18 nov 2025

Yassin Akouh: “De Rif werd tijdens haar verzet tegen de kolonisatie behandeld zoals Gaza”

Interview met Yassin Akouh, afgenomen door Niels Morsink

In Vlaanderen waagt zich slechts een handvol commentatoren aan analyses over wereldaangelegenheden die zich buiten de kleine Westerse wereld afspelen. Er bestaat nauwelijks nog expertise over pakweg Azië of Noord-Afrika. Vaak herkauwen onze mediamakers wat eerder verscheen in The Economist of The Financial Times. Yassin Akouh is een van die uitzonderingen in ons taalgebied. Hij  biedt via zijn sociale media-kanalen een unieke inkijk over de geschiedenis van Marokko en de Rif. In 2024 publiceerde hij Koloniale vloek: de relaties tussen de Marokkaanse staat en de Rif, een indrukwekkende bijdrage aan de geschiedschrijving van de Rif met als centrale figuur haar verzetsleider Abdelkrim tegen de kolonisatie van de Spaanse staat.

Niels Morsink is een freelance boekrecensent onder andere bij Humo, Samenleving & Politiek en De Lage Landen. Daarnaast is hij vrijwillig medewerker aan de KU Leuven en schrijft hij over Turkse politiek.

Allereerst is het essentieel om een helder socio-geografisch beeld te krijgen over de materie: wat is de Rif?

Over die vraag bestaat discussie. De Rif ligt in het noorden van Marokko, maar de afbakening ervan verschilt naargelang het gehanteerde perspectief. Waar sommige experts het gebergte als uitgangspunt nemen, geven anderen de voorkeur aan taalkundige criteria. Geografen beschouwen de Rif doorgaans als de volledige bergketen in Noord-Marokko, die zich uitstrekt van Tanger en Ceuta in het westen tot Melilla in het oosten. De taalkundig gedefinieerde Rif ligt meer in het oosten en beslaat een aanzienlijk kleiner gebied. In mijn boek richt ik mij specifiek op de stammen van de centrale Rif. Deze bevinden zich in het Rifgebergte en maken deel uit van de taalkundige Rif.

Was de Rif ooit onafhankelijk?

De Rif is nooit een internationaal erkende staat geweest, maar werd tussen 1921 en 1926 naar de buitenwereld wel gepromoot als de Rif-republiek. Het ging om een tijdelijke, onafhankelijke politieke entiteit, opgericht door Abdelkrim al-Khattabi tijdens de opstand tegen de Spaanse koloniale overheersing. Deze republiek functioneerde feitelijk als een onafhankelijke staat, met eigen instellingen, leger en bestuur. Toch nam de Rif-republiek formeel geen afstand van de religieuze autoriteit van de Marokkaanse sultan in Rabat, wat maakte dat het zich niet beriep op volledige soevereiniteit. Bovendien was de republiek noodgedwongen beperkt tot de Rif-regio, omdat dit gebied onder Spaans koloniaal gezag viel. Een uitbreiding richting het zuiden zou betekenen dat het verzet zich ook tegen het Franse protectoraat keerde – iets wat Abdelkrim aanvankelijk wilde vermijden om een oorlog op twee fronten te voorkomen. Evenwel ontstonden er spanningen aan de grenzen met het Franse gebied, en uiteindelijk leidde dat tot een militair conflict met Frankrijk. De gecombineerde Franse en Spaanse troepen maakten in 1926 een einde aan de Rif-republiek.

Hoewel sommige hedendaagse stemmen deze periode voorstellen als bewijs van Riffijnse onafhankelijkheid, is het belangrijk te erkennen dat het om een tijdelijke, contextgebonden vorm van zelfbestuur ging, niet om een duurzaam erkende staat. Over hoe de geschiedenis zou zijn gelopen als Abdelkrim had gewonnen, kunnen we alleen maar speculeren.

Hoe onderscheidt de Rif zich van de rest van Marokko?

Tijdens de koloniale periode ontstond er een politieke scheiding tussen de Rif en de rest van Marokko. De Rif viel onder Spaans koloniaal gezag, terwijl het grootste deel van Marokko onder een Frans protectoraat viel. Deze dubbele kolonisatie leidde tot uiteenlopende bestuurssystemen en beïnvloedde de politieke en sociale ontwikkeling van beide regio’s op verschillende manieren.

Hoe is de aanloop naar de kolonisatie verlopen?

Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw kwam Marokko onder toenemende druk te staan van Europese mogendheden, terwijl sultan Abdelaziz er niet in slaagde het land effectief te besturen en te moderniseren. Dit leidde in 1906 tot de Akte van Algeciras, waarin de invloed van Frankrijk en Spanje in Marokko formeel werd vastgelegd en versterkt. Een jaar later viel Frankrijk de steden Oujda en Casablanca binnen. Sultan Abdelaziz kon het verzet niet organiseren, waarna zijn broer Abdelhafid hem van de troon stootte. Ook Abdelhafid, die het land inmiddels sterk verzwakt erfde, slaagde er niet in effectieve weerstand te bieden tegen het Franse imperialisme.

De kolonisatoren konden hun wil opleggen omdat Marokko technologisch en economisch achtergesteld was in vergelijking met Europese landen. Het ontbrak aan industrialisatie en innovatie, waardoor het land kwetsbaar werd voor buitenlandse invloed en interventie. Abdelkrim, de leider van het verzet in de Rif, was zich bewust van deze zwakte en besefte dat het gebied gemoderniseerd moest worden om succesvol weerstand te kunnen bieden tegen koloniale machten.

Hoe verliep de kolonisatie concreet?

De kolonisatie van Marokko verliep vooral via economische afhankelijkheid en diplomatieke verdragen. In de aanloop naar de kolonisatie raakte het Alaouitische sultanaat in diepe financiële problemen. Door enorme schulden aan Europese mogendheden werd de staat ernstig verzwakt, wat de weg vrijmaakte voor buitenlandse inmenging. In 1912 sloot Frankrijk een negenpuntenverdrag met sultan Abdelhafid, waarmee het formeel de controle over Marokko overnam. Kort daarna werd Abdelhafid vervangen door zijn broer Youssef, die als een meer gematigde marionet van de Fransen werd geïnstalleerd. De Spanjaarden kregen een controlezone in het noorden van Marokko, met name in de Rif. Daar waren ze al jaren actief door het sluiten van overeenkomsten met lokale stammen, loyaliteit werd effectief gekocht. Ondanks deze tactiek bleef het verzet in de Rif relatief groot en georganiseerd. Economisch investeerden de Fransen aanzienlijk meer in hun protectoraat dan de Spanjaarden in de Rif-regio. De Spanjaarden gaven de Riffijnse stammen echter relatief meer ruimte om hun culturele en taalkundige identiteit te behouden dan de Fransen in hun gebied.

Hoe begon het verzet tegen de kolonisatie?

Centraal in het verzet stond Mohamed ben Abdelkrim al-Khattabi, geboren in 1882 als zoon van een rechter. Hij werkte als leraar, journalist en rechter in de Spaanse enclave Melilla. Het zal sommigen verrassen, maar in eerste instantie probeerde hij juist samen te werken met de Spanjaarden om de Rif te moderniseren. Het zaad van de opstand werd reeds geplant tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Abdelkrim samenwerkte met de Ottomanen om vanuit het neutrale Spaans-Marokko acties te ondernemen tegen de Fransen. De Spaanse autoriteiten waren daar allerminst blij mee en zetten hem gevangen. Elf maanden later werd hij vrijgelaten, maar de arrogantie en het optreden van de Spanjaarden begonnen hem steeds meer tegen de borst te stuiten. Vader en zoon namen steeds duidelijker afstand van de Spanjaarden. In 1920 overleed zijn vader onder verdachte omstandigheden – naar verluidt door vergiftiging.

En dan volgt de grote opstand in 1921?

Het is belangrijk om te benadrukken dat Spanje de Rif ook na de Eerste Wereldoorlog nog niet volledig had veroverd. De opmars verliep moeizaam vanwege het voortdurende en felle verzet van de lokale bevolking. De opstand van 1921 kwam dus niet uit het niets, maar maakte deel uit van het aanhoudende verzet tegen deze Spaanse machtsuitbreiding. Rond dat jaar naderden de Spaanse troepen het gebied van Abdelkrims stam, de Aith Wayagher. Met steun van andere stammen wisten zij de Spaanse opmars te stoppen, en brachten zij ook in reeds bezette gebieden nieuwe opstanden teweeg.

De reactie van Spanje was bijzonder wreed: de Rif werd gebombardeerd met mosterdgas. Naarmate de strijd heviger werd, groeide ook de roep om onafhankelijkheid. Het conflict breidde zich uiteindelijk uit naar het Franse protectoraat, waardoor de Riffijnen het zowel tegen de Spanjaarden als de Fransen tegelijkertijd moesten opnemen.

