27 mrt 2021

Het literair salon 2/2021

Marcello Musto (red.), Marx’s Capital after 150 Years. Critique and Alternative to Capitalism. London: Routledge, 2019.

Marcello Musto, The Last Years of Karl Marx. An Intellectual Biography. Stanford: Stanford University Press, 2020.

Marcello Musto (red.), The Marx Revival. Key Concepts and New Interpretations. Cambridge: Cambridge University Press, 2020.

De rijzende ster aan het “marxiologisch” firmament is ongetwijfeld Marcello Musto. Het afgelopen decennium heeft Musto gemiddeld 1 boek per jaar uitgebracht betreffende het leven en denken van Karl Marx. We bespreken hier drie van zijn laatste bijdragen, een ervan heeft hij alleen geschreven, twee andere onder zijn redactie. We starten met het meest innovatieve van de drie, zijn eigen boek over de laatste jaren van Marx. Musto weet op magistrale wijze de handel en wandel van Marx te verweven met zijn laatste intellectuele werkzaamheden. Wat onmiddellijk opvalt, is de klaarheid waarmee Musto bepaalde thema’s kan presenteren aan de lezer. Het boek leest als een trein, en het is duidelijk dat Musto veel tijd heeft gespendeerd aan het reconstrueren van het meest onderbelichte aspect van Marx’ leven. Veelal veronderstellen onderzoekers dat de laatste jaren van Marx, ongeveer tussen 1880 en 1883, niet bijster veel heeft bijgebracht op intellectueel vlak. Marx moest in zijn laatste jaren het overlijden van zijn twee favoriete Jenny’s doorstaan, zijn vrouw en dochter. Ook werden zijn eigen ziektebeelden stelselmatig erger. 

Desalniettemin toont Musto aan dat Marx tot enkele dagen voor zijn dood een onbegrensde interesse vertoonde voor alle soorten wetenschappen, ook de exacte wetenschappen zoals wiskunde, chemie of geografie. Meer specifiek de plotse vernieuwingen binnen de chemie kon Marx enorm bekoren, moleculaire chemie of industriële toepassingen zoals metaallegeringen. Een ander onderwerp dat de oude Marx voor jaren zou bezighouden was algebra. Marx bestudeerde wiskunde op twee manieren. Enerzijds op een historische en filosofische wijze. Hij bestudeerde zeer nauwgezet de geschriften van Newton, Leibniz, D’Alembert en Lagrange wat betreft integralen en differentialen. De filosofische basis van deze wiskundige revoluties gaven hem voldoende materiaal om te reflecteren over zijn eigen gebruikte epistemologie. En Marx was natuurlijk ook geïnteresseerd in de technische en praktische aspecten van algebra, vermits hij nog steeds druk bezig was met het verder schrijven van Het Kapitaal deel 2 en 3. 

Ook de humane wetenschappen bleef zeer aanwezig in zijn intellectueel leven. Een eerste facet was de groeiende fascinatie voor Rusland, en meer specifiek de rol die de boerengemeenschappen speelden in het land. Een ander facet was “wereldgeschiedenis”: het Indische rijk en de impact van het Brits imperialisme of de precolumbiaanse rijken en hoe kolonisatie deze oude beschavingen wist uit te roeien. Marx liet tevens talrijke antropologische notitieboeken na. Dit was de tijd waarin de Amerikaanse antropoloog Lewis Morgan veel aandacht kreeg voor zijn grote verdienste om de antropologie te enten op een moderne materialistische basis. Morgan was degene die sociale structuren, technologie en productietechnieken centraal stelde om te kunnen begrijpen hoe beschavingen en culturen zich voortdurend ontwikkelden. Het was dus ook Morgan die Marx nieuwe inzichten gaf wat betreft de evolutie van bepaalde sociale entiteiten. Wat we nu als het kerngezin beschouwen, bleek eigenlijk een zeer recent fenomeen te zijn. Veel samenlevingen bestonden eerder op basis van meer uitgebreide familieverbanden. Alsook de relatie tussen man en vrouw kon enorm verschillen. En deze evolutie kan alleen maar verklaard worden door de familie te analyseren vanuit een holistische kijk op een samenleving. Ook gaf Morgan veel stof tot nadenken over het belang van waardepatronen: solidariteit en gelijkheid waren veel meer zichtbaar in niet-Europese premoderne samenlevingen. De bourgeois-waarde van het najagen van rijkdom als middel tot overheersing bleek plots een zeer recent fenomeen te zijn. En dus zeker geen algemeen en eeuwig gegeven van de mens. Kortom, de nieuwe inzichten uit de moderne antropologie hielpen Marx enorm om een beter historisch inzicht te krijgen in materies die hij reeds decennia bestudeerde.

