31 jul 2025

Meer geld, minder mannen

Trump heeft de afgelopen maanden de fundamenten van de wereldeconomie doen daveren. Op “Liberation Day”, 2 april, kondigde hij een batterij invoertarieven aan die de financiële wereld in de gordijnen joeg. Toen duidelijk werd dat de tarieven niet berekend waren door een leger topeconomen, maar door AI, was de geest helemaal uit de fles. De markten verklaarden Trump gek en namen een stevige duik. Aangezien de beurskoersen de nieuwe orakels zijn voor de Amerikaanse politiek, leek het oordeel geveld: Trump was onbetrouwbaar en roekeloos.

Brecht Rogissart is historicus en doctoraatsonderzoeker in de Belgische financiële geschiedenis, verbonden aan de European University Institute.

Roekeloos betekent echter nog iets anders dan irrationeel. Zijn acolieten plaatsten de tarieven binnen een breder masterplan waarin Trump de resterende wereld op de knieën zou krijgen. Nu toeslaan, later zalven. Dergelijke analyse is ook niet geheel onzinnig: sinds november 2024 circuleert een paper van de hand van Stephen Miran, nu opgenomen in Trumps bureaucratie. Daarin staat beschreven hoe tarieven als hefboom kunnen dienen om de globale economie terug af te stemmen op de noden van de VS. Als de meeste landen afhankelijk zijn van de Amerikaanse consumptie, waarom dan niet toegang inruilen voor onderdanigheid? Het klinkt als een goede politieke zet. Dat had Trump alleszins in gedachten toen hij als een trots ventje zijn kartonnen bordje met AI-generated tarieven aan de wereld toonde. Roekeloos of meesterzet? Het zijn de twee uiteinden van het ideologisch touwtrekspel om Trumps visie te evalueren. We dreigen ons echter blind te staren op de vraag hoe krankzinnig Trump al dan niet is, wat een diepteanalyse van de situatie verhindert. Het is van belang om eens te bekijken binnen welke historische context het tarievenbeleid werd geconcipieerd. We moeten een scherpere focus krijgen op de lange termijn en structurele tendensen die het Trumpisme hebben gecreëerd.

Dat is de analyse die historicus Nic Johnson geeft in “Breaking the Conveyor Belt”. Volgens Johnson kan je Trumps tarievenslag maar begrijpen vanuit een blik op Amerika’s positie in de wereldmarkt. Op die globale “transportband” zijn landen zoals China en Duitsland de belangrijkste productiecentra, die hun goederen massaal aan de Amerikanen verkopen. De winsten die ze maken, worden gerecycleerd in het financiële systeem en komen uiteindelijk terecht in Wall Street. Daar worden ze uitgeleend aan de Amerikaanse producenten en consumenten, die nu terug buitenlandse producten kunnen kopen. De elites in beide landen profiteren, maar er is een belangrijk verschil: in Amerika zijn dat de financiële elites van Wall Street, in de rest van de wereld de industriële elites van onder andere het Rijnland of de Parelrivierdelta. 

Hoe kan zo’n systeem in godsnaam blijven draaien? Volgens de negentiende-eeuwse econoom Ricardo zou elk land zich moeten specialiseren in zaken die het meest efficiënt kan produceren en waarvoor dus een grote buitenlandse vraag zal bestaan. Bij Duitsers denken we dan klassiek aan auto’s, bij de Chinezen aan zowat al de rest (en tegenwoordig ook elektrische auto’s!). En de Amerikanen? Die leveren wat de hele wereld wil: dollars.

Na WOII was de VS de onbetwistbare hegemoon van de kapitalistische orde. Deze positie heeft als groot voordeel dat iedereen de dollar gebruikte om te handelen en op te potten. De dollar werd, met andere woorden, ‘de reservemunt’. Het is het “exorbitante privilege” van Amerika: in ruil voor dollars leveren buitenlandse producenten zowat alles. En zo gaat de conveyor belt de wereld rond: dollars worden opgehaald in de mondiale geldmarkten, goederen worden geproduceerd en uitgewisseld, de resulterende winsten worden dan in Wall Street gerecycleerd tot allerhande financial assets, en vervolgens dienen deze assets als brandstof om allerhande speculatieve activiteiten aan te drijven. Of zoals de Canadese econoom Richard Westra het kernachtig verwoordde in “The Evil Axis of Finance”, “the dollar seigniorage designed the financialization of the world economy consisting of bloating oceans of idle money … creating a casino speculation economy”.      

