31 jul 2025

Filosoof Henk Vandaele gaat op zoek naar een politiek op basis van zorg

Homo Holocauston, zo heet het recente boek van filosoof Henk Vandaele. Meer dan een boek is het zijn levenswerk, waarin Vandaele zijn ideeën rond zorg als fundament voor een volwaardige democratische samenleving uitwerkt. “Ik zoek naar een politiek die radicaal vertrekt vanuit de mens als een zorgend wezen, en niet als een arbeidend, competitief of religieus wezen. Zo kom ik uit bij een pleidooi voor een commons-gedreven politieke ontwikkeling.”

Henk Vandaele is verpleeglundige en filosoof. Hij is hoofdredacteur van het filosofisch tijdschrift De Uil van Minerva en lector filosofie en ethiek aan de VIVES Hogeschool. Hij is ook vrijwilliger bij MF Kortrijk.

Dirk Vandenberghe werkte als stadsreporter, chef sport ad interim en Wetstraatjournalist bij Gazet van Antwerpen en als redacteur media, sport en entertainment bij De Tijd. Verhuisde in 2005 naar Rotterdam en werkte er als redacteur sport en buitenlandredacteur voor nrc.next en NRC Handelsblad, en was voor die kranten ook correspondent in Parijs. Werkte in 2012 even bij Knack en volgde voor Het Nieuwsblad het reilen en zeilen in zijn oude en nieuwe thuishaven Kortrijk. Daarna stond hij aan de wieg van het magazine SIEN – Magazine voor mensen met minder, een uitgave van OCMW Kortrijk. Werkt als zelfstandig journalist voor onder andere Trends, NRC en de uitgaven van Ons Erfdeel: de lage landen en the low countries en maakt af en toe een podcast voor De Standaard.

De gehele wereld mag branden

Vandaele, lector filosofie en zorgethiek aan de zorgopleidingen van hogeschool VIVES, heeft lang getwijfeld vooraleer hij Homo Holocauston als titel koos. “Het woord holocaust roept extreme emoties op. Auschwitz is ‘het drama’ van het moderne Europa. Vrienden gaven mij de raad om die titel niet te gebruiken. Maar wat mij bezighoudt, is hoe die hoogstaande moderne wetenschappelijke cultuur toch zo kon ontsporen. Tijdens mijn research leerde ik dat het woord ‘holocaust’ in het oude Grieks ‘geheel verbrand’ betekent en in verband staat met religieuze offerrituelen. Nazi-Duitsland voerde een politiek om het Duitse ras te zuiveren van elke mogelijke diversiteit, en daartoe moesten joden en andere ‘minderwaardigen’ worden geofferd. Mijn grote vraag is: is de sociaalecologische crisis niet ook een soort holocaust? Een systeem waarin alles wat niet zuiver past in een neoliberale markt wordt geofferd in één groot miskend religieus, of transcendent groei-ritueel. Ik begrijp de homo holocauston als de mens die bereid is om zijn hele wereld te offeren. Toegepast op vandaag: de hele wereld offeren voor de moderne groei-economie. Dit in de hoop dat daar ooit een soort perfecte samenleving uit voorkomt, zoals het duizendjarig rijk de droom was van Nazi-Duitsland. Ik zie gelijklopende dynamieken aan het werk tussen de huidige sociaalecologische crisis en de holocaust. Uiteindelijk stel ik het nog scherper: elke moderne politiek mondt noodzakelijk uit in een holocaust. Is die titel schokkend? Zeker. Maar de huidige crisis is dat ook. Wat op ons afkomt is niet min.”

