24 jan 2022

Interview met Mustafa Kör: “Je wordt uiteindelijk ongelukkig door nostalgie”

Interview met Mustafa Kör, afgenomen door Kathy Van Crombruggen

Mustafa Kör is dichter en auteur. In 2007 schreef hij zijn debuut “De lammeren”, dat recent in een nieuwe uitgave verscheen bij Uitgeverij Vrijdag. In 2016 volgde zijn poëziedebuut “Ben jij Liefde, waarmee hij meerdere prijzen won. Hij maakt deel uit van het Europese project “Versopolis” (www. versopolis-poetry.com) en is peter van “Het Lezerscollectief”. In 2022 wordt hij Dichter des Vaderlands. De hoogste tijd om de man te interviewen, waarbij hij veel onorthodoxe visies over taal en literatuur aan de dag legt. Hij is ten stelligste overtuigd van het feit dat poëzie een sociaal proces inhoudt. Poëzie is meer dan bellettrie, het is een noodzakelijke voedingstof voor een meer empathische samenleving.

Je ziet jezelf als iemand die met veel melancholie in het leven staat?


Melancholie is ingekleurd door een periode die je hebt meegemaakt en die er niet meer is. In het verhaal van mijn geschiedenis is dat dubbelop. Om het met een gevleugelde uitspraak te zeggen: ik ben de migratie. Ik ben geboren in Anatolië (Turkije). Op tweejarige leeftijd kwam ik samen met mijn ouders naar Limburg om dan, wanneer ik acht was, weer terug te keren. Ik heb twee jaar school gelopen en geleefd in Anatolië. Ik heb daar in een pittoresk dorpje gewoond tussen de bergen en velden. We trokken te paard rond en zwommen naakt in een meer. Dat was een heel natuurlijke manier van leven. Wanneer je wat nodig had, bracht de buurman het naar jou toe. Mijn generatie die hier woont en werkt, heeft dat nooit gekend. Ik heb dat nog meegemaakt, en dat was een enorme rijkdom voor mijn vorming. 

Het gaat om weemoed ook. Jouw kindertijd is toch bepalend voor je vorming. Men zegt weleens dat rond het zesde levensjaar de basis van de persoonlijkheid wordt gevormd. In die bepalende levensjaren leefde ik ginder. Mijn vader nam me mee naar de stad (Karaman, nabij Konya in Turkije). Als kleine jongen was ik dan getuige van de zakelijke gesprekken die hij voerde. En zijn bezoek aan de barbier, waarbij ik met een frisdrankje op hem wachtte. Al die kleuren en geuren, die flesjes en bijna alchemistische stoffen die met een vlammetje tot ontbranding kwamen, dat had iets wonderbaarlijks voor me. Ik zoek nog steeds graag authentieke dingen op. Ik ga bijvoorbeeld naar tweedehandsbeurzen. Dat vind ik heerlijk. Tegenwoordig is alles zo commercieel. De oude ambachten dreigen hierbij te verdwijnen. Misschien is het nog een stuiptrekking van me dat ik mij met een open mes, schuim en kwast wil scheren. Ik vind ook dat je niet teveel moet kopen. De aarde kreunt onder zoveel consumentisme. We doen gewoonweg teveel dingen die met hedonisme en egoïsme te maken hebben.

Wat maakte dat jullie terug naar België kwamen toen je acht was?


Mijn vader had stoflong opgelopen in de mijnen. Toen de mijnen gesloten werden, hield ook de bestaansreden van de mijnwerkers in België op. In 1983 was ik zeven en keerde mijn vader terug naar Turkije met de bedoeling daar opnieuw te beginnen. Maar zijn oudste kinderen waren gevestigd in België, en een was ondertussen gehuwd in Duitsland. Zo zaten mijn ouders geprangd tussen wal en schip. Dan zijn ze beginnen pendelen. Ik zat in Turkije op school en woonde in het dorp met mijn moeder. Ik wilde blijkbaar ook terug naar mijn vriendjes van de kleuterschool in België. Zo zijn we teruggekomen. 

Uiteindelijk heb ik daar twee jaar gewoond. Met ‘s nachts een prachtig zicht op de Melkweg, besneeuwde winterse landschappen, etc. meer idyllisch kan het haast niet. Ik heb er ook een gedicht aan gewijd. Het was een prachtige, zinnenprikkelende periode, die een romantische inkleuring geeft aan jouw kijk op het leven later. Wellicht hebben ook hier mensen dit gevoel wanneer ze verhuizen van het platteland naar de steden. Zij denken terug aan de dieren, de akkers, de bossen, etc. en daar zijn ook mooie dichtbundels uit voortgekomen.

Zou het beeld van die geboortegrond niet te idealistisch zijn?


