deal in plaats van escalatie. Zodoende blijft Europa voorlopig in zee gaan met de VS, incluis haar plannen voor militarisering en behoud van fossiele brandstoffen. Hoe dit onze houding ten opzichte van China verandert, is een open vraag.

Brecht Rogissart is doctoraatsonderzoeker aan de European University Institute. Als historicus en politiek econoom spitst zijn onderzoek toe op financiële geschiedenis en crisistheorie.
De belangrijkste knoop is doorgehakt: vanaf nu zal Europa 15% importtarieven betalen. Dat is alvast een politiek economische trendbreuk binnen de tachtig jaar oude Amerikaanse hegemonie. Decennialang werden alle handelsbarrières afgeschoten als relikwieën van een vervlogen tijd. De VS had een batterij aan handelsorganisaties opgezet om globale integratie af te dwingen. De afgelopen tien jaar is deze wereldmacht zich echter tegen haar eigen spelregels beginnen af te zetten. Trumps tarieven zijn illegaal volgens de Wereldhandelsorganisatie. Biden lapte evengoed deze regels aan zijn laars. Zijn handelspolitiek lag niet echt in lijn met de voorschriften om vrijhandel te stimuleren. “Goh”, was zijn korte antwoord.
De tarievenkwestie is niet de enige manier waarop de VS het Europese continent in de hoek weet te drummen. Het Witte Huis kondigde onmiddellijk aan dat Europa tegen 2028 750 miljard euro extra aan Amerikaanse energiebronnen zal inkopen en 600 miljard euro extra zal investeren in Amerikaanse economische infrastructuur. Een potje politiek duimworstelen moet dus de economische heropleving van de VS veilig stellen. De EU moest meteen na die aankondiging wel schoorvoetend toegeven dat ze helemaal de institutionele macht niet bezat om dergelijke zaken te beslissen. Waar er geïnvesteerd moet worden en welke energiebron men wil gebruiken, dat is iets wat elke kapitalist voor zichzelf moet beslissen, toch? Of krijgen we nu alsnog onze planeconomie, nu Kameraad Trump het nodig acht?
In elk geval is de koers duidelijk gezet. De handvaten die de Europese Unie heeft over haar economie, zullen ingezet worden om de banden met de VS sterker te maken. Meer energie-aankopen uit de VS, dat betekent in de praktijk extra fossiele brandstoffen importeren, specifiek liquide gas (lng). In een tijd van “drill, baby, drill” vertraagt de VS onze klim uit het fossiele tijdperk.
Enkele jaren geleden zijn we nog razendsnel afgekickt van Russisch gas. Het had een economische omwenteling kunnen bewerkstelligen, één van een ambitieuze groene transitie. In plaats daarvan kregen we snelle import van Amerikaans (schalie)gas om de omschakeling van onze energiebevoorrading te verzekeren. Op korte termijn leek dat onvermijdelijk, maar ondertussen ligt Europa aan een nieuw fossiel infuus. Amerika heeft de fossiele hardnekkigheid afgedwongen, en Europa liet alles rustig begaan. Misschien is het beter om meteen een pijpleiding te bouwen op de bodem van de Atlantische Oceaan? Wij zullen er wel voor betalen, Kameraad Trump!
Deze deal komt natuurlijk bovenop de recente NAVO-top. Daar kon secretaris-generaal Mark Rutten, op bevel van ‘daddy’ Trump, de NAVO-lidstaten dwingen tot grotere defensie-uitgaven. Ze moeten stijgen van 2% – iets wat België nota bene nooit haalde – naar 5%. Trump was het immers zat om alle defensiekosten zelf te moeten dragen.
Bart De Wever, samen met heel wat andere Europese politici, verkondigde dat die stijgingen een goeie zaak waren. Europa mocht nu stilaan échte macht gaan opbouwen om zo échte autonomie af te dwingen. Dat is natuurlijk een erg ironische twist van de feiten. Trump eiste deze verhogingen en verkreeg ze vlotjes. De uitgaven werden beslist binnen de NAVO-structuren, daar waar de VS heer en meester zijn. Een groot deel van het blinkend nieuw militair materieel zal ook uit de VS worden gehaald. Een bewapend Europa kan beweren meer autonoom te zijn, vooralsnog blijft het vooral in de schaduw van grote broer VS staan. En die is niet bang om ons af en toe eens te pesten.