Marx was op zijn oude dag een complete polyglot, en dit als een autodidact. We kunnen aan de hand van zijn bibliotheek concluderen dat hij vele Europese talen sprak, waaronder ook Russisch. Ook bleef Marx hét centrale punt van de internationale socialistische beweging, elke dag stroomde een pak correspondentie toe bij Marx. Hij kreeg voortdurend de vraag welke zijn visie was over een mogelijke socialistische samenleving. Hij vond deze vraag vrijwel nutteloos, vermits het concrete omstandigheden waren die een transformatie van een samenleving zou stuwen. Hij was alvast gekant tegen het idee dat het louter grijpen van de staatsmacht zou leiden tot een onmiddellijke verandering. Werkelijke verandering gebeurde evengoed aan een meer langzame snelheid in de civiele ruimte. En misschien is dit verrassend voor sommige lezers, maar de oude Marx beschouwde de Parijse commune niet als het lichtend voorbeeld, een blauwdruk, van een socialistisch model. En dit voor drie redenen: het was zeer kortstondig, het was een lokaal gebeuren en de communards waren ideologisch zeer divers qua gedachten. Het valt wel op dat op het einde van Marx’ leven zijn analyses pas echt door de meerderheid van socialistische militanten in Europa en de VS werden overgenomen. Marx won het finale theoretische debat over hoe het kapitalisme te analyseren, en het was pas toen dat Het Kapitaal werkelijk de volledige erkenning kreeg die het verdiende. En dit met vele vertalingen als gevolg. Marx hield zich dus ook voortdurend bezig met deze vertalingen, en waarbij hij steeds nieuwe inzichten bijvoegde. Hij beschouwde zijn hoofdwerk als een wetenschappelijke analyse die steeds onderhevig was aan nieuwe inzichten.

En hierbij komen we tot het tweede boek: Marx’s Capital after 150 Years. Musto is erin geslaagd om zeer grote namen te strikken te krijgen om de huidige wetenschappelijke relevantie van het boek door te lichten: Etienne Balibar, Bob Jessop, Moishe Postone, Richard D. Wolff, Bertell Ollman, etc. Met andere woorden, het boek zou alleen al om die reden moeten worden gekocht. Het eerste deel van het boek betreft hoe we Het Kapitaal kunnen gebruiken als een analysemethode. Het kan enerzijds dienen om de historische evoluties van het kapitalisme te kunnen plaatsen in een raamwerk, maar evengoed kan het boek nog steeds dienen om recente economische fenomenen te verklaren. Bob Jessop heeft hierbij veel aandacht voor Marx’ wetenschappelijke methode om het kapitaal en kapitalisme te analyseren. Het is een meta-reflectie over de epistemologie en wetenschapsfilosofie die inherent aanwezig zijn in het werk. Wolff zal zich daarentegen meer concentreren op de merites van Het Kapitaal om te komen tot een socio-economische klassenanalyse. Wie produceert het surplus? Wie eigent zich dit surplus toe? Wie is productief? En welke klassenfacties zijn eerder een rem op het groeipotentieel van onze samenleving? Alsook gaf Marx ons een briljant inzicht over de klassentegenstellingen. Een klassensamenleving bestaat niet alleen uit klassen die elkaar bevechten. 

