18 nov 2025

Arizona, Napoleon en het recht op protest

© Maarten Vanhoucke

Deze zomer viel in De Standaard de volgende titel te lezen: “Regering geeft zichzelf macht om extremistische en radicale organisaties te verbieden”. Minister van Binnenlandse Zaken Bernard Quintin (MR) zou een wetsontwerp laten goedkeuren dat de regering onder andere toestaat om zonder tussenkomst van een rechter “radicale” of “extremistische” organisaties te verbieden. Daarvoor is enkel een verslag van OCAD, de inlichtingendiensten, Staatsveiligheid of politie nodig. Men vreest dat dit onder meer zal leiden tot het aan banden leggen van middenveldorganisaties en groeperingen die een beroep doen op burgerlijke ongehoorzaamheid. Het OCAD stelt bijvoorbeeld over klimaatorganisatie Code Rood dat ze meer en meer gevaarlijke vormen van radicalisering vertoont. “Bij sommige acties hadden doden kunnen vallen”, klinkt het, ondanks de vaststelling dat binnen de organisatie geen enkele intentie heerst de veiligheid van personen in gevaar te brengen. De nieuwe maatregelen maken dat dergelijk OCAD-verslag er uiteindelijk toe leidt dat de regering zonder inmenging van de rechterlijke macht de organisatie in kwestie ontbindt. Dat de regering gretig de bewegingsruimte van middenveldorganisaties en activisten wil limiteren, duidt op een democratisch deficit.

Nona De Dier is oud-voorzitter van de Gentse afdeling van de Jongsocialisten. Ze is jurist van opleiding en studeert momenteel taal- en letterkunde aan de UGent.

Deze “regelijver” komt niet uit de lucht vallen. Het amalgaam aan regels die onwenselijk gedrag de wereld moet uit helpen, kadert immers binnen een bredere trend om alles wat op deze aardbol gebeurt te willen voorspellen en te sturen. Een wijd gamma aan statelijke, parastatale en economische actoren willen een soort draaiboek creëren hoe de samenleving strikt gestroomlijnd moet worden: geen koekje wanneer het op school fruitdag is en geen lawaai om één minuut over tien ‘s avonds. En met het activisme is dat niet anders. Ik herinner me nog hoe een professor tijdens mijn opleiding rechten probeerde uit te leggen wat de filosofische visie, doordrenkt door het positivisme, van het burgerlijk wetboek inhield: Napoleon en zijn juristen zaten ‘s avonds aan tafel en poogden alle mogelijke maatschappelijke geschillen reeds te anticiperen. Nog vóór de kiem voor een burenruzie geplant was, zou de Code Napoléon in de juridische afhandeling daarvan voorzien. Het wetboek veronderstelde dus dat het elk mogelijk soort gedrag exact kon voorspellen, waardoor de rechter de wet slechts mechanisch hoefde toe te passen. Zo levert doorgedreven positivisme een script voor het leven. En dit positivisme draagt nog steeds bij aan het codificeren van hedendaagse illiberale tendensen.

Het structureren van allerlei soorten menselijk gedrag beperkt zich echter niet louter tot het politiek-juridische bereik van de samenleving. De Duitse socioloog Hartmut Rosa spreekt van een sinds het begin van de moderniteit alomtegenwoordige drang naar de “Verfügbarmachung der Welt”, waarbij alle aspecten des levens voorspel- en controleerbaar moeten worden gemaakt. Zelf geeft hij in zijn werk Unverfügbarkeit (2018) het voorbeeld van de eerste sneeuw: die wordt niet langer door op een winterochtend te vroeg ontwakende kinderogen ontdekt, maar door weermannen en -vrouwen aangekondigd. Bovendien kan een voldoende dikke laag sneeuw vandaag in menig skigebied niet enkel worden voorspeld, maar ook gegarandeerd dankzij allerlei machinale kunstgrepen. In de mate van het mogelijke wordt elke vorm van onzekerheid op onttoverende wijze uitgeschakeld. We laten ons niet verrassen door wilde dieren tijdens een wandeling in het bos, maar betalen wel tientallen euro’s voor een kaartje in de dierentuin om diezelfde dieren achter een glazen wand te observeren. En wanneer we ettelijke kilometers gaan joggen, is dat vaak niet omdat we daar toevallig zin in hebben, maar omdat de activiteit kadert in een breder plan om het eigen lichaam sterker, slanker en fitter te maken. Elk doel dient te worden bereikt – slechts weinig aspecten van het leven blijven onaangeroerd.