Dat is waar, maar dat heb jij ook met jouw kindertijd. We idealiseren die periode, omdat het ons kenmerkt en bepaalt. Daarom herinneren mensen zich ook bepaalde dingen uit de kindertijd zeer scherp, omdat het bij hen onmiddellijk binnenkwam. De oom die een foute “pedagogische” tik gaf, bijvoorbeeld. Alles waar je voor het eerst mee in aanraking komt, dat zorgt voor een blijvende impact op de geest. Net zoals je voor het eerst naar school gaat of meedoet aan het verenigingsleven. Het Heimat-gevoel doet dat evengoed. Die regio en die periode hebben jou geboetseerd, daar kom je altijd naar terug. Maar je kan dat gevoel overstijgen als je er ook de beperkingen van inziet. Als je steeds blijft hangen in die weemoedige, nostalgische bui, word je net niet gelukkiger, en ga je alles daaraan aftoetsen. Je moet ook in het heden leven, het hier en nu.

Ik ben zelf een beetje een nomade. Ik zou bijvoorbeeld ook kunnen aarden in Scandinavië, denk ik. Ik ben niet noodzakelijk zo sedentair gebonden aan een honkvaste plek. Ik vind het intrigerend om van alle windhoeken wat mee te hebben, omdat het zo verrijkend kan zijn als je openstaat voor totaal andere visies. Dat geeft je enorm veel groeimomenten, als je daar tenminste niet bang voor bent. Maar veel mensen zijn gewoontedieren. Steeds hetzelfde doen geeft immers een gevoel van controle. Dat is echter een utopie. Kijk bijvoorbeeld naar wat corona deed. Daar gaat plots jouw veilige leven. Plots hebben sommige gezinnen te maken met veel financiële onzekerheden. Dus leef in het nu en met open mind, als iemand die wil groeien en leren! Wat nu aan de orde is, zal binnen drie eeuwen totaal passé zijn. En dat geldt zeker voor een transitieperiode zoals onze huidige tijd. In onze moderne tijd is vijf jaar reeds een heel lange periode. Vroeger moest je eer je wat noemenswaardige verschillen kon zien twee, drie generaties verder zijn. Nu kunnen op drie jaar tijd revoluties ontstaan. Een Iphone is na zes maanden verouderd. Het gaat dus allemaal zeer snel, waardoor je nog meer moet openstaan voor verandering. Daar gaat alleen maar meer weemoed uit voortvloeien, geloof ik.

Groeimomenten gaan vaak samen met crisismomenten…


Tuurlijk! Crisis wordt vaak misbegrepen. Mensen hebben een foute perceptie van crisis. Als het natuurlijk gaat over een dramatische, extreme situatie, dan is het evenwicht fundamenteel verstoord. Maar Churchill zei ook: Never waste a good crisis. In iedere crisis zitten immers ook opportuniteiten. Crisissen zorgen ervoor dat er eens geschud wordt aan de gevestigde orde. Een akker wordt jaarlijks omgewoeld, zodat nieuwe mineralen de aarde kunnen voeden. Anders geraakt die aarde uitgeput. Zoals een min- en pluspunt vereist zijn in een batterij om energie te krijgen, heb je van tijd tot tijd ook een crisis nodig. Alleen mag het niet in die mate extreem zijn, dat je hele hebben en houden overboord worden gegooid. Maar af en toe een goede crisis, dat noem ik vruchtbaar als een omgeploegde akker.


Je bent verkozen als Dichter des Vaderlands 2022. Wat betekent die titel voor je?

 
In het begin overviel het verantwoordelijkheidsgevoel me. Ik heb het eerst geweigerd. Ik vroeg me af of ik gekozen was in de flow van streven naar diversiteit. Ze hebben me verzekerd dat dit absoluut niet hun drijfveer was, en dat het vooral te maken had met mijn appeal bij de jeugd. Blijkbaar heeft het project Poëziejongens daar ook enorm bij geholpen. Wat me oorspronkelijk wat afschrok, was het feit een beetje publiek bezit te worden, waardoor je niet meer rustig jouw ding kan doen. Het is geen probleem om zes gedichten op een jaar te schrijven, maar de thema’s en de tijdstippen liggen wel vast. Ik weet niet of ik me als flierefluiter wel kan aanpassen aan dergelijk keurslijf. Ik fladder maar wat rond. Dat is voor mij een sterkte, maar geeft ook een zekere complexiteit. Nu kan ik bijvoorbeeld heel leuk overkomen, maar morgen kan ik een zwartgallig bui hebben. Het is interessant om te zien welke kunst en poëzie dat oplevert. Maar ze hebben me overhaald. Ik heb gebeld met Charles Ducal, de eerste Dichter des Vaderlands. Hij vertelde me dat je gevraagd wordt dingen te doen waar heel veel logistieke planning bij komt kijken, en het is daarbij ook onbezoldigd. Desalniettemin vond hij het absoluut een mooie uitdaging, en adviseerde hij me om het toch te doen. Je komt ook op plaatsen die je  anders nooit zou aandoen. En je vertegenwoordigt ook de Waalse gemeenschap, wat maakt dat jouw werk dan wordt vertaald naar het Frans.