Er komen echter wel wat verantwoordelijkheden kijken bij die Amerikaanse hegemonie. Eerst en vooral moet de Amerikaanse staat garanderen dat het de internationale orde waarin de globale markt zich nestelt, kan blijven verdedigen. Als het kan met de nodige monetaire smeerolie, als het moet met harde hand. Ten tweede overstijgt de reservemunt de plaatselijke industrie. Zolang de buitenlandse vraag naar dollars blijft aanhouden, zal de stroom producten – elders veel goedkoper gemaakt – en kapitaal de VS blijven binnenkomen. Iedereen wil dollars in ruil voor de geleverde goederen, dit is hoe de VS haar rol speelt binnen de wereldeconomie. Dat klinkt op zich best een comfortabele positie voor de VS als nationale economie, maar u kan ook begrijpen dat dit nadelig is voor de plaatselijke Amerikaanse industrieën . 

Het is tegen deze verantwoordelijkheden van de Amerikaanse hegemonie dat Trump zich verzet. Hij kijkt naar het handelsdeficit en ziet een benadeeld land, zeker nu de Chinese industriële steden veel meer floreren dan de Amerikaanse. De conveyor belt moet opnieuw afgestemd worden op de Amerikaanse industriële noden. Zijn eerste strategische zet is dus de huidige tarievenslag met als bedoeling om de Amerikaanse industrie meer zuurstof te geven. Een tweede zet was het afwentelen van defensiekosten op Europa, zodat het Pentagon haar handen vrij heeft om kostenefficiënt te focussen op de militaire containment van de Chinese rivaal. 

Trump mag dan wel de globale politiek economische constellatie een schok toedienen om de kosten van de Amerikaanse hegemonische verantwoordelijkheid te milderen, maar er bestaan ook duidelijke limieten hoe ver hij kan gaan. Zijn politiek economische koers mag namelijk niet omslaan in twijfels over de dollar als reservemunt. De dollar is de basis van de Amerikaanse wereldmacht, zonder een gedollariseerde wereldeconomie wordt de wedloop tegen China een onmogelijke opdracht. Toen de markt van Amerikaanse overheidsschuld kelderde – dé cruciale markt voor het financiële systeem – kondigde Trump dan ook prompt een uitstel van zijn tarieven aan. Daarnaast moet hij ook een interne groep kapitalisten, geïntegreerd in de globale markt, bevriend houden. In dat selecte clubje zit zowaar Elon Musk, die met Tesla afhankelijk is van Chinese productie en technologie. Trump mag dan een roekeloze kleuter zijn, ook hij moet aftoetsen en bijstellen.

Kan en wil Amerika haar eigen hegemonie opdoeken? Daarvoor kunnen we kijken naar de vorige wereldleider, het Verenigd Koninkrijk. Vanaf eind achttiende eeuw was dit land ook de industriële grootmacht van de wereld. Maar honderd jaar later bleek dat haar industrie faalde om een economy of scale in te voeren zoals in de VS of Duitsland. Ze miste de boot van technologisch-organisationele vernieuwing. Wat maakte dat vervolgens Londen het financiële centrum van de wereld werd, van waaruit de pond de wereldhandel deed draaien. Ook toen groeide intern verzet in het hart van de wereldmarkt: Joseph Chamberlain trok een beweging op gang om de Britse industriële belangen te behartigen tegen haar rivalen. De comfortabele financiers in Londen mochten dan wel gouden tijden meemaken, de noeste arbeiders in de Black Country waren niet opgezet om aan lage lonen de vaderlandse industrie recht te houden.

Het vrijhandelsbeleid moest dus opgeschort worden en het Britse koloniale rijk moest zich afsluiten van buitenlandse concurrenten. Chamberlain beloofde hernieuwde groei die moest dienen als buffer tegen zowel het socialisme als de Duitse en Amerikaanse industrie. Make Britain Great Again? Hij kon echter nooit de macht van de Londense financiers opzij schuiven. De financiële draaischijf van de wereldmarkt opdoeken, dat doe je niet zonder tal van obstakels te moeten overwinnen.

En zo bleef het Verenigd Koninkrijk verveeld met haar hegemonische verantwoordelijkheid zoals de VS dat vandaag moet ervaren. Vice-president J.D. Vance besloot alvast: “When I look at the American economy, we have a lot of financial engineers and a lot of diversity consultants. We don’t have a lot of people making things.” Chamberlain concludeerde een dikke eeuw voorheen: “It may mean more money, but it means less men.” Meer geld, minder mannen. Het klinkt als de slagzin voor een goed avondje dansen, ware het niet dat het de leuze bij uitstek is voor een reactionaire politiek in tijden van hegemonisch verval.