We moeten eerder kijken naar het algemene proces hoe de ene klasse weet zichzelf te reproduceren met een klare kijk op haar belangen, terwijl het tegelijkertijd voortdurend andere klassenformaties probeert te verhinderen. Met andere woorden, in onze neoliberale tijd is het succes van de kapitalistische klasse vooral te verklaren door het feit dat het zeer succesvol de coherentie van de arbeidersklasse weet te verhinderen. Ideologische verwarring, politieke tussenkomsten en allerhande institutionele controlemechanismen zijn hierbij steeds aanwezig. Andere hoofdstukken handelen dan weer over minder klassieke thema’s. Hoe kunnen we het boek gebruiken voor thema’s zoals gender of ras? Alsook is het duidelijk dat we nog te weinig gebruik maken van Marx’ loontheorie om de werkelijke logische consequenties te kunnen opmaken van het eindeloze riedeltje dat lonen per definitie moeten bekeken worden als kosten. Het is dus van het grootste belang om te snappen dat het concept van loon een sociale conventie is, geladen met talrijke ideologische veronderstellingen. Een loon is dus niet een natuurlijke remuneratie voor gedane arbeid, iets waarvan we ons goed bewust moeten van zijn. In conclusie kunnen we dus stellen dat dit boek een werkelijke bijdrage vormt voor vele huidige debatten over de blijvende wetenschappelijke waarde van Het Kapitaal.

Het laatste boek The Marx Revival is geschreven voor geïnformeerde leken op een strikt academische wijze, wat bewijst dat het mogelijk is om op een kwalitatieve manier wetenschappelijk te communiceren met een groter publiek. Opnieuw wist Musto een mooi rijtje aan namen rond zich te verzamelen: Alex Callinicos, Michael Löwy, Moishe Postone of Bob Jessop. Het boek is ingedeeld volgens een 15-tal onderwerpen: kapitalisme, communisme, de staat, globalisatie, kolonisatie, racisme, de geschiedenis van het marxisme etc. Met andere woorden, concepten die we ook gebruiken in dagdagelijkse politieke discussies. Het boek is dus in de eerste plaats bedoeld als een soort van handboek om mensen te introduceren in marxistische analyses, maar dan zonder het niveau te laten dalen tot een meer basaal niveau. De taal en structurering zijn glashelder, en de lezer krijgt ook veel informatie mee wat betreft latere interpretaties van Marx’ concepten. Evengoed kan het boek dus ook gebruikt worden door sociale wetenschappers om lopend onderzoek te kunnen stofferen. Wat voor Musto van het grootste belang is, is om met dit boek aan te tonen dat het marxisme als wetenschappelijke analysemethode zeer open en flexibel is van uitgangspunten. Het staat diametraal tegenover allerhande orthodoxe interpretaties, gecreëerd tijdens de Koude Oorlog, die helaas nog vaak opduiken in zelfs werken van academische onderzoekers. Ook stelt geen enkele auteur een definitieve interpretatie te geven, maar eerder lezers bij te staan in hedendaagse discussies hoe we onze samenleving moeten conceptualiseren. Musto stelt dat Marx van dubbel belang is. Enerzijds om de huidige heersende gedachten verder te kunnen bekritiseren, zeker in onze tijd van grote onzekerheden en verwarring, en anderzijds juist Marx mobiliseren om kritisch de gewezen “reële socialistische” landen te kunnen doorlichten. Elke vorm van orthodoxie is een doodsteek aan reële mogelijkheden om de samenleving terug in de goede richting te duwen. Theorie, en dus een open theoretisch debat, is dus van zeer wezenlijk belang om te komen tot het meer bewust omgaan met maatschappelijke fenomenen. Wat dit boek ook doet, is aantonen dat Marx’ analyses nooit beperkt zijn gebleven tot het economische veld, en geografisch niet tot de grenzen van Europa. De historische rol van kolonisatie blijft nog steeds een heet hangijzer om de samenhangendheid tussen het veroveren van niet-Europese gebieden en de opkomst van Europese machten te kunnen begrijpen. En al zeker wanneer we de discussie openen wat nu eigenlijk “primitieve accumulatie” is in relatie tot een verklaring van de opkomst van het kapitalisme. Ook moeten we de klassentegenstellingen in een samenleving begrijpen in een complexe gelaagdheid, waarin secundaire aspecten van die tegenstelling toch de boventoon kunnen voeren in een moderne samenleving. Bijvoorbeeld het concept van identiteit. Kortom. We hebben verschillende redenen gegeven waarom dit boek allerminst een slechte koop is. Het is een noodzakelijk boek voor eenieder die het kapitalisme beter wil begrijpen.