Aanvankelijk had Vandaele het idee om een filosofisch boek over zorg te schrijven, ook omdat het thema weinig aan bod komt in de filosofie. Geleidelijk aan verschoof de focus naar de sociaalecologische crisis. “Ik begrijp zorg als een wisselwerking tussen mensen, als geven en nemen. Het basisidee is dat als ik iets geef aan een ander, die daar beter van wordt, zodat hij beter in staat is om iets terug te geven. Door te geven bouw je sociaal kapitaal op. Dit in contrast met het concurrentiedenken, waar de gever de ‘loser’ is en de ontvanger alleen maar sterker wordt. Maar door geven en nemen worden alle betrokkenen beter. Het boek is een pleidooi om die wisselwerking op elk maatschappelijk niveau zijn plaats te geven: in de opvoeding van kinderen, in het onderwijs, de sociale zekerheid, de politiek, … Maar tijdens het schrijven werd me steeds duidelijker hoe onze politiek zorg stiefmoederlijk behandelt en hoe dit een van de factoren is die de klimaatcrisis mee verklaart. Het werd me duidelijk dat elke moderne politiek, is het nu het communisme, het fascisme of het neoliberalisme, zorg op het niveau van dagelijks leven negeert en zelfs koloniseert. Net zoals de moderne politiek de natuur koloniseert in functie van materiële groei, koloniseert die politiek ook het dagelijkse leven van mensen. We kennen vandaag een verschroeiend arbeidsritme dat de zorgstructuur van ons dagelijks leven koloniseert. De zorg op het niveau van de microstructuren zoals gezinnen, buurten, sportverenigingen, staat zwaar onder druk. Dat is een van de belangrijkste oorzaken voor het diep gevoel van onbehagen in onze samenleving, en wellicht ook een van de redenen waarom mensen vandaag extreemrechts stemmen. Dat wordt mooi geïllustreerd in het boek Niet alles, maar veel begint bij luisteren van Dominique Willaert over de Denderstreek, waar het basaal sociaal zorgweefsel is opgedroogd.”

Zorg en offeren

In het boek plaatst Vandaele op een originele manier zorg tegenover offeren. “Ik probeer aan te tonen hoe zorg en offeren in een soort wisselwerking staan. We merken dat culturen waar de zorgverhoudingen onder druk staan ertoe neigen om hun offerrituelen te versterken. Toch zijn er natuurvolkeren die geen offerritueel kennen. In tegenstelling tot zorg, is offeren geen constante in de menselijke geschiedenis. Alle natuurvolkeren kennen sterke zorgstructuren. Vanuit onze natuur zijn we zorgende wezens. Zorg is een antropologische constante. Maar, op het moment dat zorgverhoudingen niet meer lijken te werken, bijvoorbeeld onder druk van Westerse kolonisering, dan schieten de offerrituelen door. Dan dreigt de homo holocauston de kop op te steken. Mensen lijken dan geneigd om iets ‘te geven’ aan één of andere transcendente instantie, zoals een God, of vandaag ‘de markt’, in de hoop iets terug ‘te krijgen’. Als die verhouding tussen zorg en offeren klopt, dan is het interessant om die vraag te stellen voor onze cultuur. Als die op systematische wijze zorg miskent, in welke mate zijn wij dan vandaag offerend? Is dit niet onze groei-economie die uiteindelijk lijdt tot de klimaatcrisis. Iemand als Maarten Boudry zoekt dan de oplossing in nog meer groei, technologie en innovatie. Ik kom tot een andere conclusie. Ik pleit voor een groei aan relaties, ook met onze natuur – kortom: zorg. Uiteraard hebben we nood aan wetenschap en technologie, maar dan wel vertrekkend vanuit onze relatie met de natuur.”

Vandaele schrijft consequent over de sociaalecologische crisis, en niet over een klimaatcrisis of klimaatontwrichting. Hij wil daarmee duidelijk maken dat zowel de klimaatcrisis als de sociale crisis die we nu doormaken twee kanten zijn van dezelfde medaille. “Zowel de mens als de natuur worden nu geofferd op het altaar van de moderne groei. Zowel onze sociale problemen als armoede en burn-out als de klimaatcrisis zijn twee aspecten van hetzelfde probleem. Ik vind dit uiterst belangrijk om te benadrukken. In de dagelijkse politiek worden rood en groen vaak tegen elkaar uitgespeeld, maar vanuit een zorg-perspectief kom je uit bij een denken waar sociale en ecologische bekommernissen samenkomen, een rood-groen denken dus.”