In eerste instantie boekten de vrijheidsstrijders indrukwekkende successen: ze rukten bijna op tot Fes. Maar het was een oorlog die zij op lange termijn niet onmogelijk, maar wel buitengewoon moeilijk konden winnen. Abdelkrim probeerde nog steun te krijgen van Groot-Brittannië en de Verenigde Staten om het conflict op de agenda van de Volkenbond te plaatsen, maar dat bleef zonder resultaat. 

Intussen sloten Frankrijk en Spanje een bondgenootschap om de Rif volledig te isoleren via land- en zeeblokkades, waardoor het gebied veranderde in een openluchtgevangenis – vergelijkbaar met Gaza vandaag. De Fransen vielen vanuit het zuiden aan, terwijl de Spanjaarden een offensief langs de kust uitvoerden. In 1926 zag Abdelkrim zich genoodzaakt zich over te geven aan de Fransen, waarna hij werd verbannen naar het eiland La Réunion.

Hoe verloopt het leven van Abdelkrim na de grote opstand?

Tot 1947 verbleef hij op het eiland La Réunion in de Indische Oceaan. Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerden zowel de nazi’s als de Palestijnse grootmoefti Amin al-Husseini hem te rekruteren, maar hij weigerde zich voor hun kar te laten spannen. Toen de Fransen hem in 1947 wilden overbrengen naar Frankrijk, wist hij in Egypte van boord te gaan. Daar kreeg hij asiel van koning Farouk. Egypte, dat in die tijd een belangrijk politiek centrum was voor militanten uit Noord-Afrika, bood hem een geschikt platform om antikoloniale oproepen te lanceren, onder meer tegen de kolonisatie van Palestina. Hij riep op tot jihad en slaagde erin 900 Maghrebijnen te mobiliseren om in Palestina te vechten. Waar zijn focus aanvankelijk vooral op de Rif lag, richtte hij zich nu op de hele Noord-Afrikaanse regio. Zo stichtte hij het Comité voor de Bevrijding van de Arabische Maghreb, met als doel de volledige Maghreb te dekoloniseren.

Na de staatsgreep van Gamal Abdel Nasser in 1952 intensiveerde Egypte zijn steun voor de dekolonisatie van Marokko. Ook het afzetten van de opstandige Marokkaanse sultan door de Fransen in 1953 wakkerde het nationalisme in Marokko verder aan. In 1955 brak er opnieuw een opstand uit tegen de koloniale machthebbers. Vanuit Egypte droeg Abdelkrim daar actief aan bij, onder andere door interviews te geven aan Franse, Arabische, Engelstalige en zelfs Italiaanse kranten. In 1956 erkenden zowel Frankrijk als Spanje de onafhankelijkheid van Marokko, waarna de afgezette sultan terugkeerde.

Wat is zijn visie op Marokko na de kolonisatie? 

Zijn visie was zonder twijfel geworteld in de islam. Hij wilde het land moderniseren, maar in harmonie met islamitische waarden. Zijn doel was niet om Marokko op zichzelf te laten terugplooien, maar juist om het onderwijs te vernieuwen en de handel met Europese landen te stimuleren. Tegelijkertijd verzette hij zich krachtig tegen de blijvende Franse invloed – iets wat ik in de titel van mijn boek aanduid als de koloniale vloek. In bepaalde opzichten overlapt zijn kritiek met die van de socialistische politicus Mehdi Ben Barka: beiden pleitten voor sociale rechtvaardigheid en voor het uitbannen van corruptie.

Bij de Marokkaanse onafhankelijkheid ontstaat vrijwel meteen een conflict met de Rif?

Eind 1958 komt de Rif in opstand tegen de nieuwe Marokkaanse regering, onder andere omwille van de grote economische achterstand van de regio. Abdelkrim keert zich tegen de regering en beschuldigt haar van hypocrisie en een gebrek aan respect voor de islam. Daarnaast vond hij dat de staat te weinig steun bood aan het nog steeds door Frankrijk bezette Algerije; er moest meer hulp komen voor de Algerijnse bevrijdingsstrijd. Ook pleitte hij voor het volledig verdwijnen van de Franse invloed in en op Marokko.

Wat zijn de gevolgen van de kolonisatie?