Hjalmar Jorge Joffre-Eichhorn, Johann Salazar & Patrick Anderson (red.), Lenin 150 (Samizdat). Hamburg: Kickass Books, 2020.

Het is een viering die ongemerkt voorbij is gegaan op het hoogtepunt van coronatijden. Maar enkele maanden geleden was het 150 jaar geleden dat Lenin geboren is. Een man die zonder twijfel het aanzicht van de moderniteit heeft veranderd. Misschien meer dan wie ook. Lenin is ook een naam die enorm veel controverse en weinig feitelijkheden oproept. Het ontbreekt vaak aan enige contextuele kennis bij degenen die zich willen uitlaten over deze illustere Rus. En zoals Zizek ons wist te zeggen, het is best aanvaardbaar om de naam Marx te laten vallen, maar met Lenin opent men steeds een deur van onproductieve debatten. Hjalmar Jorge Joffre-Eichhorn heeft samen met twee collega’s besloten om in eigen beheer toch een boek uit te brengen over de erfenis van Lenin. En het resultaat is niet uitsluitend een academische zitting geworden. De redacteurs van het boek hebben tevens kunstenaars en literatoren uitgenodigd om hun visie over Lenin te geven. Het is dus een zeer ongebruikelijk boek qua opzet en qua vorm. Het is dan ook geen toeval dat men gekozen heeft voor het woordje Samizdat als bijkomende titel. Samizdat is een Russische term voor verboden literatuur die verkocht werd in illegale circuits onder het naoorlogse Sovjet-regime. Vanaf de jaren 1960 was er een theoretische vrijheid van pers, maar elke uitgave moest eerst worden goedgekeurd door een ministerie. Vooral vertalingen van westerse literatuur werden op die manier zeer sterk gecontroleerd. Dus besloten literaire kringen dan maar in eigen beheer boeken te drukken en te verspreiden om kennis te kunnen maken met nieuwe evoluties voorbij het IJzeren Gordijn. Een boek over Lenin, en dan nog eentje die zeer ongewoon is opgevat, houdt een groot risico in voor om het even welke commerciële uitgever. Dus een Samizdat-uitgave was dus eerder aangewezen.

Het boek is dus niet alleen bedoeld om mensen te informeren. Het is ook een esthetisch pareltje met prachtige foto’s en opvallende lay-out. Met andere woorden, het is “instant cult”, een hebbeding voor elke bibliofiel. De fotograaf koos enerzijds voor een voelbare vorm van nostalgie naar een verdwenen tijd. Hij trok foto’s van Lenin standbeelden en allerhande architecturale artefacten die te maken hebben met de Russische Revolutie doorheen de ex-Sovjet Republieken. Maar evengoed trekt hij ook rurale als industriële landschappen van regio’s die doorheen de eigen geschiedenis werden getransformeerd door Lenins erfenis. En De fotograaf ging ook de geboorteregio van Lenin bezoeken, met een indringende fotoreportage van het huidige Kirgizië. Een regio waar ogenschijnlijk de tijd is blijven stilstaan, aan de uiterste rand van het oude Russische imperium. Wat opvalt is dat de fotograaf ook koos voor kleurenfoto’s. Hij wil ondanks de nostalgie geen artificieel gevoel opwekken die je zo vaak tegenkomt in erfgoedzaken. Het is een verleden duidelijk gegrond in onze huidige actuele wereld.