Voor hij aanbelandt bij de huidige sociaalecologische crisis, maakt Vandaele ruim plaats voor niet alleen zorg bij de natuurvolkeren, maar ook voor de christelijke zorg uit de middeleeuwen. In tegenstelling tot wat het christendom over zichzelf beweert, is dit volgens Vandaele geen zorgende ideologie. “De verdienste van het christendom is de introductie van een universeel zorgbegrip. Hiermee doorbreekt het de zorg die zich beperkt tot de eigen clan of het eigen volk. Maar binnen het christendom is er weinig aandacht voor wat ik ‘de zorgstructuur van het dagelijkse leven’ noem. Het christendom belooft een ‘zorgeloos’ leven na de dood en de kostprijs daarvoor is paradoxaal genoeg dat men als christen zoveel mogelijk afstand neemt van de menselijke zorgelijke leefwereld. Het ideaal van de christen is dat van de kluizenaar. Dit zie je in de kloostercultuur, waar monniken zich van de wereld afsluiten, breken met hun familie enzovoort. Je ziet daarin een miskenning van basale zorgrelaties. In de praktijk zal een non of monnik wel zorg opnemen voor een ander, maar in de christelijke teksten wordt dit steevast gezien als een middel om het eigen zielenheil te redden, om een zorgeloos eeuwig leven te krijgen, niet om de ander vooruit te helpen.” 

Dat terwijl de zorgstructuur van het dagelijkse leven wel degelijk in de middeleeuwse dorpen valt te herkennen. Die dorpen getuigen van sterke zorgstructuren waar mensen intens samenwerken en hun leven sterk is ingebed in de omringende natuur. Zo leven en werken boeren op het ritme van de natuur, niet volgens de klok. “Alle dorpen kennen gemeenschapsgronden, gedeelde waterputten, gedeelde ovens om brood te bakken enzovoort. Dat staat allemaal los van het christendom, en het interessante is dat deze structuur overal ter wereld terugkeert. Toen Columbus in Amerika aankwam, was dit de dominante sociale structuur. Alleen in het centrum van de klassieke imperia stonden deze zorgverhoudingen onder druk.”

De moderniteit

Van de (christelijke) middeleeuwen gaat het naar de moderniteit. Wat over het algemeen als een breuk in de geschiedenis wordt gezien, wil Vandaele nuanceren. “Ik begrijp de moderniteit als een volgende fase in de geschiedenis van de zorg. De moderniteit werpt zich graag op als een tijd van Verlichting, maar ook hier heb ik mijn twijfels. We kunnen niet ontkennen dat de holocaust of de sociaalecologische crisis moderne fenomenen zijn. Vandaar mijn vraag: waarom gaat de verlichte moderniteit gepaard met de holocaust? Is dat toeval? Of zit er iets fout in de kern van de moderniteit? Ik denk het tweede. Mijn punt is dat de moderniteit wordt voorbereid in de christelijke middeleeuwen. Onze moderne preoccupatie met arbeid, ons mechanisch tijdsbegrip, het idee van institutionele zorg, het geloof in een revolutie, de moderne utopie als een seculiere vertaling van de hemel ,… Ik probeer aan te tonen hoe de eerste sporen van al deze moderne fenomenen teruglopen tot in die christelijke middeleeuwen. Zoals het christendom de zorgstructuur van het dagelijkse leven miskent, zo gebeurt dit ook in de moderniteit. Ik erken natuurlijk wel dat er een cesuur is tussen beide periodes, maar minder diepgaand dan we soms denken. Zeker vanuit zorgperspectief.”