Het meest hardnekkige gevolg is de secularisering. De islam verloor haar prominente plaats in Marokko. Voor de kolonisatie stelde een raad van islamitische geleerden de sultan aan. Tijdens de kolonisatie en ook na de onafhankelijkheid verdween die politieke rol van de islamitische geleerden. Een ander gevolg is de blijvende invloed van Frankrijk, die ook in de Rif voelbaar is, ondanks dat dit gebied door Spanje werd gekoloniseerd. De Spaanse invloed is daar vrijwel verdwenen. Deze voortdurende Franse invloed is onder meer het gevolg van het feit dat de Marokkaanse elite vooral in Frankrijk werd opgeleid. Frans werd de taal van de administratie en het bedrijfsleven, zelfs in de Rif.

Keert Abdelkrim ooit nog terug naar Marokko?

Nee, Abdelkrim bleef zich verzetten tegen de politieke ontwikkelingen in Marokko, onder meer tegen de blijvende aanwezigheid van Franse troepen, die onder andere nucleaire testen uitvoerden in de Sahara van het huidige Algerije. Een laatste wapenfeit was zijn protest tegen de nieuwe grondwet, die hij opnieuw hypocriet vond. De grondwet bepaalt dat Marokko een islamitisch land is met het Arabisch als officiële taal, maar volgens Abdelkrim zou er, als de islam werkelijk de staatsgodsdienst was, geen grondwet nodig zijn; de islamitische sharia zou volgens hem voldoende zijn om rechtvaardig te besturen. Bovendien vond hij dat het Frans nog te dominant bleef. Volgens de grondwet zijn alle burgers gelijk, maar in de praktijk bleef het alomtegenwoordige nepotisme de enige manier om vooruit te komen in Marokko.

In 1963 overleed hij, zonder ooit terug te keren naar het land waar hij zijn strijd was begonnen. Hij kreeg een militaire begrafenis in Egypte, en nog steeds bezoeken mensen zijn graf. Af en toe pleiten sommigen ervoor zijn stoffelijke resten naar Marokko over te brengen, maar ik zie daar het nut niet van in. Hij rust op een verzorgde islamitische begraafplaats. Het kan ook niet de bedoeling zijn er een bedevaartsoord van te maken, want hij was zelf sterk gekant tegen het verheerlijken van de doden.

Wat is de nalatenschap van Abdelkrim?

Deze vader van het antikolonialisme heeft voor zijn patriottische daden nooit de erkenning gekregen die hij verdiende. Te weinig mensen zijn zich bewust van wat hij heeft betekend, ook op internationaal vlak. Zo riep hij Maghrebijnse soldaten die in het Franse leger vochten in Vietnam op om geen Vietnamees bloed te vergieten. Hij genoot evenwel internationale bekendheid. Zo sprak de Peruaanse communist Haya de la Torre zijn steun aan hem uit. In 1925 sierde Abdelkrim de cover van Time magazine. In de Verenigde Staten kreeg hij steun van de National Association of Colored Women’s Clubs en van Marcus Garvey, de pan-Afrikanistische leider. Vanuit India en Egypte werd geld ingezameld voor zijn zaak. In Oekraïne verspreidde een groep studenten flyers met zijn portret en zong een lied ter ere van hem in de kathedraal van Lviv. Die internationale dimensie van de Riffijnse opstand zou ik graag in een volgend boek onder de aandacht willen brengen.

Hoe is de situatie in de Rif vandaag?

De Rif is sterk verwaarloosd. Daardoor zijn veel mensen vooral binnen Marokko naar de steden verhuisd. Daarnaast zijn er sinds de jaren 1960 ook veel Riffijnen naar Europa vertrokken. In 1964 ondertekende België namelijk een overeenkomst met Marokko. Toen deze migranten met hun spaargeld nieuwe huizen begonnen te bouwen in de Rif, leidde dat ertoe dat nog meer mensen wilden vertrekken.

Veel Riffijnen dromen nog steeds van migratie naar Europa. Sommigen die de stap zetten, slagen erin door hard te werken een toekomst voor zichzelf op te bouwen. Als je meerdere talen spreekt en over bepaalde vaardigheden beschikt, kun je je in Europa goed redden. Er zijn echter ook Riffijnen die alleen Arabisch of Tmazight (Berbers) spreken en weinig vaardigheden bezitten. Zij hebben het erg moeilijk, omdat ze vaak alleen zwartwerk kunnen vinden en moeilijk een woonst kunnen verwerven. Toch kunnen ze in Europa nog altijd veel meer verdienen dan in de Rif, waardoor ze blijven komen. Al vraag ik me af wat hun toekomst hier zal zijn.