Europa blijft dus politiek en economisch inzetten op de VS, het land van fossiel en wapens. Er zijn twee niveaus om die loyaliteit te begrijpen. Geopolitiek gezien is de VS nog steeds de politieagent van de wereld. Europa heeft met de sheriff een bevoorrechte relatie en wil die graag behouden. Het is onder Amerikaans leiderschap, na twee bloederige wereldoorlogen, dat Europa haar interne vijandigheden te boven is gekomen. De eenmaking moest, in plaats van old school imperialistische broedermoord tussen 1914 en 1945, een dam tegen het Sovjet-communisme worden. Europa is onder Amerikaans leiderschap geschapen, heeft zich erin genesteld en heeft nu moeite om het handje van de VS los te laten.
De grondslag voor die geopolitieke innesteling was trans-Atlantische economische integratie. Met de VS als handelscentrum kregen we een nieuwe influx aan verse investeringen in nieuwe industrieën zoals de petrochemie en automobielsector. Olie deed de hele carrousel draaien. Tot op vandaag leggen die industrieën het grootste gewicht in de Europese productieschaal, met de Duitse Volkswagen als toonvoorbeeld. Naar hun mening werd geluisterd bij het maken van de deal. Zoals Matthias Matthijs, hoogleraar internationale politieke economie, het scherp samenvatte: “Het EU-handelsbeleid wordt bepaald in Wolfsburg.”
Het is de pijnlijke realiteit van onze huidige economische toestand: onze welvaart is, onder Amerikaans leiderschap, gebouwd op en afhankelijk van fossiele brandstoffen. Volgens Maarten Boudry is dat geen probleem: we zijn niet “verslaafd” aan fossiel, want het heeft ons mooie groei opgeleverd. Maar twee dingen kunnen tegelijkertijd waar zijn.
Veeleer moeten we Boudry’s stelling plaatsen in het bredere Westerse debat over groei, transitie en degrowth. Groei en fossiel kennen in het Westen een innige verstrengeling. Het lijkt een quasi onmogelijke opgave om ze nu te scheiden. Ofwel behouden we dit historisch huwelijk, wat Trump wil, ofwel dumpen we beide partners. Boudry blijft beweren dat het Westen groei van fossiel kan ontkoppelen, maar geconfronteerd met degrowthers houdt hij toch liever vast aan groei én fossiel.
Historicus Adam Tooze zette die verwevenheid onlangs in scherp contrast met het Chinese traject, waar vergroening nu op kruissnelheid komt met een dynamiek van economische groei. China’s historische groei mag haar dan wel een grote afnemer van fossiel hebben gemaakt, momenteel is het land een uitgesproken producent van groene energie geworden. Het land ontpopt zich nu tot de fabriek van groene technologie die de wereld kan overspoelen. Het is deel van de zogenaamde “tweede China-schok”: de rest van de wereld loopt achter op Chinese innovatie. De vraag is nu hoe anderen die technologie kunnen overnemen en zich integreren in de nieuwe productielijnen. Groene groei, Boudry zou er warm van moeten krijgen.
Toch is Boudry voorzichtig, net als vele andere Westerse denkers. Hun oordeel over China is gespleten tussen technologisch optimisme (gepaard met nieuwe groei) en de autocratie van de CCP. Voorlopig kan hij, zoals vele anderen, nog zijn kop in het zand steken. Voorlopig horen we enkel waarschuwingen voor het nieuwe gevaar uit het Oosten. Maar dat zal het probleem niet oplossen. Als China blijft groeien en innoveren, keert het vraagstuk over de uitgestelde transitie enkel als een boemerang terug in ons gezicht. Hoe moet Europa zich opstellen tegenover die nieuwe reus? En hoe tot onze aloude partner, de VS?
Eén ding lijkt zeker: De vanzelfsprekendheid waarmee Boudry dacht dat technologische vooruitgang noodzakelijk en uniek verband hield met de maatschappijstructuren van het vrije westen, zou weldra kunnen behoren tot een historische fictie. Hoe zal hij op dat gegeven moment economische theorie en geopolitieke evoluties reduceren tot nietszeggende platitudes? Ingebeelde nostalgie kan duidelijk ideologische blindheid veroorzaken.