Net zoals de christenen geloven in een zorgeloos bestaan na de dood, zo zien alle typische moderne politieke stelsels een utopie zonder zorgen in het verschiet. “Zowel het fascisme, het communisme als het neoliberalisme beloven ons een ‘zorgeloze’ toekomst. Alleen moeten we daarvoor allemaal aan het werk en moeten we oneindige materiële groei creëren, wat ten koste gaat van de natuur en van de zorgstructuur van het dagelijkse leven. Die laatste is immers allesbehalve efficiënt. De zorgstructuur van het dagelijkse leven lost het probleem van de zorg nooit fundamenteel op. Maar de moderniteit wil onze zorgen voor eens en altijd oplossen. Uiteindelijk betekent dit dat ze de zorgstructuur van het dagelijks leven offeren. Het is geen toeval dat neoliberalen, communisten en fascisten zichzelf zien als revolutionairen. Ze hebben de hoop dat ooit, in een moment van totaal geweld, alle menselijke zorgen in één klap zullen worden opgelost. Maar ik meen dat een zorgende politiek, zoals een democratie, onze zorgen slechts tijdelijk kan oplossen. Ons leven blijft zorgelijk. Uiteindelijk gaan we allemaal dood, maar door geven en nemen maken we onze zorgen draagbaar.”

Vandaele is zich bewust van het gevaar om fascisme, communisme en neoliberalisme op één lijn te plaatsen, ook al hebben ze alle drie hun wortels in de moderniteit. “Het is zeker onverstandig om de verschillen tussen de drie te negeren. Dat wil ik zeker niet doen. Wat ik wel probeer is om te zien wat ze delen, net om daar een draaipunt te vinden voor een andere politiek. In mijn analyse toen ik aan dat het communisme van Stalin, het neoliberalisme van Musk en het fascisme van Hitler uitlopen op een panoptisch en totalitair systeem, dat haaks staat op de democratische basisstructuur van de dagelijkse zorg. Ze hebben alle drie een modern bestuursapparaat in handen dat hen toelaat om diep door te dringen in de zorgstructuur van het dagelijks leven. Het fascisme eindigde in de holocaust. Ook in het communisme van Stalin is dit te herkennen, met Holodomor, de dood door honger in Oekraïne, en de getuigenissen over de Goelag-archipel. We mogen niet vergeten dat ook de Sovjet-Unie tjokvol kernwapens stond. Ik ben een kind van de jaren tachtig en ook toen was er angst voor één grote holocaust – the day after.”

Vandaele is niet alleen kritisch voor het reële communisme van Stalin, maar ook voor het klassieke marxisme. “Ik ben me er bewust van dat hedendaagse communisten pleiten voor zorg. Alleen stel ik vast dat dit concept bij Marx afwezig is. Het is uiteraard zijn verdienste dat hij het kapitalisme heeft ontmaskerd als een systeem van pure kapitaalaccumulatie. Daarom blijft zijn analysekader tot op vandaag zinvol om kapitalistische machtsverhoudingen te ontmaskeren. Alleen stelt Marx dat het kapitalisme zich mondiaal moet verspreiden om alle landbouwvolkeren te moderniseren en zo de materiële basis te leggen voor het communisme. Zo miskent ook Marx het belang van de zorgstructuren van het dagelijkse leven. En, ook hij hoopt op een zorgeloze utopie. Om het een beetje provocatief te stellen: ik vind Marx niet radicaal genoeg. Als een modern denker is hij nog teveel schatplichtig aan het christendom. Ik zie mijn politiek van zorg als een poging om het communisme vanuit de zorgstructuur van het dagelijks leven opnieuw te interpreteren.” 

Na de val van de Sovjet-Unie kwam het kapitalistische vrijemarktmodel als grote overwinnaar uit de bus. Maar uiteindelijk meent Vandaele dat ook kapitalisme niet is te verenigen met zorg. “Dit wordt duidelijk met de verzorgingsstaat. Na Wereldoorlog II sluiten werkgevers en werknemers een deal en beslissen ze voor elkaar te zorgen. In ruil voor sociale rechten zoals ziekteverzekering, werklozensteun, vakantiegeld enzovoort, mee gefinancierd door de werkgevers, beloven de arbeiders sociale stabiliteit. Maar die sociale zekerheid had tot doel om de harde kanten van het vrijemarktkapitalisme op te vangen. Kortom, de verzorgingsstaat vertrekt vanuit het kapitalisme. Alleen is er de deal dat wie het slachtoffer wordt van de vrije concurrentie kan terugvallen op zorg. En, op het moment dat dit systeem onder druk komt te staan, als de groei van de markt stokt door de oliecrisis in de jaren zeventig, kiest men volop voor het kapitalisme, ten koste van de verzorgingsstaat. Daardoor begrijp ik de verzorgingsstaat als een interludium tussen de holocaust van het fascisme en die van het neoliberalisme. Vanuit een politiek van zorg zou men er juist voor kiezen om de verzorgingsstaat overeind te houden en de markt anders aan te pakken.”

