
Het is juni 2024 en de zomer lonkt. De verkiezingsuitslagen hebben ons voorlopig nipt uitstel van executie verleend. Aan de andere kant van de oceaan doet een miljardair, gesteund door een kliek van oppermachtige bedrijfsleiders, een gooi naar het presidentschap. Een operatie die – zo weten we vandaag – succesvol zal blijken. Op Instagram, Twitter en TikTok zijn jonge mensen ondertussen in de ban van een heel ander fenomeen: de brat summer – naar de nieuwste plaat van Charli XCX. Het uitvoerig bezongen hedonisme, zo laat de pers ons weten, is een protest tegen de constante prestatiedruk die jonge mensen vandaag voelen, een vorm van verzet. Brat is een aanklacht tegen de verwachtingen die de maatschappij vandaag aan jonge vrouwen stelt, een pleidooi voor jezelf kunnen zijn, valt verder te lezen in diverse commentaren. Dat is toch wel een heel bijzondere interpretatie van een voor marketingdoeleinden gefabriceerde identiteit, denk ik dan. Heeft men nu ook het verzet gegentrificeerd en gecommodificeerd?

Nona De Dier is oud-voorzitter van de Gentse afdeling van de Jongsocialisten. Ze is jurist van opleiding en studeert momenteel taal- en letterkunde aan de UGent.
Brat wall, bratmobile, brat summer
Begin juni wordt op een doodgewone muur in de Greenpoint-wijk van Brooklyn plots in gifgroene kleuren de slogan “i’m your fav reference” (sic) gespoten – een op het eerste gezicht cryptische boodschap in een bijna knullig ogend lettertype, volledig in kleine letters. Het is een promostunt in het kader van de campagne voor brat, het nieuwe album van popzangeres Charli XCX, waarvan de release enkele dagen later gepland staat. De weken daarop verschijnen er zo nu en dan nieuwe berichten op de muur. En de tactiek werkt: het hele internet is in de ban van de zogenaamde ‘brat wall’. Het album betekent de definitieve doorbraak voor de zangeres, wiens muziek tot voor kort net te niche bevonden werd om het grote publiek aan te spreken. Brat is zelfs meer dan dat: het wordt de trend van de zomer. Mensen nemen foto’s van groene voorwerpen en dopen ze om tot iets wat ze met het album in verband kunnen brengen. Een groene auto is niet langer een groene auto, maar een ‘bratmobile’. Ook ik kocht in juni een trashy, glitterige, groene bikini die bij mijn vrienden en familie ondertussen beter bekend staat als de ‘bratini’ (ja, allemaal kleine letters). Habemus een nieuwe collectieve identiteit; de ‘brat summer’ is geboren.
Feesten in tijden van crisis
Ook de betekenis van de songteksten en de filosofie achter de plaat deden heel wat inkt vloeien. Het nachtleven en de daarbij horende hoeveelheden verdovende middelen (Spring breakers; 365), onderlinge concurrentie tussen jonge vrouwen (Girl, so confusing) en onzekerheden over de eigen intellectuele capaciteiten (I might say something stupid) zijn allen thematieken die tijdens de nummers aan bod komen. Het publieke aspect van onze wereld wordt grotendeels industrieel geconstrueerd door simplistische boodschappen die hapklaar kunnen worden geconsumeerd. Pakweg het imago van muzikale beroemdheden wordt zeer zorgvuldig afgelijnd en afgevijld om maximale winst te genereren. De schepper van brat wil daarentegen een zelfbewuste authenticiteit uitdragen. Het terugkerende thema van de party culture en messiness doet veel commentatoren de link leggen met het woelige politieke klimaat van vandaag. In tijden van instabiliteit feesten mensen meer: als de wereld in brand staat, rest je niet veel anders meer dan er het beste van te maken. De krant The Guardian maakt gewag van de term ‘recession pop’ om die boodschap te duiden. Ook wordt het album gezien als een kritiek op de druk die veel jonge mensen, vooral vrouwen, vandaag ervaren. Een gedisciplineerd, productief, hardwerkend meisje dat zich perfect gedraagt en altijd beleefd is – met dat ideaalbeeld van de jonge vrouw wil brat volgens velen afrekenen. Met andere woorden, deze muziek fêteert het hedonisme dat de hedendaagse rave scene kenmerkt, en omarmt hierbij een vrouwelijke identiteit die stelt: ik hoef niet altijd het prinsesje uit te hangen, soms is het ook oké om een rokende, drinkende (en snuivende?) party girl te zijn. In dat opzicht is het album revolutionair, een ware vorm van opstandigheid tegen de heersende normen – of zo wordt toch door bepaalde commentatoren voorgesteld.