Hoe kan de Marokkaanse overheid vermijden dat de Riffijnen vertrekken?

De Rif ligt grotendeels afgelegen en is moeilijk bereikbaar, al zijn er uitzonderingen zoals Nador. Daarom zou de Marokkaanse overheid wegen moeten aanleggen om de minder toegankelijke delen van het gebied beter bereikbaar te maken en zo investeringen aan te trekken. Daarnaast zou de overheid ook meer dienstverleningen, zoals callcenters en andere instellingen, naar de Rif moeten brengen.

Was die economische achterstand ook de reden van de protesten in 2016?

Ja, die protesten waren het gevolg van de economische achterstand. Ze waren niet nieuw, maar een heropflakkering van soortgelijke protesten die ook al in 1958-1959 en in de jaren 1980 plaatsvonden. Ook tijdens de Arabische Lente vonden er in de Rif protesten plaats om vergelijkbare redenen. De dood van Mohsin Fikri, de Riffijnse visverkoper, was de druppel die de emmer opnieuw deed overlopen. Die emmer zat al vol met eisen voor meer werkgelegenheid, betere ziekenhuizen en uitbouw van universiteiten. Wat nieuw was aan de Hirak-protesten, was de impact van sociale media, waarmee activisten zelf live-uitzendingen verzorgden. Nasser Zefzafi wist zo een enorm publiek te bereiken. Hij is overigens ook erg humoristisch ingesteld: toen de Marokkaanse autoriteiten hem beschuldigden van het ontvangen van geld uit het buitenland, antwoordde hij dat volgens die redenering alle Riffijnen achter de tralies zouden moeten zitten, omdat ze allemaal overleven dankzij geldtransfers van Marokkanen in het buitenland. Ondanks de vreedzame aard van het protest werd hij opgesloten.

Is er sindsdien vooruitgang geboekt?

Nador kan worden aanzien als een positief verhaal: daar zal de nieuwe haven zorgen voor economische groei en meer werkgelegenheid. In de regio Al Hoceima is er ook enige vooruitgang geboekt; zo is er een nieuw ziekenhuis geopend en een voetbalstadion gebouwd. Maar het tempo van ontwikkeling blijft traag. Dit geldt niet alleen voor de centrale Rif, maar dat is ook duidelijk zichtbaar in het Atlasgebergte. Terwijl de mensen daar sinds de aardbeving van 2023 nog steeds onder erbarmelijke omstandigheden leven, wordt in Rabat in korte tijd een reusachtig stadion uit de grond gestampt, bestemd voor zowel de Africa Cup van 2025 als het WK van 2030.

Verwacht je dat de organisatie van het WK voetbal een katalysator kan zijn voor economische vernieuwing?

Hoewel de organisatie van het WK voetbal ongetwijfeld extra aandacht en investeringen zal genereren, is het onwaarschijnlijk dat het op zichzelf een duurzame economische vernieuwing teweegbrengt. Grote sportevenementen kunnen tijdelijk de economie stimuleren, bijvoorbeeld door toerisme, infrastructuurprojecten en werkgelegenheid tijdens de voorbereidingen. Deze effecten zijn echter vaak van korte duur en niet altijd gelijk verdeeld over de bevolking of regio’s.

Toerisme is bovendien een kwetsbare sector, gevoelig voor politieke onrust, economische fluctuaties en veiligheidsincidenten. Het voorbeeld van Tunesië na de aanslag in 2015 op de kustplaats Sousse laat zien hoe snel de toerisme-sector kan instorten. Daarnaast profiteren vooral stedelijke gebieden en bestaande toeristische hubs van dergelijke evenementen, terwijl achtergebleven regio’s, zoals delen van de Rif, waarschijnlijk weinig directe voordelen ondervinden.

Voor echte, langdurige economische vernieuwing zijn structurele investeringen nodig in onderwijs, infrastructuur, innovatie en regionale ontwikkeling. Het WK kan dienen als katalysator voor sommige projecten, maar zal alleen een blijvende impact hebben als het gepaard gaat met een bredere strategie gericht op inclusieve groei en het terugdringen van ongelijkheden. Kortom, de hoop is begrijpelijk, maar het is verstandig om de verwachtingen te temperen en te blijven inzetten op duurzame ontwikkelingen die verder gaan dan een sportevenement.