Zo wordt vanaf de jaren 1980 het neoliberalisme het dominante systeem. “Het neoliberalisme is het meest consequent in het negeren van dagelijkse zorg. Voor Ayn Rand is zorg de oorzaak van alle sociale problemen, voor haar is een mens een door en door competitief wezen dat enkel moet nemen. Geven is voor ‘losers’. De winnaar is diegene die, ten koste van mens en natuur, alleen maar neemt. De neoliberaal offert voor zijn allerindividueelste doel mens en natuur, precies onze sociale en ecologische crisis. Zo pleit Rand in haar beroemde roman Atlas Shrugged voor een ‘utopie van de hebzucht’. Ze schreef dit boek samen met Alan Greenspan, die van 1987 tot 2006 als hoofd van de Amerikaanse Centrale Bank het neoliberale beleid waarmaakte. Die droom spatte uiteen met de financiële crisis van 2008, maar ook dit leidde vreemd genoeg niet tot een ander beleid. Hoe dan ook, vanuit een politiek van zorg wordt duidelijk dat het eindresultaat van al deze hebzucht één grote dystopie wordt, een nieuwe holocaust. De vraag is hoeveel dieper de pijn moet worden vooraleer we durven het roer om te gooien.”

Optimisme

Ondanks al dat alarmisme meent Vandaele toch dat hij een hoopvol, optimistisch boek heeft geschreven. “Ik vond het belangrijk om aan te tonen hoe slecht onze wereld eraan toe is om een draaipunt te vinden waar we een links-progressief politiek alternatief kunnen ontwikkelen. Dat draaipunt is zorg, zowel op micro-, meso- als macroniveau. Op elk van deze lagen is er nood aan een structuur van geven en nemen. Het hoopvolle zit erin dat mensen vanuit hun natuur een zorgende weerbaarheid hebben. In de Westhoek waar ik woon is er weinig markt en weinig staat. De Westhoek wordt dan ook soms opgevat als ‘onderontwikkeld’. Dit biedt echter kansen. Het creëert een opening voor lokale zorginitiatieven zoals ‘commons’. Waar de staat en de markt verdwijnen, komt er ruimte voor die gemeenschappelijke initiatieven. Mensen slaan de handen in elkaar. Ik denk aan de ‘dorpspunten’ van De Lovie, een lokale organisatie voor mensen met een beperking. Net deze mensen, die de moderne economie arbeidsongeschikt vindt en in instituten isoleerde, zorgen in de sociaal verarmde dorpen in de Westhoek met die dorpspunten voor sociale integratie en zorg. Het zijn plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar ze verdwenen diensten terugvinden, zoals hulp met digitalisering, maar ook hulp met het ophalen van vuilnis, of thuislevering van boodschappen. Ieder dorpspunt is ook een buurtwinkel met lokale producten. 

Een ander voorbeeld is de VZW Commonslab uit Antwerpen, dat buurten ondersteunt om coöperatieve structuren op te zetten. Of denk terug aan de lockdown. Ik ben me ervan bewust dat dit een moeilijke periode was, maar je merkte ook hoe mensen, bevrijd van de grote arbeidsdruk, plots zorg opnamen voor hun buren, voor elkaar kookten en boodschappen deden. Het positieve is dat het zorgende in ons zit en dat op het moment dat de moderne cultuur afzwakt, het beste in ons naar boven komt. Er is dus hoop! Alleen is de vraag hoeveel moderne groei-ellende we bereid zijn te dragen vooraleer we de moed hebben om op te staan voor wat er echt toe doet, onze relatie met elkaar en met onze wereld. Want daarbuiten is er niets.”