Het is niet de eerste keer dat party culture en escapisme zich als vormen van verzet presenteren. Zo wordt door de ‘havermelkelite’ – de ogen en oren van de hoogopgeleide stedelijke elite in Nederland, in blogvorm – beschreven hoe mensen in technoclubs pogen te ontsnappen aan de ‘kapitalistische ratrace’. Het is oké om een avondje plezier te hebben, om eens een pilletje te nemen, om de dag nadien wat in bed te liggen stinken. Ook dat past helemaal in de filosofie van brat: een kritiek op de hedendaagse productiviteitscultuur, het ondergraven van een ladylike ideaalbeeld van de jonge vrouw. Hoewel ik helemaal begrijp dat deze turbulente tijden af en toe een bepaalde vorm van vluchten behoeven, wringt toch iets in deze redenering. Zijn feesten, drugs gebruiken en ‘eindelijk eens voor jezelf kiezen’ een echte vorm van opstandigheid, of zit hier meer achter?
Is Mark Fisher brat?
Mijns inziens gaat de hiervoor genoemde interpretatie van brat als een kritiek op de ‘kapitalistische ratrace’ ietwat kort door de bocht. Het is weinig waarschijnlijk dat brat enigszins een bedreiging zou kunnen vormen voor de gevestigde orde. Het “rebelse” kantje aan brat is vooral een presentatie die zich goed tot vermarkting leent. Bovendien kan men zich vragen stellen bij het activistische karakter van het hedonisme dat het album uitdraagt. Ik verklaar mij nader. Het volgende stelt de filosoof Mark Fisher in zijn werk Capitalist Realism over hedendaagse cultuurproducten die zichzelf positioneren als een “alternatief” voor de dominante kapitalistische cultuurproductie: “What we are dealing with now is not the incorporation of materials that previously seemed to possess subversive potentials, but instead, their precorporation: the pre-emptive formatting and shaping of desires, aspirations and hopes by capitalist culture. Witness, for instance, the establishment of settled ‘alternative’ or ‘independent’ cultural zones, which endlessly repeat older gestures of rebellion and contestation as if for the first time. ‘Alternative’ and ‘independent’ don’t designate something outside mainstream culture; rather, they are styles, in fact the dominant styles, within the mainstream.” Deze opmerking treft de kern van mijn redenering.
Vooreerst is het naïef om te stellen dat brat werkelijk ooit een steen zou verleggen om de culturele hegemonie van het kapitaal te ondermijnen. Bart De Wever zou alvast niet wakker hebben gelegen van de plaat indien deze Belgisch was. Dat ligt niet gewoon aan brat wat betreft de muzikale kwaliteiten – het is een fantastisch album – maar heeft veelal te maken met hoe de huidige maatschappelijke en culturele orde zijn opgebouwd. Ik twijfel aan het feit of mensen zich laten inspireren door Charli’s kritiek op de productiviteitscultuur om vervolgens op straat te komen tegen de nieuwe uitbuitingsmaatregelen van de Arizona-regering. Een rebels kantje – al dan niet oprecht – blijkt vooral ook een goede verpakking te zijn om de verkoopscijfers van het platenlabel de hoogte in te sturen. We blijven dus gevangen in verstikkende sfeer van de ruilwaarde. De rebellie wordt voor consumenten behapbaar en voor machthebbers onschadelijk gemaakt; ab initio wordt ze van al haar revolutionaire potentieel ontdaan en haar mogelijke gebruikswaarde – inspiratie tot verzet – bestaat reeds als een zoveelste marktrelatie.
Overigens plaats ik vraagtekens bij de zogenaamde rebelse boodschap die het album an sich wil brengen. Natuurlijk is het normaal om vandaag de kop in het zand te willen steken, of gewoon een keertje plezier te willen maken. Die drang tot escapisme in een politiek uitzichtloze situatie is echter geen verzet tegen die situatie, maar net een product daarvan. Sterker nog, ik zou durven stellen dat totale apathie ten opzichte van het maatschappelijke leven die toestand nog verder in de hand werkt. Feesten is fijn en onder de invloed zijn is geweldig – dat kan ik beamen – maar die acties rebranden als een vorm van verzet is gewoon een zwakke poging tot de rechtvaardiging van je eigen grootstedelijke levensstijl. Op een koude februaridag de wekker zetten om stakingspiketten te bezoeken, de universiteitsgebouwen bezetten uit solidariteit met onderdrukte volkeren of achter een spandoek anti-N-VA-leuzen schreeuwen aan het stadhuis: verzet kent vele vormen. Naar hyperpop luisteren en de camera van je telefoon afplakken om binnen te mogen in een vage technoclub is dat daarentegen niet.
De enige revolutie die brat heeft veroorzaakt, is een revolutie in marketingstrategieën. Zowel de boodschap die het album brengt, als de inkapseling ervan in ons politiek-maatschappelijke systeem, creëren geen wezenlijke sociale verandering. Dat is geen verwijt – de plaat heeft onbetwistbaar haar succes verdiend en van afgelopen juli en augustus terecht een brat summer gemaakt. Met oog op structurele verandering en effectieve strijd tegen een meervoud aan onderdrukkende apparaten en processen durf ik echter ondubbelzinnig te stellen: één brat summer was genoeg.