Hetzelfde geldt voor de wildgroei aan wetteksten die het scenario voor toegelaten protest en activisme zou moeten uittekenen: alles moet voorzien kunnen worden. Wie wil betogen, vraagt eerst een toelating aan de gemeente. En wie wil staken, dient eerst een aanzegging in. “Das immer weitere Anwachsen von Regularien, Vorschriften und Gesetzen ist der manifeste Ausdruck des Versuches, das soziale Leben planbar und verfügbar im Sinne des Justiziablen zu machen”, zo stelt Rosa. Alles dient binnen de perken van vooraf gestelde grenzen te blijven.

De vraag stelt zich echter of we bij een mechanische structurering van activisme en middenveldswerk nog kunnen spreken over een doorgeslagen positivisme. Het werk dat door middenveldsorganisaties en activisten wordt gevoerd, valt immers niet te vergelijken met een burenruzie die moet worden beslecht. In tegenstelling tot vele andere aspecten van het openbare leven, is onvoorspelbaarheid net een belangrijke kerneigenschap van activisme. Wanneer activisme en protest honderd procent planbaar worden, moeten zij inboeten op wezenlijke delen van hun slagkracht. Op die manier wordt in de praktijk het nut van middenveldswerk in grote mate uitgehold. Wie op voorhand precies weet wat een protestactie zal inhouden, kan de impact immers danig minimaliseren. Een betoging wordt een bump in the road: vervelend, doch geen bedreiging. Ik herinner me een Instagram-story van een kennis die tijdens de boerenprotesten werkzaam was in het Europees Parlement. “Ga terug naar uw dorp”, was het bijschrift bij een foto van de door de straten trekkende bevolking, genomen op de zoveelste verdieping. Buiten het feit dat de metafoor van de ivoren toren soms ook letterlijk kan worden genomen, illustreert deze anekdote ook hoe een geplande protestmars voor veel machthebbers geen echte hindernis, maar vooral een ergernis is.

Bovendien bekleedt het middenveld een bijzondere maatschappelijke positie tegenover de politieke wereld in enge zin. De politiek en het middenveld staan immers in constante wisselwerking met elkaar. Dat blijkt onder andere uit tal van historische voorbeelden: indien het invoeren van het algemeen enkelvoudig stemrecht enkel aan de toenmalige regering en de parlementen was overgelaten, leefden we vandaag nog steeds onder het cijnskiesrecht. Zonder druk van vakbonden, de talloze stakingen en protesten had de politiek in enge zin nooit toegegeven aan de eisen van de bevolking – waarom zouden ze immers? Om deze reden wordt niet zelden gesteld dat het middenveld tot een soort “vijfde macht” van onze democratie behoort – naast de drie “klassieke” machten en de vierde macht, de pers.

Net hier knelt het schoentje. Daar waar het structureren van het dagelijkse leven met een begrip als doorgedreven positivisme kan worden omschreven, gaat de overregulering van het middenveld een heel pak verder. Het betreft het uitschakelen van een actor die al meer dan een eeuw zaken op de agenda zet en in de praktijk een invloed op de besluitvorming uitoefent. Het is een verregaande ingreep in de kern van de structuur van maatschappelijke macht – en dat zal niet zonder gevolgen blijven. Over het wetsvoorstel van Quintin dient natuurlijk te worden gesteld dat het in de eerste plaats geen traditioneel meer geïnstitutionaliseerde middenveldorganisaties, zoals bijvoorbeeld de vakbonden, viseert. Toch kan het belang van organisaties die meer in de marge van de door de wetgever uitgestippelde regels opereren – zoals bijvoorbeeld Code Rood – niet genoeg onderstreept worden. Het tegendeel beweren, zou immers op voorhand inhouden een willekeurige scheiding te maken tussen “goed” en “fout” activisme, zoals Minister Quintin voor de Arizonaregering dit nu doet.

Zo reikt de drang van de wetgever tot regulering van alle aspecten van het maatschappelijke leven steeds verder. Het neutraliseren van de bijzondere taak van het middenveld in illiberale tijden maakt dat we niet meer louter kunnen spreken over de gebruikelijke rechtspositivistische hoogmoed. De vraag blijft of en in welke vorm de uiteindelijke wettekst zal worden aangenomen. In elk geval moet het verloop van deze sage nauwlettend en met een kritische blik opgevolgd worden.