Een van de expliciete doelen van Dichter des Vaderlands is om de drie gemeenschappen dichter bij elkaar te brengen?


De essentie van Dichter des Vaderlands is een brug te leggen over de taalgrenzen heen aan de hand van poëzie, maar ook door nieuwe projecten op touw te zetten. Ik ben momenteel dergelijk project aan het samenstellen. Als dat lukt, wordt het echt prachtig. Het krijgt nu zelfs Europese dimensies. Met dit soort projecten leg je niet alleen linken tussen de gemeenschappen, maar ook tussen de kunstenaars die eigenlijk elkaar amper kennen. We leven in een klein, complex land met twee totaal verschillende gemeenschappen. De Franstalige gemeenschap moet via Frankrijk boeken publiceren om eerst daar succesvol te zijn, om dan in Nederland vertaald te worden, en pas vervolgens in Vlaanderen terecht te komen. We maken een enorme lus, terwijl we slechts een paar kilometer van mekaar wonen.

Poëziejongens was ook een maatschappelijk project met impact. Hoe heb je dat aangepakt?


Wij dachten oorspronkelijk voor een vijftal weken een workshop te organiseren in een TSO-klas. Maar het werd veel meer dan dat. Het leidde tot de publicatie van een dichtbundel. Het was echt een schot in de roos. De perceptie over jongeren in het TSO is dat zij zelden of nooit poëzie lezen. Men zegt ook dat ze “laaggeschoold” zijn, en dat deed iets bij mij. Dat woord laaggeschoold is een stigma. Je beperkt die kinderen tot iets negatief en minderwaardig. Die perceptie wilde ik wijzigen. Ik wilde zorgen dat ze goesting kregen in poëzie en dachten: “Tiens, is dit ook poëzie?”. Ik had als voorwaarde gesteld dat de leerlingen op voorhand totaal in het ongewisse werden gelaten. De dag dat ik de klas binnenstapte, wisten ze nog niet wat er ging gebeuren. De leerkracht kondigde me aan, en ik zei: “U mag vertrekken, mijnheer”. Ik heb eerst met die leerlingen gepalaverd over wat kunst en cultuur nu eigenlijk inhouden. En waarom poëzie niet saai is, maar ook toegankelijk en rock ‘n roll kan zijn. Een van de eerste lessen las ik een keiharde seksscène voor, en ik zag hen lachend naar elkaar kijken. Sommigen kregen rode oortjes, en ze vonden het geweldig. Maar het was alleszins laagdrempelig. Na de derde les zeiden ze mij: “Mijnheer, we willen alle dagen poëzie!”. Dat was voor mij het ultieme compliment dat je kan krijgen van een zeventienjarige.

Geweldig! Vervolgens zijn ze dan ook zelf beginnen schrijven …


Vervolgens heb ik hen begeleid in hoe je een tekst vitaler kunt maken, wat de tricks zijn. Het was geen theoretische lezing over wat poëzie is. En het blijft maar de vraag wat poëzie is. Wat voor jou geweldige poëzie oplevert, kan dat voor iemand anders weinigzeggend zijn. Dat is het mooie en het complexe aan poëzie. Smileys kunnen ook poëzie zijn. Poëzie is het momentum vatten. Je moet een gevoel losweken bij jouw gesprekspartner of lezer. Dat kan eveneens in de negatieve betekenis worden begrepen, en dan spreken we over afkeer. Maar het kan ook verwondering of ontroering omvatten. Poëzie moet iets bij de lezer prikkelen. Het moet iemand doen nadenken, vragen opwerpen of het buikgevoel aanspreken. Poëzie overbrugt ook de afstanden tussen gemeenschappen en mensen. Iedereen zit vandaag in zijn eigen bubbel, waardoor je als het ware vele kleine geïsoleerde biotoopjes krijgt. Maar poëzie en kunst zijn universeel. Je komt naar een theater of leest een boek, en je krijgt een gemeenschappelijk verhaal dat als een soort haardvuur mensen samenbrengt. In het begin waren die jongeren nog onzeker over hun eigen schrijven. Maar er waren ook leerlingen die het meteen leuk vonden, en die te kennen gaven dat nog te zullen doen. Ik beschouw mijn project dan ook als geslaagd wanneer je iemand definitief kan winnen om met poëzie bezig te zijn.

 

Hoe is jouw dichterschap ontstaan?