Het boek kan, of beter moet, gekocht worden omwille van de inhoud. Joffre-Eichhorn heeft gekozen om enkele van de meest gerenommeerde namen te vragen om een korte bijdrage te schrijven: Alain Badiou, Slavoj Zizek, Roland Boer, Kevin B. Anderson of Jodi Dean. Het zijn allen gekende marxistische onderzoekers die een genuanceerde en gefundeerde visie geven over de historische betekenis van Lenin. Voor Badiou is Lenin de werkelijke uitvinder van onze moderne notie van politiek. Politiek draait niet alleen rond het kleine debat wat betreft dagdagelijks beleid, maar het politiek denken over de politiek: welke samenleving willen we inrichten, welke tegenstrijdige belangen zijn aanwezig in die samenleving, etc. Met andere woorden, voor Lenin kan politiek debat niet eindigen in een synthese. Antagonisme zal blijven bestaan. Lenin is dan ook de tweede revolutie. De eerste was de Franse Revolutie, waarbij een politiek bestel werd omvergeworpen. De tweede revolutie, de Russische, was een revolutie doorheen alle gelederen van de samenleving om te komen tot een nieuw maatschappelijk organisatiemodel. Voor Zizek is Lenin van belang om het politieke aspect van elke radicale maatschappelijke verandering te herdenken. Het klassieke debat tussen reformisten en revolutionairen is nooit verdwenen. Je hebt een linkerzijde die nog steeds een afstand wil bewaren tegenover het gevestigde structuren. Maar dan krijg je de opmerking dat deze linkerzijde nooit beleidsverantwoordelijkheid wil nemen. En je hebt dan ook de reformisten, die steeds worden geïncorporeerd in een beleid dat tegengesteld is aan de eigen uitgangspunten. Bij Lenin lag dat anders. Hij was gekant tegen de reformisten, maar hij omarmde ook ten volle de verantwoordelijkheden om een beleid te maken. Een beleid gestoeld op het herdenken van de fundamenten om een geciviliseerde samenleving te construeren. En deze gedachte is nog steeds relevant met de hedendaagse uitdagingen, zoals klimaatopwarming of de stijgende armoede.

Het zijn niet uitsluitend academische bijdragen die je kan vinden in het boek. Evengoed weten de redacteurs zeer indringende poëzie te vinden over revolutionaire dromen en haast onoverkomelijke uitdagingen. Lenin nodigt ook uit om reflecties te maken over onze huidige realiteit. Een tweede Sovjet-Unie zal nooit ontstaan. En de Sovjet-Unie bezat vele systeemfouten waar we absoluut niet blind moeten voor zijn. Maar toch, doorheen verschillende essays over de culturele betekenis van Lenin 150 jaar later schemert toch ook de vraag door wat we misschien verloren hebben aan realisaties die de Russische Revolutie had bewerkstelligd. Ook wilden de redacteurs de internationale betekenis van Lenins impact onderstrepen. De Russische Revolutie, althans vooraleer Stalin de macht usurpeerde, was fundamenteel gebaseerd op proletarische solidariteit tussen regio’s en continenten. En Rusland was daarbij ook het allerlaatste land waarvan men 100 jaar terug vermoedde dat daar net een revolutie zou plaatsvinden. Die rol was toen voorbestemd voor Duitsland of Frankrijk. Dus besloten de redacteurs ook bijdragen te vragen van mensen die in de uithoeken van onze planeet wonen: Zuid-Afrika, Kirgizië, China, India of Mexico. En in deze bijdragen merk je onmiddellijk dat de receptiegeschiedenis van Lenin enorm verschilt van het westers collectief historisch bewustzijn. Lenin die veelal nog wordt beschouwd als een direct inspiratiepunt voor mensen die zich volledig inzetten voor maatschappelijke verandering. En dus bijdragen die niet onze platgetreden padden bewandelen. Een mondiaal perspectief met eindeloze diversiteit.

Kortom, koop dit kleinood. Het valt in geen enkele categorie te plaatsen, het leest als een trein en de lezer wordt daarbovenop ook nog eens op verrassende wijze geïnformeerd.

Dit boek werd gepubliceerd door een “indie uitgeverij”, met andere woorden onder eigen beheer. Het boek moet op directe wijze gekocht worden bij de auteurs (15 euro). Je kan een mail sturen naar: lenin150@posteo.de om een exemplaar te bestellen. Ook deze website verkoopt het boek: www.darajapress.com  

Vincent Scheltiens & Bruno Verlaeckt, Extreemrechts. De geschiedenis herhaalt zich niet (op dezelfde manier). Brussel: ASP, 2021.