Ik had nog nooit poëzie geschreven, maar de stad Genk vroeg me, na een interview met Rik de Leeuw over mijn roman, om stadsdichter te worden. Het was een amour fou. Er kwam iets fantastisch op me af toen ik de poëzie ontdekte. Het feit dat ik tussen 2008 en 2011 vaak ernstig ziek was, heeft ook meegespeeld in het proces van dichter worden. Lang in het ziekenhuis liggen en veel medicatie nemen, de impact op mijn lijf en geest was wel groot. Ik woog op een gegeven moment net geen 50 kg meer, en de dokters hadden mij afgeschreven. Ik had het ongeveer opgegeven op mijn dertigste. Maar toen kwam mijn vrouw in mijn leven, en die engel heeft me gered. We hebben elkaar leren kennen in een café in Genk, waar ik stadsdichter was. Toen ze onder de tafel keek en mijn rolstoel zag, wist ze zeker dat ik het was. Ze sprak me aan, en ik gaf haar het stadsgedicht.

 

Zo was de poëzie levensreddend voor je! Je deelde ook op sociale media een artikel over de helende kracht van poëzie.

 
Dat was een studie van een Amerikaanse universiteit. Onderzoekers lieten vrouwen met borstkanker poëzie lezen. Uit deze studie bleek dat negentig procent van die vrouwen door samen poëzie te lezen en erover te praten hun ziektebeeld positiever inzagen. Via kunst en poëzie kan je op een andere manier naar jouw lichaam kijken, woorden vinden om erover te praten met anderen, en op die manier dingen een plaats geven. Ik had het kleine artikeltje op Facebook gedeeld, en dat werd opgepikt door velen. Stichting Lezen organiseert een project (Het Lezerscollectief), dat overwaaide uit Engeland, waarbij ze shared reading doen. Mensen zitten dan samen om te praten over literatuur en verhalen met elkaar te delen. Je merkt dat het concept van samen lezen bij iedere bevolkingsgroep een levenslijn kan zijn. Het kan jou uit een mentaal moeras trekken. In Tongeren had ik op een nazomerdag een lezing waar gevraagd werd aan mensen om aan tafeltjes buiten bij kaarslicht te lezen, en te praten over wat ze gelezen hadden. Het was magisch. Die mensen, die allemaal vreemden voor elkaar waren, waren plots aanwezig op een avond die veel meer gevoelslagen had gekregen dan bij een conventionele lezing. Er werd een interactie tussen die mensen op gang gebracht. Er ontstonden vriendschappen, allianties en begrip voor elkaar. Zo kan kunst mensen verheffen tot iets hogers. Kunst kan volgens mij de wereld redden. Een boek is een pamflet bij uitstek.

 
Maar hoe kunnen we de wereld redden van ontlezing?


Om te beginnen: we moeten beseffen dat er veel meer media bestaan dan vroeger, waardoor de klassieke informatiekanalen een beetje ondergesneeuwd geraken. Een boek of een poëziebundel lezen vergt tijd en aandacht. In de 21ste eeuw zijn energie, aandacht en tijd schaars geworden. We zijn arm aan tijd. Ik lees voor aan mijn zonen van vier en zeven. Wanneer ik op een avond moe ben en er onderuit wil muizen, ontstaat er bijna een revolte thuis. Het ongeloof in hun ogen dan! Overal in huis zijn er boeken. We maken samen ook verhalen. Ik geef mijn oudste zoon bijvoorbeeld de protagonist. Ik zeg: “De protagonist is een appel die angst heeft voor tanden!”. Hij verzint dan een verhaal met een actie. Nu zie je al dat hij aan de slag gaat met het creatieve proces van woorden en taal. En hij is ook thuis in een soort van debatcultuur. Ik probeer hem ook aan te leren kritisch te zijn, en niet zomaar te geloven wat hij leest.

Kathy Van Crombruggen studeerde sociologie en klinische psychologie, en voltooide de lerarenopleiding. Ze werkte eerder o.a. als wetenschapscommunicator aan de VUB, als wetenschappelijk medewerker in het Vlaams Parlement en als communicatiemanager. Ze publiceerde daarnaast educatieve uitgaven. Gedurende ongeveer een decennium woonde ze in het Midden-Oosten (Centraal-Turkije), waar ze organisator van wandelreizen en leraar Engels was. Op dit ogenblik heeft ze haar eigen praktijk voor psychologie (www.vividus.be) in haar geboortestad Mechelen, waar mensen terecht kunnen voor individuele begeleiding, gezinsgesprekken of opleidingen. Als vrijwilliger was ze mede-organisator van interculturele, meertalige literaire festivals. Ze schrijft zelf ook poëzie. Kathy is lid van MF-Mechelen.