Vincent Scheltiens kennen we nog omwille van de grote auteurstour in België naar aanleiding van zijn vorig boek De sociaaldemocratie is doodziek. Na de geschiedenis van de sociaaldemocratie onder het vergrootglas te hebben genomen, heeft Vincent nu beslist om hetzelfde te doen voor de extreemrechtse bewegingen in het Westen. Hij besloot daarbij samen te werken met Bruno Verlaeckt, Voorzitter van ABVV-Antwerpen en van de Algemene Centrale van Antwerpen en Waasland. De directe aanleiding is de moeder van alle verkiezingen, deze in 2024, wanneer op alle statelijke niveaus van ons land nieuwe representanten van het volk worden verkozen. En het is niet bepaald een geheim, extreemrechts en nieuw-rechts zijn zeer aanwezig in de huidige politieke en ideologische constellatie, voornamelijk in het noorden van ons land. Dat het Vlaams Belang nog steeds kan beschouwd worden als een fascistische partij, daar bestaat weinig twijfel over. De N-VA is dat uiteraard niet, hoewel beide partijen duidelijk historische wortels hebben in de collaboratie. Een eerste legitieme vraag die Scheltiens en Verlaeckt stellen, is hoe we eigenlijk de N-VA kunnen definiëren. Het uiteindelijke doel is om een dominante rechtse volkspartij te worden. De partij lijkt tevens steeds op twee benen te hinken: enerzijds lonken naar extreemrechtse stemmers door voortdurend verdoken of niet zo verdoken te stampen naar allerhande minderheden, en anderzijds zichzelf te presenteren als een zakelijke partij die alleen het algemene Vlaamse belang wil dienen. De N-VA is daar niet echt innovatief in. CDU-CSU doet dit reeds 40 jaar, met bijvoorbeeld Schäuble die zich openlijk schaarde achter de neonazistische leuze “Duitsland aan de Duitsers”. Maar in tegenstelling tot de CDU-CSU kan deze strategie niet alleen veel stemmen opbrengen, maar tevens ook een bom leggen onder de organisatorische cohesie van de partij. De reden waarom de partij nog steeds afhankelijk is van 1 man: Bart De Wever. De ene keer haalt hij Romeinse literatuur aan, de andere keer maakt hij de meest platvloerse opmerkingen. Hij is de eigenaar van deze strategie, en hij wordt beschouwd als degene die alle fricties kan overstijgen. Ook is het duidelijk dat Vlaanderen nog steeds geen eigen bourgeoisie bezit, vermits eigenaars van grotere bedrijven besluiten hun fabrieken te verkopen aan buitenlandse financiële investeerders. Dit maakt dat de N-VA geen stabiel blok kan vormen met een dominante elite. Aan openlijke extreemzijde blijkt het VB zichzelf te hebben heruitgevonden via succesvolle marketing op sociale media, en daarbij nu ook hevig inzet op het mobiliseren van een achterban in de publieke ruimte. Daarenboven is een duidelijke neonazistische subcultuur zeer actief in het werven van jonge mensen, waarbij wapenbezit en een lichaamscultuur in het oog springen.

Scheltiens en Verlaeckt stellen dan ook de openlijke vraag wat de redenen zijn dat dergelijk rechts weet electoraal te scoren. Ja, er bestaan subculturen op het internet. Maar de auteurs wijzen ook op de collectieve schuld van de gevestigde massapers. Zij hebben reeds jaren de sluizen opengezet om bepaalde denkbeelden en termen te normaliseren. Het is een aspect dat veel journalisten nog doet steigeren van woede. Anderzijds is het extreemrechts en nieuw-rechts die voortdurend de druk op de ketel houden. Zij beschouwen de zeldzame vormen van kritiek als een bewijs dat ze worden vervolgd door een journalistiek complot, ergo ondermijnen journalisten de werkelijke belangen van het volk. Kortom, het is een boek dat verplicht in de bibliotheek van elke rechtgeaarde democraat zou moeten staan. Het is een interventie die net op tijd komt.

Dit is een verkorte recensie. Dit najaar spenderen wij met Aktief en Masereelfonds uitgebreid aandacht aan zowel dit boek als een werk dat uitkomt over hetzelfde onderwerp onder redactie van onze voorzitter Karim Zahidi en Robrecht Vanderbeeken. Wij geven dan ook een aantal gratis exemplaren weg aan de lezers van elk van deze boeken.